Выбрать главу

‘Ik lig al te lang in bed. Breng me schone kleren.’

‘Kleren?’

Hoe de jongen in de strijd zo helder van hoofd en zo inventief kon zijn en bij alle andere gelegenheid en zo chaotisch ging Tyrions begrip te boven. ‘Kledingstukken,’ herhaalde hij. ‘Een tuniek, een wambuis, een broek, hozen. Voor mij. Om aan te trekken. Zodat ik deze ellendige cel uit kan.’

Ze moesten hem met z’n tweeën aankleden. Hoe afschuwelijk zijn gezicht er ook uitzag, de ernstigste van zijn wonden was die waar zijn arm aan zijn schouder vastzat en zijn maliën door een pijl zijn oksel in waren gedreven. Uit het verkleurde vlees sijpelde nog pus en bloed, telkens als maester Frenken zijn verband vernieuwde, en bij iedere beweging vlijmde de pijn door hem heen.

Uiteindelijk koos Tyrion voor een broek en een te groot bedgewaad dat losjes om zijn schouders hing. Bronn trok met een ruk zijn laarzen over zijn voeten, terwijl Pod een stok zocht waarop hij kon steunen. Hij dronk ter versterking een beker droomwijn. De wijn was met honing gezoet, en er zat net genoeg papaver in om zijn wonden een tijdlang draaglijk te maken.

Desondanks duizelde het hem toen hij de klink neerdrukte, en zijn benen trilden bij het afdalen van de stenen wenteltrap. Hij liep met de stok in zijn ene hand en zijn andere hand op Pods schouder. Toen zij naar beneden gingen kwam er net een dienstmeisje naar boven. Ze staarde hen met grote, witte ogen aan alsof ze een spook zag. De dwerg is uit de doden opgestaan, dacht Tyrion. En zie daar, hij is afzichtelijker dan ooit, ga het maar gauw aan je vriendinnen vertellen.

Maegors Veste was de best versterkte plaats in de Rode Burcht, een slot binnen het slot, omringd door een diepe, droge gracht die met pieken afgezet was. Toen ze bij de toegangsdeur kwamen was de valbrug al omhoog voor de nacht. Ser Meryn Trant stond ervoor in zijn lichte wapenrusting en witte mantel. ‘Laat de brug neer,’ beval Tyrion.

‘Op last van de koningin moet de brug ’s nachts opgehaald zijn.’ Ser Meryn liet zijn oren altijd naar de koningin hangen.

‘De koningin slaapt en ik heb iets met mijn vader te bespreken.’

De naam van heer Tywin Lannister had iets magisch. Pruttelend gaf ser Meryn het bevel, en de valbrug werd neergelaten. Aan de overkant van de gracht stond nog een ridder van de Koningsgarde op wacht. Ser Osmund Ketelzwart slaagde erin te glimlachen toen hij Tyrion op zich af zag waggelen. ‘Al weer wat op krachten, heer?’

‘Heel aardig. Wanneer is de volgende veldslag? Ik kan bijna niet wachten.’

Maar toen Pod en hij de serpentine-trap bereikten kon Tyrion er slechts vol ontsteltenis naar staren. Die kom ik nooit op, moest hij zichzelf bekennen. Dus slikte hij zijn waardigheid in en verzocht Bronn om hem te dragen, tegen beter weten in hopend dat er op dit uur niemand in de buurt was die hem zou zien en zou glimlachen, niemand die zou rondvertellen hoe de dwerg als een baby de trappen opgedragen werd.

Het buitenhof was bezaaid met tientallen tenten en paviljoenen. ‘Mannen van Tyrel,’ legde Podderik Peyn uit, terwijl ze zich een weg zochten door een doolhof van zijde en zeildoek. ‘En van heer Rowin en heer Roodweyn. Er was niet genoeg plaats voor allemaal. In het slot, bedoel ik. Sommigen hebben kamers gehuurd. Kamers in de stad. In herbergen en zo. Ze zijn hier voor de bruiloft. De bruiloft van de koning. Koning Joffry. Bent u straks sterk genoeg om die bij te wonen, heer?’

‘Zelfs een horde woeste wezels zal me niet tegenhouden.’ Een bruiloft had in elk geval één ding voor op een veldslag: daar liep je minder gevaar dat je neus afgehakt werd.

Achter de luiken in de Toren van de Hand scheen nog gedempt licht. De mannen bij de deur droegen de karmijnrode mantels en de leeuwenhelmen van zijn vaders huiswacht. Tyrion kende ze allebei, en ze lieten hem bij de eerste aanblik door… al konden ze die aanblik geen van tweeën lang verdragen, merkte Tyrion.

Binnen stuitten ze op ser Addam Marbrand die in het versierde zwarte borstharnas en de goudbrokaten mantel van de Stadswacht de wenteltrap afdaalde. ‘Heer,’ zei hij, ‘wat goed om te zien dat u op bent. Ik had gehoord…’

‘…dat er een klein graf je werd gegraven? Ik ook. Met het oog daarop leek het me beter om op te staan. Ik hoor dat u bevelhebber van de Stadswacht bent? Moet ik u feliciteren of condoleren?’

‘Allebei, vrees ik.’ Ser Addam glimlachte. ‘Dood en desertie hebben er nog vierenveertighonderd voor me overgelaten. Alleen de goden en Pinkje weten hoe we al die lui hun loon moeten uitbetalen, maar uw zuster verbiedt mij er ook maar één te ontslaan.’

Nog steeds bang, Cersei? De slag is gewonnen, de goudmantels zullen je nu niet meer helpen.’Komt u van mijn vader?’ vroeg hij.

‘Ja. Ik vrees dat hij niet in de allerbeste stemming was toen ik wegging. Heer Tywin vindt vierenveertighonderd wachters ruimschoots voldoende om één zoekgeraakte schildknaap op te sporen, maar uw neef Tyrek wordt nog steeds vermist.’

Tyrek was de zoon van wijlen zijn oom Tyget, een dertienjarige knaap. Hij was verdwenen tijdens de rellen, niet lang nadat hij met vrouwe Ermesande was getrouwd, een zuigeling van wie het toeval wilde dat ze tevens de laatst overgebleven erfgenaam van het huis Hooivoort was. En waarschijnlijk de eerste bruid in de geschiedenis van de Zeven Koninkrijken die weduwe werd voor ze gespeend was.’Ik heb hem ook niet kunnen vinden,’ bekende Tyrion.

‘Die is wormenvoer,’ zei Bronn met zijn gebruikelijke tact. ‘IJzerhand heeft naar hem gezocht en de eunuch heeft met een mooie dikke beurs gerammeld. Zij hadden niet meer geluk dan wij. Geef het maar op, ser.’

Ser Addam keek de huurling vol afkeer aan. ‘Heer Tywin is heel vasthoudend als het om zijn bloedverwanten gaat. Hij moet de jongen hebben, levend of dood, en ik ben van plan hem die dienst te bewijzen.’ Hij keek weer naar Tyrion.

‘U kunt uw vader vinden in zijn bovenzaal.’

Mijn bovenzaal, dacht Tyrion. ‘Ik geloof dat ik de weg wel weet.’

Dat was een weg met nog meer treden omhoog, maar ditmaal klom hij op eigen kracht, met een hand op Pods schouder. Bronn opende de deur voor hem. Heer Tywin Lannister zat voor het raam bij het licht van een olielamp te schrijven. Toen hij de klink hoorde keek hij op. ‘Tyrion.’ Bedaard legde hij zijn ganzenveer weg.

‘Het doet mij deugd dat u mij nog kent, heer.’ Tyrion liet Pod los en waggelde op hem af, zijn gewicht op zijn stok steunend. Er is iets mis, wist hij onmiddellijk.

‘Ser Bronn,’ zei Tywin. ‘Podderik. Misschien kunt u beter buiten wachten totdat wij klaar zijn.’

De blik die Bronn de Hand toewierp was weinig minder dan onbeschoft, maar toch boog hij en trok zich terug, op de voet gevolgd door Pod. De zware deur viel achter hen dicht, en Tyrion Lannister was alleen met zijn vader. Zelfs nu de raamluiken van de bovenzaal voor de nacht gesloten waren was de kilte in het vertrek tastbaar. Wat voor leugens heeft Cersei hem zitten vertellen?

De heer van de Rots van Casterling was zo slank als een twintig jaar jongere man en op zijn grimmige manier zelfs knap. Stijve blonde bakkebaarden bekleedden zijn wangen en omlijstten een streng gezicht, een kaal hoofd en een harde mond. Om zijn hals droeg hij een keten van gouden handjes waarvan de vingers telkens de pols van de volgende grepen. ‘Dat is een mooie ketting,’ zei Tyrion. Al stond hij mij beter.

Heer Tywin negeerde de steek onder water. ‘Je kunt beter gaan zitten. Is het wel verstandig dat je van je ziekbed bent opgestaan?’

‘Ik word ziek van mijn ziekbed.’ Tyrion wist hoezeer zijn vader zwakheid haatte. Hij nam de dichtstbijzijnde stoel. ‘Wat een fijne kamers hebt u. Wilt u wel geloven dat iemand mij naar een donkere kleine cel in Maegors Veste heeft verhuisd, terwijl ik dood lag te gaan?’