Выбрать главу

Peter van Opperdoes keek op zijn polshorloge en blikte daarna omhoog, naar zijn jonge collega. De plooien rond zijn mond krulden tot een glimlach. ‘Buiten het feit dat je verzot bent op een vet patatje oorlog uit de snackbar weet ik feitelijk nog maar weinig van je. Ben je getrouwd?’

Jacob knikte traag. ‘Al ruim tien jaar. Ik heb een lieve vrouw en twee schatten van kinderen.’

Peter van Opperdoes maakte een nonchalant gebaar. ‘Dat moet wel… met zo’n man… zo’n vader.’ De oude rechercheur zweeg even. ‘Is jouw vrouw blij dat je dit beroep hebt gekozen?’

‘Rechercheur bij de politie?’

‘Ja.’

Jacob liet een milde glimlach zien. ‘Ze berust erin.’

Peter van Opperdoes plukte aan zijn neus. ‘Daar zal het bij blijven,’ sprak hij ernstig. ‘Berusten, accepteren, aanvaarden… zich neerleggen bij jouw wens om dit leven te leiden… maar vrede zal ze er niet mee hebben… geen minuut.’

De oude rechercheur tikte met zijn wijsvinger op het glas van zijn horloge.

‘Het is alweer laat. Ga naar huis. Denk aan de gerechtelijke sectie morgenochtend op het lijk van Maurits Lepelaar en… doe ze thuis de groeten van me.’

Toen Jacob na een stille groet uit de recherchekamer was verdwenen, trok Peter van Opperdoes de beide dagboeken van Loesje de Vries naar zich toe en begon te lezen. De in een keurig handschrift opgeschreven ontboezemingen boeiden hem. Loesje de Vries bleek in staat om markante momenten uit haar bewogen leven scherp en spits te verwoorden.

Na ruim een uur groeide in de oude rechercheur het gevoel… een kriebelend besef… dat hij in die verlaten recherchekamer van bureau Raampoort niet alleen was. Hij schoof de dagboeken iets van zich af en keek op. ‘Ben jij er?’

‘Ja.’

‘Waarom?’

‘Ik was niet voor niets zoveel jaren met je getrouwd. Ik weet wanneer jij mij nodig hebt.’

‘Is dat zo?’

‘Absoluut.’

‘Ik heb dat gevoel niet.’

‘Jij wist het altijd beter. Die eigenzinnigheid ben je nog steeds niet kwijt.’

‘Een karakterfoutje.’

‘Luister nu eens naar me.’

‘Oké.’

‘Naar mijn overtuiging dwalen jij en jouw jonge collega blind en hulpeloos rond in een mysterieuze sluier… geen kans op ontsnapping.’

‘Je bedoelt… daar zit geen spleet licht tussen.’

‘Precies. Wanneer alle mensen die mogelijk enig licht in die donkere sluier kunnen brengen worden vermoord, houd je geen getuige meer over.’

‘En geen getuigen… geen zaak.’

‘Daar ben je zo langzaam toch wel achter gekomen.’

Peter van Opperdoes keek naar zijn jonge collega op. ‘Hoe was de sectie vanmorgen?’

Jacob liet zich in de stoel achter zijn bureau zakken. ‘Het viel me mee,’ sprak hij opgelucht. ‘Het heeft mij niet zo aangegrepen als de gerechtelijke sectie op het lijk van Loesje de Vries. Ik kon deze keer de handelingen van de patholoog-anatoom bijna emotieloos volgen.’

‘Het is een kwestie van gewenning.’

‘Daar lijkt het op.’

‘Bijzonderheden?’

Jacob schudde zijn hoofd. ‘De modus operandi is vrijwel identiek… twee schoten in de rug. Een van de kogels heeft het hart van Maurits Lepelaar doorboord.’

Peter van Opperdoes knikte begrijpend. ‘Doodsoorzaak inwendige bloeding.’

Jacob tastte in een zijzak van zijn colbert, nam daaruit twee plastic zakjes en schoof die naar de oude rechercheur.

‘De kogels.’

‘Heb je ze al bekeken?’

‘Ja.’

‘Dezelfde markeringen?’

‘Precies.’

‘Dus afkomstig uit hetzelfde wapen.’

‘Absoluut.’

Peter van Opperdoes liet de kogels door zijn handen glijden. ‘Stuur ze net als die van Loesje de Vries maar naar de technische dienst.’

Jacob wees naar de beide boekjes op het bureau van de oude rechercheur. ‘Heb je ze gelezen?’

Peter van Opperdoes knikte. ‘Het zijn dagboekaantekeningen van enige jaren geleden. Van recente gebeurtenissen of problemen zijn geen aantekeningen gemaakt.’ De oude rechercheur lachte. ‘Die lagen toen nog in de schoot van de toekomst.’

Jacob wees opnieuw naar de boekjes. ‘Hier hebben we dus niets aan.’

Peter van Opperdoes maakte een weifelend gebaar. ‘Er was iets in een van de boekjes,’ sprak hij traag, ‘dat mij frappeerde. Loesje de Vries vermeldt dat haar vader het huwelijk van haar halfzuster Gabriëlle met zijn vriend Igor Ibramovic heeft gearrangeerd.’

‘Wat?’

‘Dat staat er… ge-ar-ran-geerd. In dat boekje staat ook een adres van Igor Ibramovic in Moskou.’

Jacob trok zijn schouders op. ‘Daar hebben we niets meer aan. De man is dood.’

Peter van Opperdoes trok een bedenkelijk gezicht. ‘Daarvan ben ik nog niet zo overtuigd. Ik heb alle verzoeken tot opsporing, aanhouding en voorgeleiding van Igor Ibramovic nagetrokken. Er is nog geen enkel verzoek… ook niet bij de ons omringende landen… ingetrokken.’

Hoofdstuk 8

‘Igor Ibramovic?’

Johnny Barendse, de oud-rechercheur van de Warmoesstraat, zuchtte en friemelde met zijn vingers. ‘Igor Ibramovic…’

Peter van Opperdoes keek Johnny scherp aan, maar die ontweek zijn blik.

‘Peter, ik ben weg bij de politie. Fijn met pensioen. Ik hoef aan niemand meer verantwoording af te leggen. Laat mij lekker op mijn woonbootje zitten en de krant lezen. Val me niet lastig met ouwe zaken die er niet meer toe doen.’

Peter van Opperdoes hief zijn vinger op. ‘Vind jij dat twee doden er niet toe doen? Beiden zijn vermoord… laf vermoord… met hetzelfde wapen. Een Nagant 7.62. De Nagant die is gestolen bij de vader van het eerste slachtoffer, Loesje de Vries. En dat is een zaak die door jou en je tot nu toe onbekende collega behandeld is.’

Johnny Barendse stond met een ruk op. ‘En ik zie niet in wat Igor Ibramovic daarmee te maken heeft.’

Peter van Opperdoes keek Johnny onderzoekend aan. ‘Je zweet. Zo warm is het hier anders niet.’

Johnny veegde een hand over zijn voorhoofd en keek erin. Daarna veegde hij zijn hand af aan zijn broek. ‘En ik snap ook niet wat jij hier komt doen. Het is laat, ik wil slapen.’

Peter van Opperdoes liet een stilte vallen.

Johnny voelde zich steeds ongemakkelijker worden. Hij beende heen en weer in de kleine woonkamer van zijn woonboot, terwijl hij af en toe bij een van de kleine raampjes stil bleef staan. Met zijn vingers haalde hij de vitrage uit elkaar en keek naar buiten.

‘Verwacht je nog bezoek?’

Johnny schudde zijn hoofd. Hij wees naar Peter van Opperdoes. ‘En waarom ben jij hier helemaal alleen gekomen? Nou? Waar is je maat? Waarom ben jij niet gewoon thuis in plaats van dat je mij lastigvalt? Het is kerst. Met kerst hoor je mensen niet lastig te vallen. Mensen hebben dan wel wat anders te doen.’

Peter van Opperdoes keek hem rustig aan. ‘Ben je klaar?’

Johnny zag er verwilderd uit, maar toen hij merkte dat de oude rechercheur hem alleen maar vriendelijk aan bleef kijken, leek iets in zijn houding te veranderen. Hij knipperde met zijn ogen en zijn schouders zakten in. ‘Ik… eh… ik…’

Johnny slikte een paar keer en slofte uiteindelijk langzaam naar de eettafel, waar hij tegenover Peter van Opperdoes ging zitten. Hij nam een bierviltje dat er lag in zijn hand en schoof het dralend heen en weer over de tafel.

‘Schuimpie… kom op… je maakt het me lastig. Dat doen ouwe dienders van de Warmoesstraat toch niet?’

‘Ik maak het je niet lastig, Johnny. Dat doe je zelf. Vertel gewoon wat er is gebeurd. Niks meer en niks minder. Ik zit met twee doden en het onderzoek zit aan alle kanten vast.’

‘En dan kom je weer bij mij terug? Waarom?’