Выбрать главу

Ze voeren uit de zon de schaduw in, voor de galei aan het zicht onttrokken door de groene muur van de bomen en de grijsgrauwe steen van de rotswand. Even geen last van de pijlen, dacht Jaime, terwijl hij hen afduwde van een grote steen die half onder water lag.

Het roeibootje wiebelde. Hij hoorde een zachte plons, en toen hij omkeek was Briënne weg. Het volgende ogenblik zag hij haar weer, bezig zich onder aan de klip uit het water te hijsen. Ze waadde een ondiepe poel door, klauterde een paar rotsen over en begon te klimmen. Ser Cleos’ ogen puilden uit zijn hoofd. Idioot, dacht Jaime. ‘Negeer die deerne,’ snauwde hij tegen zijn neef. ‘Sturen.’

Ze konden het zeil achter de bomen zien bewegen. Aan het begin van de zij arm kwam de riviergalei vol in het zicht, vijfentwintig pas achter hen. De boeg ging scherp overstag en er vlogen wat pijlen de lucht in, allemaal naast. De boogschutters hadden last van het deinen van de twee boten maar dat zouden ze gauw genoeg weten te compenseren, besefte Jaime. Briënne was halverwege de rotswand en trok zich van steunpunt naar steunpunt op. Zo ziet Reyger haar zeker, en dan laat hij haar door zijn boogschutters neerhalen. Jaime besloot om te kijken of de oude man zich door zijn trots tot een stommiteit zou laten verleiden. ‘Ser Robin, , schreeuwde hij, ‘luister eens.’

Ser Robin hief een hand op en zijn schutters lieten hun bogen zakken. ‘Zeg wat je wilt, Koningsmoordenaar, maar doe het snel.’

De roeiboot schoot door een nest van gebroken stenen heen toen Jaime riep: ‘Ik weet een betere manier om dit te beslechten — een tweegevecht. U en ik.’

‘Ik ben niet vanmorgen geboren, Lannister.’

‘Nee, maar het zit erin dat u vanmiddag zult sterven.’ Jaime stak zijn handen op zodat de ander zijn boeien kon zien. ‘Ik zal u geketend en wel bevechten. Wat hebt u te vrezen?’

‘Jou niet. Als het aan mij lag zou ik niets liever doen, maar ik heb bevel u zo mogelijk levend terug te brengen. Schutters.’ Hij gaf ze een teken om door te gaan. ‘Opzetten. Spannen. Losla…’

De afstand was nog geen twintig pas. De schutters konden bijna niet missen, maar toen ze hun bogen spanden regende er een waterval van steentjes op hen neer. De kiezels kletterden bij hen op het dek, stuiterden van hun helmen af en plonsden aan weerkanten van de boeg in het water. Degenen die snel genoeg van begrip waren keken op, net op het moment dat een rotsblok ter omvang van een koe zich van de top van de klip losmaakte. Ser Robin slaakte een kreet van ontzetting. De steen tuimelde door de lucht, raakte de rotswand, brak in tweeën en smakte bovenop hen. Het grootste stuk sloeg de mast doormidden, scheurde het zeil, smeet twee van de schutters met een boog de rivier in en verbrijzelde het been van een roeier die zich net over zijn riem boog. De snelheid waarmee de galei zich met water vulde liet vermoeden dat het kleinste brokstuk recht door de romp gegaan was. De kreten van de roeiers weerkaatsten tegen de rotswand, terwijl de boogschutters in de stroom wild met hun armen maaiden. Naar het gespetter te oordelen konden ze geen van beiden zwemmen. Jaime lachte.

Tegen de tijd dat ze uit de zijarm opdoken was de galei tussen ondiepten, kolken en boomwortels vastgelopen en had Jaime Lannister geconstateerd dat de goden goed waren. Ser Robin en zijn driewerf vervloekte boogschutters hadden een lange, natte wandeling naar Stroomvliet voor de boeg en zelf was hij bovendien die grote, lelijke deerne kwijt. Ik had het zelf niet beter kunnen bedenken. Als ik eenmaal die ijzers kwijt ben…

Ser Cleos slaakte een kreet. Toen Jaime opkeek denderde Briënne een eind voor hen uit over de bovenrand van de klip. Terwijl hun boot de bocht van de rivier volgde, had zij een stukje afgestoken over een landtong. Ze wierp zich van de rots, en zoals ze zich kromde in die duik was ze bijna gracieus. Het zou onaardig zijn om te hopen dat haar hoofd op een steen te pletter zou slaan. Ser Cleos stuurde het bootje naar haar toe. Gelukkig had Jaime zijn riem nog. Een goeie klap als ze eraan komt plonzen en ik heb geen last meer van haar.

In plaats daarvan merkte hij dat hij zijn riem over het water heen stak. Briënne greep hem vast en Jaime trok haar naar zich toe. Toen hij haar in het bootje hielp liep het water uit haar haren en droop het uit haar doorweekte kleren in plasjes op het dek. Ze is nog lelijker als ze nat is. Wie had dat voor mogelijk gehouden? ‘Je bent een verdomd stomme deerne,’ zei hij tegen haar. ‘We hadden zonder jou verder kunnen varen. Je verwacht nu zeker dat ik dank je wel zeg.’

‘Ik wil jouw bedankjes niet, Koningsmoordenaar. Ik heb een eed gezworen om je veilig in Koningslanding te brengen.’

‘En die wil je houden?’ Jaime wierp haar zijn meest verblindende glimlach toe. ‘Dat zou nog eens een wonder zijn.’

Catelyn

Ser Desmond Grel diende het huis Tulling al zijn hele leven.

Hij was schildknaap geweest toen Catelyn geboren werd, ridder toen ze leerde lopen, rijden en zwemmen, en wapenmeester op de dag dat ze trouwde. Hij had heer Hosters kleine Cat zien opgroeien tot een jonge vrouw, de gemalin van een machtig heer, de moeder van een koning. En nu heeft hij me ook nog in een verraadster zien veranderen.

Haar broer Edmar had ser Desmond tot kastelein van Stroomvliet benoemd toen hij ten strijde trok, dus moest hij nu over haar misdaad oordelen. Omdat hij daarmee in zijn maag zat had hij ter ondersteuning haar vaders hofmeester Utherydes Wagen meegenomen. De twee mannen stonden haar aan te kijken, ser Desmond omvangrijk, vuurrood en zwaar in verlegenheid gebracht, Utherydes ernstig, hol en melancholiek. Ze hebben hun leven aan mijn vaders dienst gewijd en ik beloon ze met schande, dacht Catelyn vermoeid.

‘Uw zonen,’ zei Desmond uiteindelijk. ‘Maester Veyman heeft het ons verteld. De arme jongens. Vreselijk. Vreselijk. Maar…’

‘Wij delen in uw smart, vrouwe,’ zei Utherydes Wagen. ‘Heel Stroomvliet rouwt met u, maar…’

‘Het nieuws moet u van zinnen hebben gebracht,’ viel Desmond in, ‘waanzinnig van verdriet, de waanzin van een moeder, de mensen zullen het wel begrijpen. U wist niet…’

‘Ik wist het wel,’ zei Catelyn ferm. ‘Ik begreep wat ik deed en wist dat het verraderlijk was. Als u mij niet straft zullen de mensen denken dat wij hebben samengezworen om Jaime Lannister te bevrijden. Ik heb dit gedaan, en ik alleen ben verantwoordelijk. Sla mij in de lege ijzers van de Koningsmoordenaar en ik zal ze met fier heid dragen, als het zo moet zijn.’ .

‘Boeien!’ Alleen al het woord leek de arme ser Desmond de stuipen op het lijf te jagen. ‘Voor de moeder van de koning, de dochter van mijn heer? Onmogelijk.’

‘Wellicht,’ zei hofmeester Utherydes, ‘stemt u ermee in zich in uw vertrekken te laten opsluiten totdat ser Edmar terugkeert, vrouwe? Zodat u een poosje alleen bent om voor uw vermoorde zonen te bidden?’

‘Opgesloten, ja,’ zei ser Desmond. ‘Opgesloten in een torencel, dat zou voldoende zijn.’

‘Als u mij opsluit, doe het dan in mijn vaders kamers, zodat ik hem troost kan bieden tijdens zijn laatste dagen.’

Ser Desmond dacht even na. ‘Goed. Het zal u niet aan comfort of een hoffelijke behandeling ontbreken, maar u mag niet meer vrij in het slot rondlopen. Bezoekt u desgewenst de sept, maar blijft u verder in de kamers van heer Hoster totdat heer Edmar terugkomt.’