Выбрать главу

“Wanneer je hem kunt gebruiken; dat wil zeggen als de winter voorbij is. En als je die ook laat ontploffen hoef je niet om een nieuwe te zeuren, want die hebben we niet.”

Toen Barlennan enige honderden dagen later bij zijn volgende bezoek de strekking van dit gesprek vernam was hij volkomen tevreden. Zijn bemanning was opgetogen over de tocht; zoals hij had laten doorschemeren werden zij misschien aangetrokken door de in het vooruitzicht gestelde verdiensten, maar ze bezaten ook een grote liefde voor het avontuur, wat de reden was dat Barlennan zo ver in onbekende streken had kunnen doordringen.

“Wij vertrekken zodra de storm gaat liggen,” zei hij tegen Lackland. “Dan ligt er nog veel sneeuw op de grond en daar kunnen we gebruik van maken als de tocht voert over land dat anders is dan het losse zand van het strand.”

“Ik geloof niet dat het voor de rupswagen veel verschil zal maken,” antwoordde Lackland.

“Maar voor ons wel,” zei Barlennan. “Ik geef toe dat het niet gevaarlijk is om van het dek te worden geworpen, maar als het midden onder het eten gebeurt is het wel vervelend. Heb je al beslist welke route we over het land het best kunnen volgen?”

“Ik heb eraan gewerkt.” Hij haalde de kaart tevoorschijn die het resultaat was van zijn inspanningen. “De kortste route, die we toen samen hebben ontdekt, heeft het nadeel dat ik jullie over een bergrug zou moeten trekken. Misschien lukt dat, maar ik denk liever niet aan het effect op je bemanning. Ik weet niet hoe hoog die bergen zijn, maar op deze wereld is elke hoogte te hoog. Ik heb deze route uitgezet, aangegeven met die rode lijn. Hij volgt tweeduizend kilometer lang de rivier die uitmondt in de baai aan deze zijde, van de landtong. Dan gaat het iets van zeshonderd kilometer over land, en daarna bereiken we de bovenloop van een andere rivier. Die kun je afzeilen, of ik kan blijven trekken, hangt ervan af wat sneller is of jullie makkelijker uitkomt. Het grootste nadeel is dat zo’n groot deel ervan vijf- of zeshonderd kilometer beneden de evenaar ligt, wat betekent dat ik met een halve g extra te kampen krijg. Maar ik denk dat ik het wel aankan.”

“Weet je dat zeker? Dan lijkt mij dit ook de beste weg,” zei Barlennan na een gedegen studie van de kaart. “Trekken gaat waarschijnlijk sneller dan zeilen, althans in de rivier waar, waarschijnlijk geen ruimte is om te laveren.” Voor dit laatste woord moest hij zijn eigen taal gebruiken; Lackland hoorde de vertaling ervan met genoegen. Het scheen dat hij de stand van de zeilwetenschap goed had geraden.

Nu de route was vastgesteld had Lackland weinig meer te doen terwijl Mesklin verder dreef naar de volgende equinox. Lang zou dat natuurlijk niet meer duren; waar het midden van de zuidelijke winter plaatsvond op bijna hetzelfde moment dat de grote planeet het dichtst bij zijn zon stond, was zijn beweging in zijn hemelbaan in herfst en winter buitengewoon snel. Elk van deze seizoenen was iets meer dan twee Aardse maanden lang, terwijl de lente en de zomer elk 830 Aardse dagen duurden, ofwel bijna achtentwintig maanden. Er zou dus ruimschoots tijd zijn voor de reis zelf.

Lacklands gedwongen werkloosheid werd niet gedeeld door de bemanning van de Bree. Er moesten veel voorbereidingen worden getroffen voor de reis over land, die bemoeilijkt werden doordat niemand precies wist wat het schip te wachten stond. Misschien moesten ze de hele reis op hun voorraden teren; misschien ook kwamen ze dierlijk leven tegen waarmee ze zich niet alleen konden voeden, maar waarvan de huiden en beenderen ook handelswaarde konden hebben als ze van de juiste soort waren. Misschien was de tocht even veilig als de zeelui plechtig geloofden dat alle landreizen waren; en misschien was er gevaar te duchten, zowel van het terrein als van de wezens die het bewoonden. Aan het eerste konden ze weinig doen; daar was de Vlieger verantwoordelijk voor. Wat het tweede aanging, de wapens werden gereed gemaakt voor direct gebruik. Zwaardere knotsen dan zelfs Hars en Terblannen op hogere breedten konden rondzwaaien werden vervaardigd; men vond enkele planten met chloorkristallen in hun stengels, waarmee de vuurvaten werden aangevuld. Projectielwapens hadden ze natuurlijk niet; die waren nooit bedacht op een planeet waar geen van de bewoners ooit een massief, niet opgehangen voorwerp had gezien, omdat die te snel vielen om gezien te kunnen worden. Een twaalf millimeter kogel die aan de pool van Mesklin horizontaal werd afgeschoten zou meer dan dertig meter vallen tijdens de eerste honderd meter van zijn baan. Barlennan had door zijn ontmoetingen met Lackland enig idee gekregen van het begrip “gooien’, en zelfs overwogen de Vlieger te vragen of er wapens konden bestaan die op dat principe waren gebaseerd, maar hij had besloten om zich tot conventionele wapens te beperken. Van zijn kant had Lackland zich afgevraagd wat de gevolgen zouden zijn van een ontmoeting met een ras dat pijl en boog had leren maken. Hij ging een beetje verder dan Barlennan; hij ontvouwde de situatie aan Rosten en vroeg om de trekkende tank uit te rusten met een veertig millimeter kanon voor thermiet- en brisantgranaten. Na het gebruikelijke gemopper gaf Rosten zijn toestemming.

De slee was snel en zonder moeite voltooid; er waren grote hoeveelheden metalen plaat beschikbaar en de constructie was bepaald niet gecompliceerd. Zoals Lackland had aangeraden was de slee niet meteen naar het oppervlak van Mesklin gebracht omdat de stormen nog steeds massa’s met ammoniak besmette sneeuw aanvoerden. Het niveau van de oceanen bij de equator was nog altijd niet veel gestegen en de meteorologen maakten aanvankelijk onvriendelijke opmerkingen over Barlennans waarheidsliefde en talenkennis; maar toen bij het voortschrijden van de lente het zonlicht steeds verder het zuidelijk halfrond inreikte, en er nieuwe foto’s gemaakt werden en men ze vergeleek met die van de herfst ervoor, zwegen de weerkundigen stil en ontdekte men dat ze in hun eentje door het station begonnen te dwalen, verdwaasd in zichzelf mompelend. Het zeeniveau op de hogere breedten was al vele tientallen meters gestegen, precies zoals de inboorlingen hadden voorspeld, en bleef met het voortschrijden van de dagen nog zichtbaar stijgen. Het verschijnsel van sterk verschillende zeeniveaus op dezelfde planeet op dezelfde tijd lag enigszins buiten de ervaring van de op Aarde opgeleide meteorologen, en de niet-menselijke geleerden van de expeditie konden er evenmin een verklaring voor geven. De weerkundigen pijnigden zich nog steeds de hersenen toen de dagelijkse baan van de zon ten zuiden van de evenaar kwam, en de lente op het zuidelijk halfrond van Mesklin officieel begon.

De stormen waren lang hiervoor sterk afgenomen in aantal en intensiteit, deels omdat de sterk ovale vorm van de planeet de zonnestraling op de noordelijke poolkap na het midden van de winter aanzienlijk had verminderd, en deels omdat de afstand Mesklin-zon gedurende die tijd met meer dan de helft was toegenomen; toen hem zijn oordeel was gevraagd toonde Barlennan zich bereid de reis aan te vangen bij de komst van de lente volgens astronomische begrippen, en hij scheen niet bang te zijn voor stormen tijdens de dag-en-nachtevening.

Lackland rapporteerde aan het station op de binnenste maan dat de Mesklinieten gereed waren, en men begon direct met het overbrengen van de tank en de slee; alles stond al weken lang klaar.

De vrachtraket moest twee tochten maken hoewel de slee licht was en de stuwkracht van de waterstof-ijzerkogels fantastisch hoog. De slee werd het eerst gebracht, met de bedoeling dat de bemanning van de Bree het schip erop zou trekken terwijl de raket de tank ging halen; maar Lackland waarschuwde ze niet te dicht bij het schip te landen, zodat ze het onhandig uitziende vervoermiddel naast de koepel achterlieten totdat de tank het naar het strand kon slepen. Lackland reed de tank zelf, terwijl de raketbemanning bleef kijken om hun nieuwsgierigheid te bevredigen en om zo nodig hulp te bieden bij het opladen van het schip. Maar er was geen menselijke hulp nodig. Onder slechts drie keer de Aardse zwaartekracht waren de Mesklinieten volledig in staat hun schip op te tillen en te verplaatsen; maar ze deden het niet vanwege de onoverkomelijke geestesgesteldheid die hen verhinderde ook maar een deel van hun lichaam onder zo’n grote massa te brengen. Maar die belette hen niet diezelfde massa met gemak over het strand te trekken met behulp van touwen — waarbij ieder lid van de bemanning natuurlijk stevig met een of twee paren achterscharen aan een boom was verankerd. Met gestreken zeilen en opgetrokken zwaarden gleed de Bree moeiteloos over het strand en het glanzende metalen platform op. Barlennans voorzorgen tijdens de hele winter dat het schip niet zou vastvriezen waren afdoend gebleken; bovendien was het zeeniveau in de laatste paar weken begonnen te stijgen, net zoals dat verder naar het zuiden al gebeurd was. De naderende vloeistof, met het oog waarop ze het schip tweehonderd meter landinwaarts hadden moeten verplaatsen, zou het indien nodig trouwens hebben losgesmolten. De bouwers van de slee op het verre Toorey hadden voldoende ogen en klemmen aangebracht om de Bree stevig vast te kunnen sjorren. Het hiervoor gebruikte touw leek Lackland erg dun, maar de zeelieden hadden er het volste vertrouwen in. Daar hadden ze ook wel reden voor, bedacht de Aardbewoner zich: het touw had hun schip op het strand gehouden tijdens stormen waarin hij niet graag buiten zou zijn geweest, zelfs niet met volle bepantsering. Het was misschien de moeite waard, bepeinsde hij, om te onderzoeken of de touwen en de zeilen die de Mesklinieten gebruikten de Aardse temperaturen konden weerstaan.