Voordat ze aanbelden, legde Peter van Opperdoes zijn hand op de arm van Jacob.
‘Nu mag je je wapen trekken. Als we bij hem komen, weet hij dat we hem komen halen.’
‘Dan mag jij ook je wapen trekken.’
Peter van Opperdoes schudde zijn hoofd. ‘Dat heb ik nooit bij me.’
Jacob keek hem verwonderd aan. ‘Dat had je me dan wel even eerder mogen zeggen.’ Het klonk als een verwijt.
‘Hebben ze jou geen dossier van deze oude rechercheur gegeven, voordat je met me moest samenwerken? Daar stond vast in dat ik een hekel aan wapens heb. Of laat ik het zo zeggen: mijn eigen vrouw vertrouwde me niet met mijn wapen.’
Jacob zuchtte. ‘Bel nou maar aan.’
Peter van Opperdoes strekte zijn vinger uit. ‘Eén of twee hoog aanbellen?’
‘Wil je me testen?’
Peter van Opperdoes haalde zijn schouders op.
‘De verdachte woont op één hoog. De vraag is: wil je hem verrassen of niet? Als je hem wilt verrassen, bel je op twee hoog aan en vraag je of ze de voordeur willen openmaken, zodat je onopvallend en plotseling voor de deur bij de verdachte staat. Hoef je hem niet te verrassen, dan bel je gewoon bij Maurits Lepelaar zelf op één hoog aan. Ben ik geslaagd voor de test?’
Peter van Opperdoes drukte op de bel van twee hoog.
Jacob knikte instemmend. ‘Dat lijkt me een goed plan.’
Peter van Opperdoes boog hoffelijk zijn hoofd. ‘Ouwe rechercheurs zijn nog niet allemaal achterlijk. En jonge ook niet, dat blijkt maar weer eens.’
‘Wie is daar?’ klonk een stem uit de intercom met een vet Amsterdams accent.
‘Politie, kunt u even openmaken?’
Het duurde drie seconden, toen klikte de voordeur open. Jacob snelde de trap naar de eerste verdieping op.
Hijgend kwam Peter van Opperdoes achter hem aan.
Op de overloop wachtte Jacob bij de toegangsdeur op de eerste verdieping. Hij stelde zich op bij deur en maakte zich klaar om deze in te trappen.
Peter van Opperdoes zag iets en hief zijn hand op.
‘Wacht! De deur beweegt.’
Hij duwde tegen de deur van de woning van Maurits Lepelaar, die met een naargeestig geluid openzwaaide. Binnen was het donker.
Jacob keek om de hoek van de deur en trok schielijk zijn hoofd terug. Met zijn hand tastte hij om de hoek van de deur, en klikte het licht in de gang aan. Met zijn hoofd wenkte hij Peter van Opperdoes om te gaan kijken.
Op de drempel van de gang en de woonkamer lag het ontzielde lichaam van Maurits Lepelaar.
Hoofdstuk 5
Toen Jacob de volgende morgen de recherchekamer van het politiebureau Raampoort binnenstapte, schoof Peter van Opperdoes een lijvig dossier van de technische dienst ver van zich af en keek geamuseerd op. Zijn jonge collega zag er, zo vond hij, wat vermoeid uit. Zijn ogen stonden dof en zijn haar hing uit de plooi.
Met een wat trage pas kwam Jacob naderbij, slaakte een diepe zucht en liet zich met een plof in de stoel achter zijn bureau zakken.
De oude rechercheur lachte.
‘Gisteren… die twee moorden op een dag… was dat iets te veel voor een jonge rechercheur?’
Jacob schudde zijn hoofd. ‘Echt, ik heb vannacht ondanks dat gedoe van gisteren toch verrukkelijk geslapen. Een goed glas rode bourgogne voor het naar bed gaan doet wonderen.’
Hij schudde opnieuw zijn hoofd. ‘Maar die gerechtelijke sectie vanmorgen op Westgaarde was ronduit slopend.’
‘Hoezo?’
Jacob strekte zijn rug. ‘Als je er als jonge rechercheur toe wordt verplicht er met je neus bovenop te moeten staan om toe te zien hoe een mooi, jong vrouwenlijf door een patholoog-anatoom zonder enig spoor van emotie wordt opengepeuterd, dan gebeurt er vanbinnen toch iets met je.’
‘Wat dan?’
Jacob kneep zijn ogen halfdicht. ‘Het is verschrikkelijk. Je gevoel komt in een totale opstand. Je maag knort en bromt voortdurend een protest… alsof in jouw onmiddellijke nabijheid… pal voor jouw ogen… een gruwelijke moord wordt gepleegd… zonder dat je er ook maar iets aan kunt doen om dat te voorkomen. Dat is… dat is…’ stotterde hij, ‘…dat is ronduit frustrerend.’
Peter van Opperdoes maakte een nonchalant gebaartje. ‘Rustig maar. Na je tiende gerechtelijke sectie raak je eraan gewend. Of je went er nooit aan.’
Jacob zweeg even. Zijn hand gleed over zijn gezicht. ‘Het spijt me Peter,’ sprak hij zuchtend. ‘Echt. Zo’n patholoog-anatoom is in mijn ogen toch niet veel meer dan een gediplomeerd slager.’
Peter van Opperdoes grinnikte. ‘Laten de heren van het gilde der pathologisch-anatomen het maar niet horen.’ De oude rechercheur boog zich iets naar voren. ‘Heb je ondanks die aanvallen op jouw jonge ziel ook nog op de resultaten gelet?’
Jacob pakte zijn notitieboekje uit de binnenzak van zijn colbert.
‘Er is tweemaal op Loesje de Vries gevuurd. Althans, ze is twee keer geraakt. Beide keren hoog in haar rug. Het gebeurde volgens de patholoog-anatoom vermoedelijk tijdens de vlucht naar haar huis, terwijl ze iets gebogen liep. De kogels hebben haar lichaam niet verlaten. De baan van een van de kogels is iets afgeweken door het afketsen op een rib, links van het borstbeen. De andere kogel heeft rechtstreeks haar hart doorboord.’
Peter van Opperdoes knikte begrijpend. ‘Dat was de doodsoorzaak.’
Jacob knikte. ‘De patholoog-anatoom noemde als doodsoorzaak inwendige bloedingen.’
‘Wie was de patholoog-anatoom?’
‘Dokter Van Gorcum.’
Peter van Opperdoes hield zijn hoofd iets scheef. ‘Een aardige vent?’
Er kwam weer wat kleur op de wangen van Jacob. De vermoeide trekken verdwenen.
‘Toch wel,’ reageerde hij wat schuchter. ‘Zeker. Toen de kundige slager niet langer een vervaarlijk lancet in zijn handen had, leek hij plotseling heel normaal… vriendelijk, voorkomend, amicaal.’
De jonge rechercheur schoof de herinnering uit zijn gedachten, tastte naar een zijzak van zijn colbert en nam daaruit twee plastic zakjes. Hij schoof die zijn oudere collega toe.
‘De kogels,’ verduidelijkte hij. ‘De kogels uit het lichaam van Loesje.’
Peter van Opperdoes nam de projectielen uit de plastic zakjes en bekeek ze aandachtig. Een paar maal draaide hij de kogels tussen zijn vingers. Daarna legde hij ze op het bureau voor zich neer.
‘Ik heb niet zoveel verstand van wapens,’ formuleerde hij voorzichtig. ‘Ik bedoel… ik ben geen deskundige op dat gebied, maar beide kogels hebben duidelijk een identieke beschadiging.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Eenzelfde soort beschadiging komt op beide kogels voor.’
‘En dat betekent?’
Peter van Opperdoes treuzelde even. ‘Het zou kunnen betekenen,’ sprak hij met enige terughoudendheid, ‘dat de beschadigingen zijn veroorzaakt door afwijkingen in de trekken en velden van de loop van het wapen waarmee deze kogels zijn afgevuurd.’
Jacob keek hem verrast aan. ‘Dat is heel bijzonder.’
‘Ja.’
‘Wij hebben daarmee wellicht de mogelijkheid om de afgevuurde kogels naar het gebruikte moordwapen te herleiden?’
Peter van Opperdoes knikte. ‘Dat is heel scherp opgemerkt.’
Jacob negeerde de lof. ‘Het kan voor ons onderzoek waardevol zijn.
‘Zeker.’
Jacob stond van zijn stoel op, boog zich iets voorover en wees naar de twee kogels op het bureau van Peter van Opperdoes.
‘Ze lijken mij wat klein… kleiner dan de kogels uit onze dienstpistolen.’
De oude rechercheur knikte. ‘Die hebben het kaliber 9 mm.’
‘En deze dan?’ wees Jacob op de twee kogels.
‘Ik schat ze op kaliber 7.62 mm.’
De ogen van Jacob glinsterden. ‘Een Nagant?’
De beide rechercheurs zwegen een poosje. Het was Peter van Opperdoes die de stilte verbrak. Hij keek op zijn polshorloge.
‘Het is nu zo’n vierentwintig uur geleden dat de bevallige Loesje de Vries hier aan de Raampoort bij mij kwam en haar verhaal deed over een op seks beluste man die zich als Kanjer had gepresenteerd.’