Gabriëlle haalde haar schouders op. Cas hield via zijn spiegels in de gaten wie er achter hem reed, maar ze werden niet gevolgd. Het was een automatisme van hem, maar nu hij gerustgesteld was, kon hij al zijn aandacht weer richten op de mooie vrouw naast hem.
‘Is er… is er iets speciaals waarover je me wilt spreken?’
‘Zeker. Rij maar richting de Jordaan. Misschien kunnen we wat drinken op de Westermarkt?’
Cas Dodewaard sloeg rechts af en was op zijn hoede, dat kon je aan alles merken. Gabriëlle herkende het gedrag van Igor, die had dat ook. Hun ogen flitsen alle kanten op, ze leken alles te zien en niemand te vertrouwen. Ze was eraan gewend geraakt.
De wegen waren weer prima begaanbaar, het sneeuwen was gestopt. Cas Dodewaard draaide de zware wagen de Nassaukade af en reed langs bureau Raampoort linksaf de Marnixstraat op.
‘Heb je al gegeten?’ vroeg Gabriëlle toen Cas de Westerstraat in reed.
Cas schudde zijn hoofd.
‘Stop hier anders maar,’ zei Gabriëlle toen ze halverwege de Westerstraat reden. Ze wees naar links, waar een onopvallende ingang een hip Italiaans restaurant verborg.
Gabriëlle ging hem voor de hal van het restaurant in, waar rechts veel mensen aan de bar zaten te wachten. Door twee zware gordijnen heen betraden ze een enorme zaal, die vol stond met tafeltjes en waar op de muur achter in het restaurant een film werd vertoond. Gabriëlle werd hartelijk verwelkomd door Giovanni, de bedrijfsleider, en meteen naar een tafeltje gebracht.
‘Je komt hier zeker vaker?’ spotte Cas Dodewaard.
‘Af en toe. Leuke plek hier. Bovendien lekker druk en rumoerig. Kan niemand ons horen. Dat zal jij wel op prijs stellen.’
Ze gingen zitten in een hoek, met niemand achter zich en een goed uitzicht op het restaurant. Na hen was niemand het restaurant binnengekomen.
Gabriëlle zag Cas Dodewaard naar de ingang staren. ‘Bang dat je achtervolgd wordt?’
‘Ik vertrouw de politie voor geen cent. Als ze een ex-collega kunnen pakken, zullen ze het niet laten.’ Hij pakte het menu en bestudeerde het aandachtig. ‘Heb ik het mis als ik zeg dat dit geen vriendschappelijke ontmoeting is, ondanks de verleidelijke start in de parkeergarage?’ vroeg hij bijna achteloos, zonder haar aan te kijken.
Gabriëlle haalde haar schouders op. ‘Ik ben niet echt in de stemming voor een vriendschappelijke ontmoeting na vanmiddag.’
Meteen was Cas Dodewaards interesse gewekt. ‘Wat was er vanmiddag?’
‘De politie was bij mij thuis. Recherche.’
Dodewaard legde het menu neer. ‘Werkelijk? Dat kan natuurlijk, in verband met het onderzoek naar de moord op Loesje. Het is niet vreemd dat ze de familie benaderen. Heb je hulp nodig? Ik kan je…’
Gabriëlle hief haar hand op. ‘Ik kan dat wel aan. Het gaat erom wat ze kwamen vragen. Dat heeft me meer aangegrepen.’
‘Wat dan?’
‘Ze vroegen of ik ze kon vertellen waar Igor is.’
Ondanks het gedimde licht van het sfeervolle restaurant kon Gabriëlle zien dat Cas Dodewaard in een fractie van een seconde lijkbleek was geworden en dat er zweetdruppels op zijn voorhoofd verschenen.
‘Igor is dood.’
‘Dat heb ik ze ook verteld, maar zij leken ervan overtuigd dat dat niet het geval was.’
‘De vuile hond…’ mompelde Cas Dodewaard.
‘Wie?’
Cas Dodewaard zuchtte diep en leek zichzelf weer in de hand te hebben. Hij depte zijn voorhoofd met zijn servet. ‘De recherche heeft een verdachte voor de moord vastzitten. Hebben ze je dat niet verteld? Ongetwijfeld heeft deze man een verhaal verzonnen om zichzelf vrij te pleiten. Een bijzonder ongeloofwaardig verhaal uiteraard… over Igor, die nog leeft en de moorden gepleegd heeft… maar die stompzinnige rechercheurs trappen daar natuurlijk vol overgave in.’
Een mandje met wat brood en boter werd neergezet.
‘Ik weet nog niet zo zeker of het wel zo’n bijzonder ongeloofwaardig verhaal is, Cas.’ Hoewel Gabriëlle’s stem vriendelijk klonk, was de onderliggende spanning om te snijden.
‘Wat bedoel je?’
‘Ze hebben me details over de moord verteld. Igor is de moordenaar, Cas, daar twijfel ik geen seconde aan.’
Cas Dodewaard zweeg.
‘Waarom, Cas? Waarom…?’
Cas Dodewaard liet zijn blik langs alle tafeltjes gaan… langs de mensen die er zaten, langs de obers die gehaast rondliepen. ‘Heb je iets over deze vermoedens tegen de rechercheurs geuit?’
Weer dat spottende geluid. ‘Alsof ik daar iets mee zou opschieten, alsof zij mijn vrienden zijn.’
Cas Dodewaard leek haar te geloven en ademde opgelucht uit. ‘Je brengt me anders wel in een moeilijke situatie.’
‘Ik heb niets gezegd.’
Cas Dodewaard keek in haar ogen. ‘Ik geloof je, omdat ik je ken. Het was…’ Hij boog voorover en zijn stem daalde tot een zacht gefluister. ‘Het was voor iedereen beter. Voor jou, voor Igor. Er zaten mensen achter hem aan. Ze zouden er niet voor terugdeinzen om ook jou iets aan te doen. Igor is…’ Hij zweeg, leek te twijfelen of hij zou vertellen wat hij wist. ‘Igor is in Amsterdam. Voor even. Hij heeft een missie. Er is iemand die hij…’ Weer leek Cas naar woorden te zoeken. ‘Hij wil wraak. Voor wat zijn vader is aangedaan. Voor wat jouw vader is aangedaan in Rusland. Niemand houdt hem tegen. Het is bijna zover. Die stomme idioot die dat wapen had… de Nagant… had bijna de hele boel verraden door dat wapen te laten zien aan Loesje.’
‘Heeft Igor daarom Loesje vermoord? En Maurits?’
‘Igor laat zich niet tegenhouden, Gabriëlle.’
‘Maar door mij wel.’
Cas Dodewaard schudde zijn hoofd. ‘Ook door jou niet, Gabriëlle. Doe geen domme dingen.’
‘Waar is hij?’ vroeg ze scherp.
‘Ik heb geen idee. Hij belt mij iedere keer met een ander telefoonnummer. Ik heb hem een keer ontmoet in het Amstel Hotel.’
‘Logeert hij daar?’
‘Nee, daar was hij om…’ Zijn stem stokte. ‘Ik weet het ook niet.’
Gabriëlle stond op. ‘En jij hebt dit geweten en mij niets gezegd.’
Ze nam het glas water en gooide het in Cas Dodewaards gezicht, waarna ze zich vooroverboog. ‘Je hebt mazzel dat we hier zitten. Ik had je ogen eruit moeten krabben.’
Ze verliet snel het restaurant en sloeg links af. In een verre donkere zijstraat zaten Peter van Opperdoes en Jacob zoals afgesproken in hun rechercheauto te wachten. Gabriëlle liep direct naar ze toe en haalde onderweg een klein digitaal opnameapparaat uit het borstzakje van haar colbertje. Terwijl ze langs de onherkenbare recherchewagen liep, liet ze het apparaat waarmee ze het hele gesprek met Cas Dodewaard had opgenomen ongezien door het geopende raampje in Jacobs schoot vallen.
‘Zorg dat je die smerige moordenaar snel te pakken krijgt, anders pak ik hem zelf,’ siste ze terwijl ze doorliep met haar wapperende jas en golvende haren, de donkere Jordaan in.
Twee uur later, op de recherchekamer van bureau Raampoort, luisterden Peter van Opperdoes en Jacob met stijgende verbazing het hele opgenomen gesprek af.
‘Dus onze Kanjer heeft niet gelogen,’ stelde Jacob na afloop tevreden vast.
‘Igor heeft er vast op gegokt dat Kanjer zijn mond zou houden, na zijn stomme fout in het kamertje bij Loesje. Voor hem was niet alleen Loesje een onverwacht risico geworden, maar ook haar dagboeken waarin ze ongetwijfeld de hele geschiedenis van Igor en haar vader had beschreven. Dat is Maurits Lepelaar noodlottig geworden.’
‘En Igor heeft voor de zekerheid Cas Dodewaard naar het bureau gestuurd om Kanjer er even van te “overtuigen” dat hij maar beter kon zwijgen over Igor. Door middel van bedreigingen… of het aanbieden van veel geld. Alleen kreeg hij geen toegang tot de verdachte.’
Peter van Opperdoes plukte aan zijn neus. ‘Blijft de vraag: waar vinden we Igor de Verschrikkelijke? Als we al weten waar hij zit, zal niemand hem vermoedelijk herkennen, als het klopt wat jij beweert over plastische chirurgie.’