Nog een verwijt om Cersei mee op te zadelen.’Mijn neef,’ zei hij. ‘Joffry? Is die in gevaar geweest?’
‘Niet meer dan sommige anderen, en minder dan de meesten.’
‘Is hem iets overkomen? Mankeert hij iets? Zijn haar in de war, zijn teen gestoten, een nagel gescheurd?’
‘Niet voor zover ik weet.’
‘Ik had Cersei nog gewaarschuwd voor wat er kon gebeuren. Wie is nu het hoofd van de goudmantels?’
‘Uw heer vader heeft ze aan een van zijn westerlingen gegeven, een ridder die Addam Marbrand heet.’
Normaal gesproken zouden de goudmantels er aanstoot aan hebben genomen dat ze een buitenstaander boven zich kregen, maar ser Addam Marbrand was een slimme keus. Net als Jaime was hij een man waar anderen graag achteraan liepen. De Stadswacht ben ik dus kwijt. ‘Ik heb Pod op pad gestuurd om Shagga te zoeken, maar hij had geen geluk.’
‘De Steenkraaien zitten nog in het koningsbos. Shagga schijnt een zwak voor die plek te hebben. Timet is met zijn Verbrande Mannen naar huis gegaan, met alles wat ze na de strijd in Stannis’ kamp hebben buitgemaakt. Chella is op een ochtend met een stuk of tien Zwartoren bij de Rivierpoort opgedoken, maar je vaders roodmantels hebben ze weggejaagd, terwijl de Koningslanders hun joelend met mest bekogelden.’
De ondankbare honden. De Zwartoren zijn voor hen gestorven. Terwijl Tyrion bewusteloos lag te dromen had zijn eigen vlees en bloed hem een voor een zijn klauwen uitgetrokken. ‘Ik wil dat jij naar mijn zuster gaat. Haar dierbare zoon heeft de slag ongedeerd doorstaan, dus heeft Cersei geen gijzelaarster meer nodig. Ze had gezworen om Alayaya vrij te laten zodra…’
‘Heeft ze ook gedaan. Een dag of acht, negen geleden, na de geseling.’
Tyrion duwde zichzelf nog wat hoger op en negeerde de plotselinge pijnscheut in zijn schouder. ‘Geseling?’
‘Ze hebben haar op het binnenplein aan een paal gebonden en haar afgeranseld, en haar daarna naakt en bebloed de poort uit gegooid.’
En ze leerde net lezen, was Tyrions absurde gedachte. Het litteken op zijn gezicht trok strak, en even had hij het gevoel dat zijn hoofd van woede uit elkaar zou spatten. Alayaya was weliswaar een hoer, maar hij had zelden een liever, dapperder, onschuldiger meisje ontmoet. Tyrion had haar nooit aangeraakt, ze had alleen maar gediend om Shae’s aanwezigheid te verdoezelen. In zijn zorgeloosheid had hij er nooit aan gedacht wat die rol haar zou kunnen kosten. ‘Ik had mijn zuster beloofd dat ik Tommen net zo zou behandelen als zij Alayaya,’ herinnerde hij zich hardop. Hij had een gevoel alsof hij moest braken. ‘Hoe kan ik een achtjarige jongen afranselen?’ Maar als ik het niet doe heeft Cersei gewonnen.
‘Je hebt Tommen niet meer,’ zei Bronn onomwonden. ‘Zodra ze had gehoord dat IJzerhand dood was, stuurde de koningin de Ketelzwarts om hem op te halen, en niemand op Rooswijk had de ballen om nee tegen ze te zeggen.’
De zoveelste klap, maar hij moest toegeven dat dit tevens een opluchting was. Hij was erg op Tommen gesteld. ‘De Ketelzwarts waren geacht van ons te zijn,’ bracht hij Bronn met meer dan een zweempje irritatie in herinnering.
‘Dat waren ze zolang ik ze voor elke munt die ze van de koningin kregen twee van de jouwe kon geven, maar zij heeft inmiddels de inzet verhoogd. Osny en Osfried zijn na de slag tot ridder geslagen, net als ik. De goden mogen weten waarvoor, geen mens heeft ze zien vechten.’
Mijn huurlingen verraden me, mijn vrienden worden afgeranseld en te schande gemaakt en ik lig hier te rotten, dacht Tyrion. Ik dacht dat ik die verdomde slag gewonnen had. Is dit hoe de overwinning smaakt?’Klopt het dat Stannis van het slagveld verdreven werd door de geest van Renling?’
Bronn glimlachte flauwtjes. ‘Vanaf de liertorens konden we alleen banieren in de modder zien en mannen die hun speren neersmeten en de benen namen, maar de eethuizen en bordelen barsten van de mensen die je zullen vertellen hoe ze heer Renling die en die hebben zien doden. Het merendeel van Stannis’ leger was om te beginnen al van Renling geweest, en ze liepen meteen over toen ze hem in zijn glanzend groene wapenrusting zagen.’
Na alle voorbereidingen, na de uitval en de schepen brug en nadat zijn gezicht in tweeën was gespleten was Tyrion overschaduwd door een dode. Als Renling tenminste dood is. Nog iets wat hij zou moeten uitzoeken. ‘Hoe is Stannis ontkomen?’
‘Zijn Lyseni waren met hun galeien in de baai gebleven, voor die ketting van jou. Toen de slag een verkeerde wending nam, hebben ze op de kust van de baai aangelegd en er zoveel mogelijk aan boord genomen. Tegen het einde maakten de mannen elkaar af om er nog bij te komen.’
‘En Robb Stark? Wat heeft die gedaan?’
Een aantal van zijn wolven baant zich te vuur en te zwaard een weg naar Schemerdel. Je vader stuurt heer Tarling om met ze af te rekenen. Ik ben half en half van plan me bij hen te voegen. Ze zeggen dat hij een goed krijgsman is en royaal de gelegenheid tot plunderen geeft.’
De gedachte dat hij Bronn zou kwijtraken was de druppel die de emmer deed overlopen. ‘Nee. Jouw plaats is hier. Jij bent het hoofd van de Wacht van de Hand.’
‘Jij bent de Hand niet,’ merkte Bronn op scherpe toon op. ‘Dat is je vader, en die heeft zijn eigen klotewacht.’
‘Wat is er gebeurd met al die mannen die je voor me had gehuurd?’
‘Sommigen zijn bij de liertorens gesneuveld. Die oom van je, ser Kevan Lannister, heeft de rest van ons uitbetaald en eruit gegooid.’
‘Wat aardig van hem,’ zei Tyrion ijzig. ‘Betekent dat dat je geen trek in goud meer hebt?’
‘Dat nu ook weer niet.’
‘Goed,’ zei Tyrion, ‘want het toeval wil dat ik je nog nodig heb. Wat weet je van ser Mandon Moer?’
Bronn lachte. ‘Ik weet dat hij hartstikke verdronken is.’
‘Ik sta zwaar bij hem in het krijt, maar hoe betaal ik het hem terug?’ Hij raakte zijn gezicht aan en voelde aan zijn litteken. ‘Om eerlijk te zijn weet ik verdraaid weinig van de man af.’
‘Hij had vissenogen en hij droeg een witte mantel. Wat wil je nog meer weten?’
‘Alles,’ zei Tyrion, ‘om te beginnen.’ Wat hij wilde was het bewijs dat ser Mandon voor Cersei had gewerkt, maar dat durfde hij niet hardop te zeggen. In de Rode Burcht deed een man er beter aan zijn mond te houden. Achter de muren zaten ratten, en kleine vogeltjes die te veel kletsten, en spinnen. ‘Help me eens overeind,’ zei hij, worstelend met het beddengoed. ‘Het is tijd dat ik mijn vader eens een bezoekje breng, en hoog tijd dat ik me weer vertoon.’
‘Een fraaie aanblik,’ spotte Bronn.
‘Wat is een halve neus in een gezicht als het mijne? Maar over fraai gesproken, is Marjolij Tyrel al in Koningslanding?’
‘Nee, maar ze komt eraan, en de stad staat in vuur en vlam voor haar. De Tyrels hebben wagens met voedsel uit Hooggaarde laten komen en delen dat in haar naam uit. Honderden wagens per dag. Er zwieren duizenden mannen van Tyrel rond met gouden roosjes op hun wambuizen gestikt, en niet eentje betaalt zijn eigen wijn. Echtgenote, weduwe of hoer, de vrouwen offeren allemaal hun deugd op aan de eerste de beste jonge donsbaard met een gouden roosje op zijn tepel.’
Ze spugen op mij en kopen drankjes voor de Tyrels. Tyrion liet zich van zijn bed op de vloer glijden. Zijn knieën knikten, de kamer draaide en hij moest Bronn bij een arm grijpen om niet languit in de biezen te tuimelen. ‘Pod!’ riep hij.’Podderik Peyn? Waar zit je, in de zevende hel?’ De pijn knauwde op hem als een tandeloze hond. Tyrion had een hekel aan zwakheid, vooral aan die van hemzelf. Hij schaamde zich ervoor en schaamte maakte hem kwaad. ‘Pod, maak dat je hier komt!’
De jongen kwam eraan rennen. Toen hij Tyrion zag staan, hangend aan Bronns arm viel zijn mond open. ‘Heer. U bent op… Is dat… hebt u… wilt u wat wijn? Droomwijn? Wil ik de maester halen? Hij zei dat u moest blijven. In bed, bedoel ik.’