Выбрать главу

Het bureau deed hem steeds meer aan een kasteel in de oude binnenstad denken, met hekken en torens en al. Boven aan de trap sloeg hij rechtsaf de recherchekamer in. Jacob zat aan zijn tafel met zijn hoofd in zijn handen.

‘Wat moeten we daar nou weer mee?’

Peter van Opperdoes sjokte naar het raam en keek met zijn handen op zijn rug over de Bloemgracht. Nu de sneeuw langzaamaan verdween, kwamen de Jordanezen weer naar buiten. Aan de overkant van de Marnixstraat waren kinderen sneeuwballen aan het gooien. Toen ze de oude rechercheur in het oog kregen, vlogen de sneeuwballen naar de ramen van het politiebureau.

‘Ik kan het ook niet geloven. Al sta ik er ook weer niet van te kijken, als ik er zo over nadenk.’

Onwillekeurig deinsde hij achteruit toen een sneeuwbal tegen zijn raam uiteenspatte. Quasi-boos, met een grijns op zijn gezicht, schudde hij zijn vinger heen en weer naar de rotjochies aan de overkant, die lachend uiteenstoven en verdwenen.

Peter van Opperdoes liet de gebeurtenissen van die dag nogmaals aan zijn geestesoog voorbijtrekken.

Het had even geduurd, maar Rutger was bozer en bozer geworden, totdat hij uiteindelijk in woede uitbarstte. Toen begon hij te praten, snel en in korte zinnen die als staccato mitrailleurvuur uit zijn mond schoten.

‘Ik heb die moorden niet gepleegd.

Ik ken Loesje wel, al wist ik niet dat ze Loesje heette.

Dat wapen, die Nagant, was niet van mij.

Ik heb het gekregen van een vriend van mij.

Die vriend komt uit Rusland.

Ik ken hem al heel lang.

Het wapen is van hem.

Hij heeft het weer van me afgenomen, meteen nadat Loesje het wapen had gezien.

Ik hoor nu pas dat Loesje en haar vriend zijn vermoord.

Ik weet niet wie dat heeft gedaan.

Ik weet alleen dat ik het niet was.

Het moordwapen heeft hij van mij teruggenomen.

Ik denk dat hij het in mijn huis heeft geplant om mij voor de moord op te laten draaien.

Ik weet eigenlijk wel zeker dat het zo is gegaan.

Hij is daartoe in staat.

Het is een smerige hufter.

Ik heb die moorden niet gepleegd.

Jullie zullen hem nooit vinden. Ik weet ook niet waar hij woont.’

Het was na Rutgers relaas lang stil gebleven in de recherchekamer. Rutger was gebroken en zat met zijn hoofd omlaag licht hijgend op de stoel naast het bureau van Peter van Opperdoes.

‘Wie is die Rus, Rutger?’ vroeg Peter van Opperdoes zacht.

‘Igor,’ antwoordde Rutger. ‘Igor Ibramovic. Igor de Verschrikkelijke.’

Peter van Opperdoes en Jacob keken elkaar aan. ‘Igor de Verschrikkelijke is dood.’

Rutger had opgekeken en zijn hoofd geschud. ‘Dat heeft hij heel slim gedaan. Iedereen denkt inderdaad dat hij dood is. Maar dat is niet zo.’

‘Hij lult.’

Peter van Opperdoes draaide zich om. ‘Pardon?’

Jacob zat grimmig achter zijn bureau. ‘Hij lult. Rutger de Kanjer lult zwaar uit zijn nek. Het is heel makkelijk om iemand de schuld te geven die toch al dood is. Hij zegt zelf dat hij niet weet waar Igor woont en dat we hem nooit zullen vinden.’

‘Onzin,’ bromde Peter van Opperdoes. ‘Amsterdam is een dorp en wij kunnen iedereen vinden.’

‘O, ja? Hoe dan? Igor de Verschrikkelijke heeft een aantal jaren in Rusland doorgebracht en heeft daar ongetwijfeld zijn gezicht laten verbouwen en vermoedelijk zijn vingerafdrukken ook. Hoe wil je hem vinden? Het signalement dat Rutger ons heeft gegeven is van toepassing op iedere toerist uit het Oostblok: donkere ogen, donker haar en een hoekig, typisch Russisch gezicht. Nou, ga maar zoeken op het Damrak, het Rembrandtplein en het Leidseplein. Daar lopen er tientallen. Ga maar op een terrasje zitten, daar komen ze vanzelf bij bosjes voorbij.’

‘Ben je boos?’ grinnikte Peter van Opperdoes.

‘Helemaal niet. Ik kan er alleen niet tegen dat iemand zo’n slappe smoes gebruikt.’ Hij wees met zijn wijsvinger naar zijn oude collega. ‘En zullen we wedden dat hij er nog mee wegkomt ook? Je zal zien dat hij een rechter aan het twijfelen brengt. Per slot van rekening hebben we geen enkel bewijs om hem rechtstreeks aan de twee moorden te koppelen. We hadden zijn bekentenis nodig, en die hebben we niet.’

Peter van Opperdoes knikte langzaam. ‘Des te meer reden om zeer intensief naar Igor de Verschrikkelijke te zoeken.’

De mond van Jacob zakte langzaam open. ‘Dit meen je toch niet, hè? Wil je beweren dat je Rutger gelooft?’

Peter van Opperdoes plukte aan zijn neus. ‘Er zijn twee bijzonder goede redenen om Igor de Verschrikkelijke te gaan zoeken, en wel de volgende: als we hem vinden, hebben we waarschijnlijk de moordenaar. Hij heeft het wapen van Kanjer gekregen en de twee moorden gepleegd. Daar zouden we dan van uit kunnen gaan.’

‘Dat lijkt me duidelijk. Het is onwaarschijnlijk dat we hem vinden, maar goed… als we hem vinden hebben we de moordenaar te pakken, dat denk ik ook. Maar wat is dan de tweede goede reden?’

‘Dat we alles op alles zetten, maar Igor de Verschrikkelijke niet kunnen vinden. Of beter nog: dat we kunnen aantonen dat hij daadwerkelijk is overleden in Rusland. Dat zou namelijk betekenen dat Kanjer tegen ons heeft gelogen. En dat zou dan weer betekenen dat Kanjer wel degelijk de moordenaar van Loesje en Maurits Lepelaar is. En dat we dat dan moeten zien te bewijzen.’

Jacob kon hier niets tegen inbrengen.

‘Dat zijn inderdaad twee heel goede redenen om hem te gaan zoeken. Ik moet zeggen… hoe langer ik erover nadenk… had Igor Ibramovic inderdaad redenen genoeg om zich dood te laten verklaren. Heb jij daar niet een paar dagen geleden al ernstig aan getwijfeld?’

‘Zeker. En ik was niet de enige. Zoals ik al eerder zei: alle opsporingsverzoeken tegen Igor de Verschrikkelijke zijn namelijk nooit ingetrokken. Een man als Igor Ibramovic had niet alleen redenen genoeg om zich dood te laten verklaren, maar beschikte vervolgens ook over genoeg macht om een valse verklaring van een schouwarts en een doodgraver uit een of ander klein Russisch gehucht rond te sturen.’

Peter van Opperdoes keek weer naar buiten. De jongens aan de overkant hadden hun aandacht voor het politiebureau verloren en bekogelden nu de auto’s en trams die over de Marnixstraat reden met dikke sneeuwballen.

Hij zuchtte diep.

‘Blijft de vraag… waarom zou Igor de Verschrikkelijke zijn eigen schoonzus vermoorden?’

Jacob haalde zijn schouders op. ‘Ik kan voor Rutger… onze Kanjer… makkelijker een goed motief verzinnen. Loesje had de Nagant bij hem gezien.’

‘Ook daar hebben we het wel eens over gehad. Hij legde de Nagant vrijwillig op haar nachtkastje. Hij had haar meteen op dat moment kunnen vermoorden, maar heeft dat niet gedaan.’

Jacob ging verder. ‘Hij heeft haar vermoord nadat ze naar bureau Raampoort was gelopen. Uit wraak, omdat ze hem verraden had. Als ze haar mond had gehouden, zoals hij had verwacht, was haar niets overkomen.’

Peter van Opperdoes ijsbeerde heen en weer voor de halfronde ramen van de recherchekamer. ‘Het zou kunnen. Maar ik weet het niet… ik weet het niet. Het voelt niet goed.’

Hij was niet gelukkig met die redenering. Kanjer was geen domme man. Hij zou liever twee maanden in de gevangenis zitten, dan twintig jaar voor de moord op Loesje.

‘Bovendien…’ ging hij verder, ‘…waarom zou Kanjer Maurits Lepelaar dan hebben vermoord?’

Jacob kwam naast hem staan. ‘Simpel. Maurits was de vriend van Loesje, en haar pooier. Ze heeft hem verteld over het wapen en over Kanjer. Misschien heeft Maurits Lepelaar haar wel aangeraden om aangifte te doen. Je hebt zelf gezien hoe boos Kanjer kan worden. Hij ging door het lint, heeft die twee neergeschoten en heeft toen iemand verzonnen om de schuld te geven.’