Выбрать главу

“Maar het moet iets geweest zijn dat je bij je had,” meende Barlennan. “Zelfs ik kan zien dat het onder de vloer van de wagen gebeurde en dat het eruit wilde; op Mesklin hebben wij geen dingen die zo doen.”

“Met alle respect voor je logica, er was niets onder de vloer waarvan ik me kan voorstellen dat het zou kunnen ontploffen,” antwoordde de man. “Electrische motoren en accu’s zijn nu eenmaal niet explosief. Bij een nauwkeurig onderzoek komen zonder twijfel sporen aan het licht van wat het geweest is, als het in een vat heeft gezeten, aangezien bijna geen van de fragmenten buiten de wagen schijnt te zijn gekomen — maar eerst moet ik een veel erger probleem oplossen, Barl.”

“En wat is dat dan?”

“Ik ben dertig kilometer van voedselvoorraden vandaan, afgezien van wat ik in mijn pak heb. De wagen is vernield, en als er ooit een Aardbewoner is geboren die in staat is om in een pantserpak dertig kilometer te lopen, onder een luchtdruk van acht atmosfeer, in een driedubbel zwaartekrachtveld, dan ben ik dat beslist niet. Lucht heb ik voor onbepaalde tijd voldoende, met deze algenkieuwen en zonlicht, maar ik zou van honger sterven voor ik bij mijn koepel ben.”

“Kun je je vrienden op de snelste maan niet oproepen dat ze een raket sturen om je terug te brengen?”

“Dat kan; waarschijnlijk weten ze er al alles van, als er iemand in de radiokamer is en ons hoort. De moeilijkheid is alleen: als ik dergelijke hulp nodig heb zal Dr. Rosten me zeker voor de winter terugroepen naar Toorey. Ik had al moeite genoeg om hem over te halen dat ik hier kon blijven. Ik moet hem van de tank vertellen, maar dat wil ik vanuit de koepel doen, nadat ik daar zonder zijn hulp ben teruggekeerd. Er is hier nu eenmaal niet genoeg energie aanwezig om terug te gaan; en zelfs als ik meer voedsel in dit pak zou kunnen stoppen zonder jullie lucht ook binnen te laten, dan kunnen jullie nog altijd mijn koepel niet in om het te halen.”

“Laten we in elk geval mijn bemanning roepen,” stelde Barlennan voor. “Ze kunnen dit voedsel hier gebruiken, of wat ze ervan kunnen dragen. Ik heb nog een ander idee, geloof ik.”

“Wij komen, Kapitein,” klonk Dondragmers stem uit de radio. Lackland scnrok ervan, omdat hij de afspraak was vergeten dat iedere radio alle andere zou kunnen horen, en ook de kapitein was verbaasd omdat hij niet wist dat zijn stuurman zoveel Engels had geleerd. “We zijn over enkele dagen bij jullie; wij zijn ongeveer in dezelfde richting vertrokken als de machine van de Vlieger.” Dit zei hij in ziin eigen taal en Barlennan vertaalde het ten behoeve van Lackland.

“Ik zie wel dat jullie een hele tijd lang geen honger zullen lijden,” zei de man, ietwat spijtig naar de berg van vlees naast zich kijkend, “maar wat was dat andere idee van je? Lost het mijn probleem op?”

“Een beetje, denk ik.” De Meskliniet zou hebben gegrijnsd als zijn mond plooibaar genoeg was geweest. “Kun je bovenop me gaan staan?”

Even stond Lackland stijf van verbazing om dit verzoek; tenslotte leek Barlennan nog het meest op een rups en als een mens op een rups gaat staan — toen ontspande hij zich grinnikend.

“Goed Barl. Ik was de omstandigheden even vergeten.” De Meskliniet was intussen naar zijn voeten gekropen en zonder aarzelen ging Lackland op hem staan. Er bleek echter een moeilijkheid te zijn.

Lackland woog tweeënzeventig kilo. Zijn pantserpak, een mechanisch wonder, woog even veel. Aan de evenaar van Mesklin wogen de man en zijn pantser dus samen 430 kilo — zonder een ingenieus servomechanisme in zijn benen zou hij geen stap hebben kunnen verzetten — zodat het totaal een kwart meer woog dan Barlennan zelf in de poolstreken van zijn eigen planeet. De Meskliniet kon dit gewicht makkelijk dragen; wat de poging schipbreuk deed lijden was een kwestie van afmetingen. Barlennan was een cilinder van veertig centimeter lang en vijf breed, en het bleek dat de gepantserde Aardbewoner zich onmogelijk op hem in evenwicht kon houden.

De Meskliniet was verslagen. Nu bedacht Lackland een oplossing. Door de ontploffing waren een paar van de zijplaten van de rupswagen uitgebogen; onder Lacklands toezicht kon Barlennan er met grote moeite een lostrekken. De plaat was een halve meter breed bij twee lang en toen de krachtige scharen van de inboorling één uiteinde hadden opgekruld vormde hij een fraaie slee. Maar Barlennan woog op dit deel van de planeet slechts anderhalve kilo en kon eenvoudigweg niet de nodige trekkracht uitoefenen om het ding voort te slepen, terwijl de dichtstbijzijnde plant die als anker had kunnen dienen vijfhonderd meter verder stond. Lackland was blij dat een rood gezicht voor de bewoners van deze planeet geen speciale betekenis had, want de zon stond toevallig aan de hemel toen dit fiasco geschiedde. Ze hadden dag en nacht gewerkt, omdat de kleine zon en de twee manen voldoende licht gaven nu er geen stormwolken waren.

5 Karteringswerk

De komst van de bemanning, enkele dagen later, loste Lacklands probleem bijna meteen op.

Het aantal inboorlingen op zich was natuurlijk niet de doorslaggevende factor; eenentwintig Mesklinieten hadden nog niet voldoende kracht om de slee met lading in beweging te krijgen. Barlennan kreeg toen het denkbeeld om ze de plaat te laten dragen door onder elk van de hoeken een bemanningslid te zetten; hij moest zich bijzonder veel moeite getroosten om hun bezwaar te overwinnen om onder een zwaar voorwerp te gaan staan. Toen dit eindelijk gelukt was bleek het een vergeefse poging: de metalen plaat was niet dik genoeg voor een dergelijke krachtproef en hij boog door onder het gewicht van de gepantserde man, zodat hij op de vier hoeken na nog op de grond rustte.

Dondragmer was terwijl deze proef aan de gang was zwijgend zijn eigen weg gegaan: hij legde de touwen uit die samen met de vangnetten op de jacht werden gebruikt en knoopte ze aan elkaar. Het resultaat bleek een lang genoeg touw te zijn om de dichtstbijzijnde planten mee te bereiken; de wortels die de bomen stevig verankerd hielden tijdens de ergste stormen van Mesklin leverden de nodige steun met gemak. Vier dagen later aanvaardde een rij sleden, gemaakt van platen van de rupswagen, de terugtocht naar de Bree, met Lackland en een enorme hoeveelheid vlees aan boord. Met een tamelijk constante snelheid van anderhalve kilometer per uur bereikten ze het schip in eenenzestig dagen. Na nog twee dagen werk was Lackland met zijn pantser door de begroeiing tussen schip en koepel heengeloodst en veilig bij zijn luchtsluis afgeleverd. Het was maar net op tijd: de wind was weer zodanig aangewakkerd dat de bemanningsleden touwen moesten gebruiken toen ze teruggingen naar de Bree. Opnieuw joegen de wolken langs de hemel.

Lackland at een maaltijd voor hij officieel rapporteerde wat er met de rupswagen was gebeurd. Hij zou het rapport graag vollediger willen maken; hij vond eigenlijk dat hij weten moest wat er precies fout was gegaan. Het was nogal lastig om iemand op Toorey ervan te beschuldigen dat hij per ongeluk een staaf dynamiet onder de vloer van de wagen had achtergelaten.

Hij had net de oproepknop van de radio naar de satelliet ingedrukt toen de oplossing hem te binnen schoot, en toen Dr. Rostens gerimpelde gezicht op het scherm verscheen wist hij precies wat hij moest zeggen.

“Doctor, er zijn moeilijkheden met de tank.”

“Dat had ik al begrepen. Electrische of mechanische problemen? Is het ernstig?”

“In wezen was het mechanisch, maar het electrische systeem had ook er deel aan. Ik ben bang dat hij total loss is; de restanten heb ik dertig kilometer hier vandaan achtergelaten, op het strand in het westen.”

“Mooi zo. Deze planeet kost alles bij elkaar een hoop geld. Wat is er precies gebeurd? En hoe ben je teruggekomen? Ik neem niet aan dat je dertig kilometer in pantser hebt gelopen, bij deze zwaartekracht.”