Выбрать главу

Voor Arya maakte het wel uit, al had ze niet kunnen zeggen waarom. Ned probeerde zich te verontschuldigen omdat hij haar uit haar doen had gebracht, maar dat wilde ze niet horen. Ze drukte haar hielen in de flanken van haar paard en liet hen allebei voor wat ze waren. Angui de Schutter reed een paar passen voor hen uit. Toen ze naast hem kwam, zei ze: ‘Dorners liegen toch?’

‘Daar zijn ze beroemd om.’ De boogschutter grijnsde. ‘Van ons Markers zeggen ze natuurlijk hetzelfde, dus dan weet je het wel. Waar wringt de schoen? Ned is een goeie jongen…’

‘Hij is een stomme leugenaar.’ Arya verliet het pad, sprong over een verrot stuk hout en plonsde een stroombedding door. De kreten van de vogelvrijen achter haar negeerde ze. Ze willen me alleen maar nog meer leugens vertellen. Ze overwoog een poging te doen om weg te komen, maar ze waren met te veel en ze kenden deze gebieden te goed. Wat had het voor zin om ervandoor te gaan als je toch werd gegrepen.

Het was Harwin die haar uiteindelijk inhaalde. ‘Waar dacht u dat u naartoe ging, jonkvrouwe? U moet niet weglopen. In deze wouden zitten wolven, en nog erger.’

‘Ik ben niet bang,’ zei ze. ‘Die jongen, Ned, die zei…’

‘Ja, hij heeft het me verteld. Jonkvrouwe Ashara Dayn. Dat is een oud verhaal. Ik heb het eens op Winterfel gehoord toen ik niet ouder was dan u nu bent.’ Hij greep haar breidel stevig vast en wendde haar paard. ‘Ik betwijfel of er enige waarheid in schuilt. Maar zo ja, wat dan nog? Toen Ned die Dornse jonkvrouw leerde kennen leefde zijn broer Brandon nog, en die was met jonkvrouwe Catelyn verloofd, dus er rust geen smet op uw vaders eer. Niets is zo geschikt als een toernooi om de gemoederen hoog te laten oplaaien, dus misschien zijn er ’s nachts in een tent wat woordjes gewisseld, wie zal het zeggen? Woorden, of kussen, of misschien meer, maar wat schuilt daar voor kwaad in? Het was lente, of dat dachten ze althans, en geen van beiden waren ze gebonden.’

‘Maar ze heeft zelfmoord gepleegd,’ zei Arya onzeker. ‘Ned zegt dat ze vanaf een toren in zee is gesprongen.’

‘Dat is waar,’ gaf Harwin toe terwijl hij haar terug leidde, ‘maar dat was uit rouw, wed ik. Ze had een broer verloren, het Zwaard van de Morgen.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Laat het maar rusten, jonkvrouwe. Ze zijn allemaal dood. Laat het rusten… en alstublieft, als we in Stroomvliet zijn, zeg hier dan niets van tegen uw moeder.’

Het dorp was precies waar Pees had gezegd dat het zou zijn. Ze schuilden in een grijsstenen stal. Er was nog maar een half dak, maar dat was een half dak meer dan enig ander gebouw in het dorp. Dit is geen dorp, dit zijn alleen maar zwarte stenen en ouwe botten. ‘Hebben de Lannisters de inwoners gedood?’ vroeg Arya terwijl ze Angui hielp met het droogwrijven van de paarden.

‘Nee.’ Hij wees. ‘Kijk maar wat een dikke laag mos er op de stenen zit. Daar is al tijden niemand meer aan geweest. En daar uit die muur groeit een boom. Dit plaatsje is lang geleden in brand gestoken.’

‘Wie heeft het dan gedaan?’ vroeg Gendry.

‘Hoster Tulling.’ Pees was een kromgebogen, mager oud mannetje, afkomstig uit deze streek. ‘Dit was het dorp van heer Goedenbeek. Toen Stroomvliet zich voor Robert verklaarde, bleef Goedenbeek de koning trouw, dus heeft heer Tulling hem te vuur en te zwaard bestreden. Na de Drietand sloot Goedenbeeks zoon vrede met Robert en heer Hoster, maar daar hadden de doden niets meer aan.’

Er viel een stilte. Gendry wierp Arya een vreemde blik toe en wendde zich toen af om zijn paard te roskammen. Buiten bleef de regen maar vallen. ‘Volgens mij hebben we een vuur nodig,’ verklaarde Thoros. ‘De nacht is donker en vol verschrikkingen. En nat ook, nietwaar? Veel te nat.’

Jaak Geluk hakte wat droog hout van een paardenbox af, terwijl Pees en Merrit stro verzamelden om het vuur aan te maken. Thoros zelf sloeg de vonk, en Liem wakkerde met zijn grote gele mantel de vlammen aan tot ze loeiden en dansten. Al snel was het bijna heet in de stal. Thoros zat er met gekruiste benen voor en verslond de vlammen met zijn blikken, net als op Hogenhart. Arya sloeg hem nauwlettend gade. Eenmaal bewogen zijn lippen, en ze dacht dat ze hem ‘Stroomvliet’ hoorde mompelen. Liem ijsbeerde hoestend heen en weer, op de hielen gezeten door een langgerekte schaduw, terwijl Torn van Zevenen zijn laarzen uittrok en zijn voeten masseerde. ‘Ik moet gek zijn, dat ik naar Stroomvliet terugga,’ klaagde de zanger. ‘Die Tullings hebben ouwe Torn nog nooit geluk gebracht. Die Lysa was het die me de hoge weg op stuurde, waar de maanmannen me mijn goud, mijn paard en ook nog eens al mijn kleren afpakten. In de Vallei zijn nog steeds ridders die kunnen vertellen hoe ik bij de Bloedpoort kwam met alleen mijn harp om mijn schaamte te bedekken. Ze lieten me eerst ‘De Naamdagjongen’ en ‘De Koning zonder Moed’ zingen voordat ze de poort openden. Mijn enige troost is dat drie van hen erin zijn gebleven van het lachen. Sindsdien ben ik niet meer in het Adelaarsnest geweest, en ‘De Koning zonder Moed’ zing ik ook nooit meer, nog niet voor al het goud van de Rots van Casterling…’

‘Lannisters,’ zei Thoros. ‘Brullend rood met goud.’ Hij werkte zich overeind en liep naar heer Beric. Liem en Torn volgden hem zonder dralen. Arya kon niet verstaan wat ze zeiden maar de zanger bleef maar blikken op haar werpen, en een keer werd Liem zo kwaad dat hij met een vuist tegen de Muur sloeg. Dat was het moment waarop Beric haar dichterbij wenkte. Het was het laatste wat ze wilde, maar Harwin duwde haar naar voren met een hand op haar onderrug. Ze deed twee stappen en aarzelde, vervuld van vrees. ‘Heer.’ Ze wachtte af wat heer Beric zou zeggen.

‘Vertel het haar,’ beval de Bliksemheer aan Thoros.

De rode priester hurkte naast haar. ‘Jonkvrouwe,’ zei hij, ‘de Heer heeft mij een blik op Stroomvliet geschonken. Een eiland in een zee van vuur, leek het wel. De vlammen waren springende leeuwen met lange, karmijnrode klauwen. En zoals ze brulden! Een zee van Lannisters, jonkvrouwe. Stroomvliet zal weldra worden aangevallen.’

Arya had een gevoel alsof hij een stomp in haar buik had gegeven. ‘Nee!’

‘Lieve kind,’ zei Thoros, ‘de vlammen liegen niet. Soms lees ik ze verkeerd, blinde dwaas die ik ben. Maar ditmaal niet, denk ik. Binnenkort zullen de Lannisters Stroomvliet belegeren.’

‘Robb zal ze verslaan.’ Arya’s gezicht werd koppig. ‘Hij zal ze verslaan, zoals hij al eerder heeft gedaan.’

‘Het kan zijn dat je broer vertrokken is,’ zei Thoros. ‘Je moeder ook. Ik heb hen niet in de vlammen gezien. Die bruiloft waar de oude vrouw over sprak, een bruiloft op de Tweelingen… zij heeft zo haar eigen manier om dingen te weten, die vrouw. De weirbomen fluisteren haar tijdens haar slaap in het oor. Als zij zegt dat je moeder naar de Tweelingen is vertrokken…’

Arya keerde zich naar Torn en Liem toe. ‘Als jullie me niet hadden gevangen, dan was ik daar nu al. Ik zou thuis zijn geweest.’

Heer Beric negeerde haar uitbarsting. ‘Jonkvrouwe,’ zei hij met vermoeide hoffelijkheid, ‘kent u de broer van uw grootvader van gezicht? Ser Brynden Tulling, de Zwartvis genaamd? Kent hij u wellicht?’

Arya schudde haar hoofd en voelde zich ellendig. Ze had haar moeder wel over ser Brynden Zwartvis horen spreken, maar als ze hem ooit zelf had gezien, dan was dat geweest toen ze nog te klein was om het te onthouden.

‘De kans dat de Zwartvis goed geld zal neertellen voor een meisje dat hij niet kent is klein,’ zei Torn. ‘Die Tullings zijn norse, wantrouwige lieden, hij zal denken dat we hem valse waar willen verkopen.’