‘U zegt het dagelijks. Pyat Pree is een leugenaar, Xaro is een intrigant, Belwas een opschepper, Arstan een moordenaar… houdt u mij voor een jonge maagd die niet hoort wat u eigenlijk zegt?’
‘Uwe genade…’
Ze overstemde hem. ‘U hebt zich een betere vriend betoond dan enig ander die ik ooit heb gekend, en een betere broer dan Viserys ooit is geweest. U bent het hoofd van mijn Koninginnengarde, de bevelhebber van mijn leger, mijn meest gewaardeerde raadgever, mijn betrouwbare rechterhand. Ik eer, respecteer en koester u maar begeren doe ik u niet, Jorah Mormont, en ik heb genoeg van uw pogingen alle andere mannen ter wereld bij mij uit de buurt te houden, zodat ik wel op u en niemand anders moet vertrouwen. Dat dient nergens toe, en u zult mij er niet dierbaarder om worden.’
Toen ze begon had Mormont een kleur gekregen, maar tegen de tijd dat Dany uitgesproken was, zag hij weer bleek. Hij bleef doodstil staan. ‘Zoals mijn koningin beveelt,’ zei hij kortaf en koeltjes. Dany was verhit voor twee. ‘Dat doet ze. Ze beveelt het. En gaat u zich nu om uw Onbezoedelden bekommeren. U hebt een veldslag voor u die u moet winnen.’
Toen hij weg was, wierp Dany zich naast haar draken op de kussens. Ze had ser Jorah niet zo scherp willen toespreken, maar zijn eeuwige achterdocht had eindelijk haar draak gewekt. Hij zal het me wel vergeven, hield ze zichzelf voor. Ik ben zijn gebiedster. Dany betrapte zich op de vraag of hij gelijk had wat Daario betrof. Plotseling voelde ze zich erg alleen. Mirri Maz Duur had haar voorzegd dat ze nooit een levend kind zou baren. Met mij sterft het huis Targaryen uit. Dat maakte haar treurig. ‘Jullie moeten mijn kinderen zijn,’ zei ze tegen haar draken, ‘mijn drie woeste kinderen. Arstan zegt dat draken ouder worden dan mensen, dus jullie zullen doorleven als ik dood ben.’
Drogon boog zijn hals tot een lus om even in haar hand te happen. Zijn tanden waren vlijmscherp, maar als ze zo speelden drong hij nooit door haar huid heen. Dany lachte en rolde hem heen en weer tot hij brulde en zijn staart als een zweep liet knallen. Die is langer geworden, zag ze, en morgen zal hij nog langer zijn. Ze groeien nu snel, en als ze volgroeid zijn heb ik mijn vleugels. Op een draak gezeten zou ze haar mannen kunnen aanvoeren in de strijd, zoals ze in Astapor had gedaan, maar nu waren ze nog te klein om haar gewicht te dragen.
Middernacht kwam en ging, en stilte daalde over het kamp neer. Dany bleef met haar dienstmaagden in haar paviljoen terwijl Arstan Witbaard en Sterke Belwas de wacht hielden. Het wachten is het moeilijkst. Dat ze werkeloos in haar tent zat terwijl haar veldslag zonder haar werd uitgevochten bezorgde Dany het gevoel, weer half een kind te zijn.
De uren kropen met een slakkengang voorbij. Zelfs nadat Jhiqui de kramp uit haar schouders had gemasseerd was Dany te rusteloos om te slapen. Missandei bood aan een wiegeliedje van het Vreedzame Volk voor haar te zingen, maar Dany schudde haar hoofd. ‘Laat Arstan komen,’ zei ze.
Toen de oude man kwam had ze zich in haar hrakkar-vacht gewikkeld, waarvan de belegen geur haar nog steeds aan Drogo herinnerde. ‘Ik kan niet slapen terwijl er mannen voor mij sneuvelen, Witbaard,’ zei ze. ‘Vertel me meer over mijn broer Rhaegar, als u wilt. Dat was een mooi verhaal dat u mij op het schip vertelde, over zijn besluit, een krijgsman te zijn.’
‘Dank u dat u dat zegt, uwe genade.’
‘Viserys zei dat onze broer vele toernooien had gewonnen.’
Arstan boog eerbiedig zijn witte hoofd. ‘Het is niet aan mij om de woorden van zijne genade tegen te spreken…’
‘Maar?’ zei Dany scherp. ‘Vertel op. Ik beveel het.’
‘De moed en bekwaamheid van uw broer waren aan geen twijfel onderhevig, maar hij betrad zelden het strijdperk. De muziek der zwaarden is hem nooit zo dierbaar geweest als Robert of Jaime Lannister. Het was een plicht, een taak die de wereld hem had opgelegd. Hij kweet zich er goed van, omdat hij alles goed deed. Dat lag in zijn aard. Maar hij schepte er geen vreugde in. De mensen zeiden dat hij veel meer van zijn harp dan van zijn lans hield.’
‘Maar een paar toernooien moet hij toch hebben gewonnen,’ zei Dany teleurgesteld.
‘In zijn jeugd weerde zijne genade zich voortreffelijk in een toernooi in Stormeinde. Hij versloeg heer Steffon Baratheon, heer Jason Mallister, de Rode Adder van Dorne en een mysterieuze ridder die de beruchte Simon Toyn bleek te zijn, de aanvoerder van de vogelvrijen van het koningsbos. Hij brak die dag twaalf lansen tegen ser Arthur Dayn.’
‘Dus hij was de kampioen?’
‘Nee, uwe genade. Met die eer ging een andere ridder van de Koningsgarde strijken. Die wierp prins Rhaegar in de laatste rit uit het zadel.’
Dany wilde niet horen hoe Rhaegar van zijn paard geworpen was. ‘Maar welke toernooien heeft mijn broer gewonnen?’
‘Uwe genade.’ De oude man aarzelde. ‘Hij won het grootste toernooi van allemaal.’
‘Welk toernooi was dat?’ wilde Dany weten.
‘Het toernooi dat heer Whent in Harrenhal bij het Godsoog liet houden, in het jaar van de valse lente. Een gedenkwaardig evenement. Behalve het steekspel was er een ouderwetse mêlee tussen zeven groepen ridders, en verder een schutterswedstrijd, bijlwerpen, een paardenrace, een zangerstoernooi, een optreden van mommers en vele feesten en partijen. Heer Whent was even vrijgevig als rijk. De ruim gevulde beurzen die hij uitloofde trokken honderden uitdagers aan. Zelfs uw koninklijke vader kwam naar Harrenhal, terwijl hij de Rode Burcht al jaren niet had verlaten. De voornaamste heren en grootste kampioenen van de Zeven Koninkrijken namen aan dat toernooi deel, en de prins van Drakensteen was hen allemaal de baas.’
‘Maar dat was het toernooi waarin hij Lyanna Stark tot koningin van liefde en schoonheid kroonde!’ zei Dany. ‘Zijn vrouw, prinses Elia, was er ook bij, en toch gaf mijn broer de kroon aan dat meisje Stark, en later roofde hij haar van haar verloofde. Hoe kon hij dat nu doen? Had die vrouw uit Dorne hem zo slecht behandeld?’
‘Het is niet aan iemand als ik om te zeggen wat er wellicht in het hart van uw broer leefde, uwe genade. Prinses Elia was een goede en minzame vrouwe, al is ze nooit gezond geweest.’
Dany trok de leeuwenvacht dichter om haar schouders. ‘Viserys zei eens dat het mijn schuld was, omdat ik te laat geboren was.’
Dat had ze fel tegengesproken, wist ze nog. Ze was zelfs zo ver gegaan tegen Viserys te zeggen dat het zijn schuld was, omdat hij niet als meisje geboren was. Om die brutaliteit had hij haar hardhandig geslagen. ‘Als ik eerder was geboren, zei hij, was Rhaegar met mij getrouwd in plaats van met Elia, en alles zou anders gelopen zijn. Als Rhaegar meer geluk had gehad met zijn vrouw, dan had hij geen behoefte gehad aan die meid van Stark.’
‘Misschien niet, uwe genade.’ Witbaard zweeg even. ‘Maar ik weet niet zeker of Rhaegar het in zich had om gelukkig te zijn.’
‘U doet het voorkomen of hij een zuurpruim was,’ wierp Dany tegen.
‘Geen zuurpruim, dat niet, maar… prins Rhaegar had iets melancholieks, een gevoel…’ Weer aarzelde de oude man.
‘Zeg op,’ drong ze aan. ‘Een gevoel…’
‘… van doem. Hij was in smarten geboren, mijn vorstin, en dat heeft al zijn levensdagen een schaduw over hem geworpen.’
Viserys had het maar één keer over Rhaegars geboorte gehad. Misschien had hij het verhaal te triest gevonden. ‘Hij werd door de schaduw van Zomerhal gekweld, nietwaar?’
‘Ja. En toch was Zomerhal de plaats waar de prins het meest van hield. Zo nu en dan ging hij erheen, met zijn harp als enige gezelschap. Zelfs de ridders van de Koningsgarde begeleidden hem dan niet. Hij sliep graag in de ingestorte zaal, onder de maan en de sterren, en telkens als hij terugkeerde, bracht hij een lied mee. Wie hem zijn hoge harp met de zilveren snaren hoorde bespelen en over schemering en tranen en de dood van koningen hoorde zingen, kon zich niet aan het gevoel ontrekken dat hij over zichzelf en zijn beminden zong.’