De oude rechercheur knikte. ‘En graaft daarvoor een dode Igor de Verschrikkelijke op.’
‘Precies. Wij kunnen niet bewijzen dat hij niet dood is, ondanks de twijfels.’
Peter van Opperdoes zuchtte. ‘Je redenering klopt als een bus, Jacob. En toch is dat precies wat we moeten doen.’
‘Wat?’
‘Bewijzen dat hij niet dood is.’
‘Hoe?’
Het was een korte vraag, maar wel een die Peter van Opperdoes aan het denken zette. Hoe zouden ze dit aan moeten pakken? Stel dat Kanjer gelijk had en Igor niet te vinden was in Amsterdam?
Jacob was weer achter zijn bureau gaan zitten en rommelde met de doorzichtige en individueel genummerde plastic zakken waar de fouillering van de verdachte in zat. Omzichtig haalde hij er de mobiele telefoon van Kanjer uit tevoorschijn.
‘Misschien heeft hij hierin een telefoonnummer van Igor staan. Op zijn minst kunnen we aantonen dat hij hiermee Loesje de Vries heeft gebeld om een afspraak te maken.’
Hij haalde een laptop tevoorschijn en koppelde de telefoon middels een usb-kabel aan de computer. ‘Zo… eerst even alle gegevens uit die telefoon trekken. Als we een telefoonnummer vinden, zijn we misschien al iets verder. Dan kunnen we misschien zelfs uitpeilen waar Igor zich bevindt.’
Peter van Opperdoes zuchtte. ‘Daar ga je weer.’
Jacob keek op. ‘Wat bedoel je?’
‘Jij stort je weer op moderne opsporingstechnieken. Mobiele telefoons, uitpeilen…’
‘Wat is daar mis mee?’
‘Al dat moderne gedoe wordt binnengehaald als de oplossing voor alle problemen. Techniek, communicatie, dna… en ondertussen wordt het klassieke recherchewerk afgedaan als achterhaald en ouderwets.’
Jacob lachte. ‘Old school, noemen ze dat tegenwoordig.’
‘Ja, ja… recherchewerk uit de oude doos. Swiebertje. Maar in veel gevallen geef ik de voorkeur aan een goed verhoor boven een perfect technisch onderzoek.’
‘O, ja? Geef daar dan eens een voorbeeld van?’
Peter van Opperdoes zuchtte. ‘Meen je dat nou werkelijk? Wil je een voorbeeld?’
Jacob ging er eens goed voor zitten. Hij deed zijn la open en haalde het restant kerstbrood eruit. ‘Jij ook?’
De oude rechercheur schudde zijn hoofd. ‘Stel je voor, iemand heeft een kind ontvoerd. Hij is de enige die weet waar hij het kind verstopt heeft. Hij wordt opgepakt. Dan moet hij vertellen waar dat kind is. Dan kan jij technisch speuren wat je wilt, maar als hij niks vertelt, heb je niks.’
Jacob moest hem gelijk geven. ‘Goed, goed… maar wat is er mis met het doorzoeken van Kanjers telefoon naar het nummer van Igor de Verschrikkelijke?’
Peter van Opperdoes haalde zijn schouders op. ‘Igor de Verschrikkelijke is niet dom. Die weet al lang dat Kanjer is opgepakt. Als Kanjer een telefoonnummer van Igor zou hebben, denk je dat Igor die telefoon dan nog in zijn bezit heeft? Dat wij hem via die telefoon zullen vinden? Igor is daar veel te slim voor, Jacob. Die telefoon ligt al lang op de bodem van het IJ.’
‘Heb je soms weer een beter plan?’
‘Met mensen praten, Jacob… mensen vertellen je soms precies wat je wilt weten.’
Jacob bekeek de oude rechercheur met onverholen spot. ‘En jij denkt echt dat er iemand is die ons gaat vertellen waar Igor de Verschrikkelijke is?’
Peter van Opperdoes stond kreunend op en pakte zijn dikke montycoat van de kapstok. ‘Misschien wel… misschien wel, beste Jacob.’
Ze daalden de trappen van het bureau af en liepen de cellengang in. Met een paar forse knallen ontsloot Jacob de zware deur van de cel. Rutger zat ineengedoken op zijn brits, weggekropen in een hoek van de cel. Pas toen de deur open was, keek hij op.
‘We gaan Igor zoeken,’ deelde Peter van Opperdoes hem mee.
Rutger knikte. ‘Succes,’ fluisterde hij.
‘Moeten we voor jou nog een advocaat waarschuwen?’
Rutger schudde zijn hoofd.
‘Heb je een advocaat? Cas Dodewaard, misschien?’
Rutger fronste zijn wenkbrauwen. ‘Ik hoef geen advocaat, zei ik toch. En Cas Dodewaard al helemaal niet.’
‘Goed, goed…’ suste de oude rechercheur. ‘We laten het je meteen weten als we hem hebben gevonden.’
‘Succes…’ herhaalde Rutger nog maar een keer, zonder enige geestdrift. ‘Je zult het nodig hebben.’
Jacob sloot de deur zorgvuldig. ‘Die is niet echt enthousiast. Of hoopvol.’
Peter van Opperdoes liep monter voor hem uit naar de uitgang van het bureau. ‘Vind je het gek. Hij is inmiddels… in al zijn eenzaamheid in de cel… tot dezelfde conclusie gekomen als wij. Als wij Igor niet vinden, hangt hij voor twee moorden. Kom, we gaan op pad.’
Gabriëlle, de halfzuster van Loesje, woonde ook in de Jordaan, aan de andere kant van de Rozengracht. Het duurde niet lang voor ze de deur opendeed, nadat Jacob had aangebeld.
‘Rechercheur van Opperdoes. En dit is uw collega?’
‘Jacob,’ stelde Jacob zich voor.
Gabriëlle schudde hem de hand. ‘Wat kan ik voor u doen? Of komt u mij vertellen dat u de moordenaar van mijn zuster heeft gevonden?’
‘Misschien kunnen we dat beter binnen bespreken.’
Er gleed een licht verbaasde trek over haar gezicht, maar ze deed een stap opzij en hield de voordeur gastvrij open.
In de hal deed Peter van Opperdoes meteen de eerste zijdeur open en hij stapte de kamer in. Het was de slaapkamer van Gabriëlle.
‘U moet nog iets doorlopen, rechercheur.’ Gabriëlle hield hem gehaast aan de arm tegen.
‘Neem me niet kwalijk. Ik was even in de war met mijn eigen woning. Macht der gewoonte,’ verontschuldigde de oude rechercheur zich.
In de kleine woonkamer bleven de oude en de jonge rechercheur staan. Gabriëlle haastte zich om hen een stoel aan te bieden, maar Peter van Opperdoes liep heen en weer door de kamer.
‘Het gaat om… is dat uw echtgenoot?’ onderbrak hij zichzelf. In de kast, waarin ook boeken stonden, zag hij twee foto’s staan. Op een van de foto’s, overduidelijk in Rusland genomen gezien de gebouwen op de achtergrond, stond een jongen naast een oudere man.
‘Het enige dat ik nog heb van hem. Al het andere heb ik weggedaan.’ Ze zuchtte diep. ‘Ik weet hoe u over hem denkt, en u heeft waarschijnlijk ook wel gelijk. Maar ik was verliefd op die man. En dan… nou, ja… u snapt…’
Peter van Opperdoes knikte begrijpend. ‘Ik weet dat liefde soms heel ver kan gaan.’
Jacob keek hem even kort aan.
‘Is dit Igor met zijn vader?’
Gabriëlle reageerde scherp. ‘U komt hier vast niet om over mijn overleden echtgenoot te praten.’
Peter van Opperdoes draaide zich weg van de foto, die hij uitgebreid had bestudeerd. ‘Nee, nee, zeker niet. We komen u vertellen dat we iemand hebben aangehouden. De laatste klant van uw zuster.’
Gabriëlle keek hen met haar grote helgroene ogen aan. ‘De moordenaar?’ stamelde ze.
Jacob kuchte. ‘Dat weten we nog niet. Hij was in elk geval in het bezit van een vuurwapen, maar dat was naar alle waarschijnlijkheid niet het moordwapen.’
Gabriëlle sloeg haar handen voor haar mond en ging zitten. ‘O, mijn god. En waarom? Waarom is ze vermoord?’
‘Ook dat weten we nog niet.’
Ze keek snel van Jacob naar Peter van Opperdoes en terug. ‘Heeft die man… die monsterachtige moordenaar van mijn geliefde zuster… u dan helemaal niets verteld? Geef mij alstublieft een halfuur de tijd… laat mij met hem praten en hij zal u alles vertellen, dat verzeker ik u.’
‘Dat kunnen we niet toestaan, helaas. We doen ons best om alles zo snel mogelijk rond te krijgen.’