‘Die man rende de trap af. Hij had iets in z’n hand… ik kon niet goed zien wat. Papieren of een boek of zo…’
Peter van Opperdoes knikte en liep het huis van Maurits Lepelaar in. De gehele woning was overhoopgehaald. De indringer was naar iets op zoek geweest, dat was duidelijk.
Kasten waren leeggetrokken, boeken waren op de grond gegooid. Het bed stond rechtop en het matras lag half tegen de muur aan.
Zwijgend liep Peter van Opperdoes door de woning. Er was geen plek die niet met grof geweld overhoop was gehaald.
En kennelijk had de indringer gevonden wat hij zocht, want in de hal van de woning van Maurits Lepelaar, vlak voor de voordeur, lagen twee boekjes, kennelijk uit de handen van de indringer gevallen op het moment dat hij werd betrapt.
Peter van Opperdoes pakte ze op en liep ermee het trapportaal in.
De gewonde man kwam met een schok omhoog. ‘Dat zijn ze! Zulke boekjes had die man ook in zijn hand toen hij wegrende…’
Peter van Opperdoes knikte en sloeg een van de boekjes open.
‘Loesjes Dagboek’ stond met sierlijke letters op de eerste bladzijde geschreven.
Hoofdstuk 7
Toen de beide rechercheurs na een uitgebreid onderzoek vanuit de woning van Maurits Lepelaar in Amsterdam bij het politiebureau Raampoort terugkwamen, legde Peter van Opperdoes de beide dagboekjes van Loesje de Vries voor zich op zijn bureau. Met dichtgeknepen lippen liet hij zich loom en afgemat in zijn stoel zakken. Hij schoof de boekjes iets verder van zich af en gebaarde in de richting van Jacob, die aan het bureau tegenover hem was gaan zitten.
‘Het is pure ellende,’ sprak hij moedeloos, ‘we lopen in deze zaak steeds achter de feiten aan.’
‘Hoezo?’
Peter van Opperdoes gebaarde voor zich uit. ‘Denk maar na… we vinden een dode Loesje de Vries en als wij Maurits Lepelaar over haar dood nader aan de tand willen voelen, vinden wij ook hem vermoord.’
Jacob knikte instemmend. ‘Weer een laffe daad… net als bij Loesje de Vries… twee schoten in de rug.’
‘En dus dezelfde dader.’
Jacob reageerde onmiddellijk. ‘Zonder twijfel.’
Peter van Opperdoes trok rimpels in zijn voorhoofd en kauwde even op zijn onderlip. ‘Ik… eh,’ sprak hij nadenkend, ‘ik ben het met je eens. Als bij de gerechtelijke sectie morgenochtend in het lichaam van Maurits Lepelaar kogels met eenzelfde markering… eenzelfde afwijking… worden aangetroffen, hebben wij daarover absolute zekerheid.’
Jacob stak waarschuwend zijn wijsvinger op. ‘Tenzij de moordenaar van Loesje zijn revolver even aan een ander heeft uitgeleend.’
Peter van Opperdoes trok zijn wenkbrauwen samen. ‘Om met dat wapen Maurits Lepelaar te vermoorden?’
‘Ja.’
De oude rechercheur trok een bedenkelijk gezicht. ‘Niet aannemelijk. Die mogelijkheid is naar mijn gevoel te verwaarlozen.’
Jacob glimlachte. ‘Wat vind je van de plotseling opgedoken halfzuster van Loesje de Vries?’
‘De knappe Gabriëlle Ibramovic?’
‘Ja.’
‘Een geheimzinnige tante. Ze is door haar huwelijk met de criminele Igor behoorlijk met de zware misdaad in aanraking gekomen. Ze was bepaald niet openhartig. Volgens mij wist ze meer dan ze wilde prijsgeven.’
Jacob hield zijn hoofd iets schuin. ‘Toch was het halfzuster Gabriëlle die ons op het spoor bracht van de dagboeken, die haar halfzuster Loesje de Vries bijhield.’
‘Zeker.’
Jacob wees voor zich uit. ‘En ik vond het heel knap,’ sprak hij bewonderend, ‘dat jij zo snel de plek ontdekte waar Loesje de Vries vrijwel zeker haar geheime aantekeningen bewaarde.’
Peter van Opperdoes maakte een afwerend gebaar. ‘Zonder merkbaar succes. De lade in de rand van haar bed was leeg.’
Jacob spreidde zijn armen. ‘Volgens onze prozaïsche gedachten… terecht naar ik meen… was er slechts één man die de geheime bergplaats van de boeken van Loesje de Vries kende.’
‘Je bedoelt haar vriend, pooier, souteneur… vul maar in… Maurits Lepelaar.’ Peter van Opperdoes maakte een mistroostig gebaartje. ‘En weer holden wij… stomme rechercheurs… achter de feiten aan.’
Jacob grijnsde breed. ‘Wij vonden de door ons verzegelde woning van de vermoorde Maurits Lepelaar opengebroken en vrijwel de gehele reeks dagboeken gestolen.’ De jonge rechercheur zweeg even, nadenkend. ‘Maar dat was van ons geen stomme actie,’ ging hij verder. ‘Wij konden niet voorzien dat er buiten halfzuster Gabriëlle en Maurits Lepelaar nog iemand op de hoogte was van het bestaan van de dagboeken.’
Peter van Opperdoes negeerde de opmerking. Hij wees naar de telefoon. ‘Heb je nog bij het Slotervaartziekenhuis geïnformeerd hoe de buurman van de tweede etage het maakt… naar de aard van zijn verwondingen?’
Jacob knikte. ‘Het valt mee.’
‘Gelukkig.’
‘Vermoedelijk heeft hij een klap met een soort breekijzer gekregen. Ze houden hem nog een nachtje ter observatie en dan mag hij naar huis.’
Peter van Opperdoes zuchtte diep. ‘Jammer dat hij geen deugdelijk signalement van zijn aanvaller kan geven.’
Jacob trok zijn schouders iets op. ‘Buurman zal enige tijd buiten bewustzijn zijn geweest. Dat schat ik zo. Ik heb het letsel bekeken. Het was een fikse hoofdwond. De gevolgen van de klap hadden veel fataler kunnen zijn.’
Peter van Opperdoes gniffelde. ‘Dan hadden we nu drie moorden op ons conto.’
Jacob stak even zijn beide handen omhoog. ‘Ik vind twee al meer dan genoeg.’
Peter van Opperdoes leunde in zijn stoel achterover. ‘Wat weten we van die vent?’
‘Wie bedoel je?’
‘De man die nu een gedeelte van de dagboeken van Loesje de Vries in zijn bezit heeft.’
Jacob grinnikte. ‘Gezien zijn brute optreden tegen de buurman van de tweede etage is hij puur gewelddadig.’
Peter van Opperdoes schudde zijn hoofd. ‘Dat bedoel ik niet. Wat is zijn rol in de twee moorden die wij nu in behandeling hebben?’
‘Geen flauw idee.’
Peter van Opperdoes boog zich weer naar voren. ‘Laat ik je eens een paar simpele vragen stellen.’ Hij trok zijn neus iets op. ‘Niet om jouw wijsheid te testen, maar om onze gedachten te bepalen.’
Jacob spreidde zijn handen. ‘Ga je gang. Vragen staat vrij.’
Peter van Opperdoes glimlachte om het gebaar. ‘Wat denk je… kende hij Loesje de Vries?’
Jacob dacht even na. ‘Mogelijk. Misschien had de man haar wel eens als klant bezocht.’
‘Onder een schuilnaam?’
‘Ja.’
‘Kanjer?’
Jacob maakte een hulpeloos gebaar. ‘We hebben samen al eens eerder de mogelijkheid overwogen dat Kanjer geen eenmalige bezoeker van Loesje de Vries was. Integendeel. Volgens Maurits Lepelaar was Kanjer zelfs de man die haar angst inboezemde.’
‘Waarom?’
‘Zijn gewelddadige gedrag.’
‘Wist hij dat zij dagboeken bijhield?’
‘Vermoedelijk.’
‘Uit eigen wetenschap?’
‘Dat lijkt me niet. Ik denk dat iemand hem dat heeft ingefluisterd.’
‘Maurits Lepelaar?’
‘Wellicht.’
‘Kende hij Maurits Lepelaar?’
Jacob knikte nadrukkelijk. ‘Daar kunnen we wel van uitgaan. Hij kende zijn adres en ging ervan uit dat Maurits Lepelaar de dagboeken van Loesje de Vries in zijn bezit had.’
‘Waarom wilde hij die dagboeken?’
‘Omdat de inhoud mogelijk belastend was.’
‘Voor wie?’
Jacob greep met beide handen naar zijn hoofd. ‘Voor hemzelf… of mogelijk voor de man of vrouw die wij nog niet hebben ontmoet… die wij nog niet kennen.’
Peter van Opperdoes keek zijn jonge collega uitdagend aan. ‘Samenvattend?’
Jacob liet zijn hoofd iets zakken. ‘Klote.’
Peter van Opperdoes schudde zijn hoofd. ‘Een antwoord… liefst in begrijpelijk Nederlands.’
Jacob knikte nederig. ‘Wij,’ verzuchtte hij, ‘zijn in deze verdomde moordzaak nog geen steek verder.’