Выбрать главу

Zijn gedachten werden onderbroken door Barlennan die kwam vertellen dat het schip en de slee klaar waren. De slee was al door middel van een trekkabel aan de tank vastgemaakt. De tank bevatte voldoende voedsel voor zijn eenmansbemanning voor verscheidene dagen. Het plan was om Lackland telkens wanneer nodig per raket van nieuwe voorraden te voorzien. De raket zou zo ver voor de karavaan landen dat de zeelieden niet ongerust hoefden te worden, en niet vaker dan strikt nodig: Lackland was niet van plan de tank vaker te openen dan absoluut noodzakelijk.

“Dan zijn we klaar om te gaan, kleine vriend,” antwoordde hij. “Ik heb de eerste uren geen slaap nodig dus kunnen we een heel eind komen. Ik wou dat jullie dagen een fatsoenlijke lengte hadden; ik vind het niet zo leuk om in het donker over een sneeuwveld te rijden. Zelfs jouw bemanning kan de tank waarschijnlijk niet uit een gat trekken, ook al is er voldoende trekkracht.”

“Dat denk ik ook niet/ zei de kapitein, “hoewel ik hier aan de Rand niet goed gewichten kan schatten. Maar ik geloof dat het risico niet zo groot is; de sneeuw plakt niet genoeg om een groot gat helemaal te bedekken.”

“Tenzij het hele gat volgestoven is. Maar dat zien we dan wel weer. Allemaal instappen!“ Hij ging de tank in, sloot de deur, pompte de atmosfeer van Mesklin eruit, en liet de Aardse lucht uit de vaten ontsnappen. Het kleine vat dat de algen bevatte die tot taak hadden de lucht vers te houden begon te glimmeren toen de pompen er lucht doorheen begonnen te blazen. Een kleine spectrometrische “snuffelaar’ meldde dat het waterstofgehalte van de lucht te verwaarlozen was; hier eenmaal zeker van startte Lackland zonder aarzelen de hoofdmotoren en stuurde hij de tank en zijn aanhanger naar het oosten.

Het vlakke aanzien van het land rond de inham veranderde geleidelijk. In de veertig dagen voor ze moesten stoppen omdat Lackland wilde gaan slapen legden ze ongeveer tachtig kilometer af, en nu bevonden ze zich in een gebied van golvende heuvelen die een hoogte bereikten van honderd tot honderdvijftig meter. Moeilijkheden hadden zich niet voorgedaan, niet bij het trekken van de slee en evenmin bij het rijden erop. Barlennan meldde via zijn radio dat de bemanning genoot van de ervaring en dat het nietsdoen nog niemand was gaan vervelen. De snelheid van tank plus sleep was acht kilometer per uur, wat heel wat sneller was dan een Meskliniet kroop, maar aangetrokken door de geringe zwaartekracht stapten sommige zeelieden van de boot af om met andere methoden van voortbeweging te experimenteren. Nog niemand had gesprongen, maar het leek of Barlennan binnenkort gezelschap zou krijgen van mensen die zijn nieuwverworven onverschilligheid voor vallen deelden. Tot dusver waren er geen dieren gezien, maar af en toe zag men kleine sporen in de sneeuw, blijkbaar van dieren die leken op die waar ze tijdens de winter op gejaagd hadden. Het plantenleven was beduidend anders; op sommige plaatsen ging de sneeuw bijna verborgen onder grasachtige vegetatie die er doorheen was gegroeid, en eenmaal verbaasde de bemanning zich hogelijk bij de aanblik van iets dat voor Lackland op een miezerig boompje leek. De Mesklinieten hadden nog nooit iets gezien dat zo ver boven de grond groeide.

Terwijl Lackland zo goed als hij kon in zijn benauwde kwartier sliep verspreidden de bemanningsleden zich over de omgeving. Gedeeltelijk vanwege het verlangen naar vers voedsel, maar vooral om verkoopbare lading te verzamelen. Allen kenden de planten die produceerden wat Lackland specerijen had genoemd, maar hier groeiden die niet. Veel gewassen droegen zaad, en bijna allemaal hadden ze bladerachtige aanhangsels en wortels; de moeilijkheid was dat ze niet wisten of ze te eten waren, laat staan of ze goed smaakten. Barlennans zeelieden waren niet zo onbezonnen of naïef dat ze een hapje namen van een plant die ze zelfs nog nooit hadden gezien; een groot deel van Mesklins plantengroei beschermde zich gevaarlijk effectief met diverse vergiftèn. In zo’n geval vertrouwde men op de zintuigen van enkele kleine dieren die de Mesklinieten als huisdieren hadden; wat een parsk of ternee at was veilig. Helaas had het enige exemplaar aan boord van de Bree de winter niet overleefd, of liever gezegd de equator; hij was weggewaaid bij de eerste windstoot omdat zijn eigenaar hem niet op tijd had vastgebonden.

De zeelieden brachten hopen verleidelijke specimina naar het schip; maar niemand kon een nuttig doel voor hun vondst bedenken. Alleen Dondragmer maakte een geslaagde tocht; hij had meer verbeelding dan zijn metgezellen en hij was op de gedachte gekomen om onder voorwerpen te kijken, en al doende had hij een boel stenen opgelicht. Eerst voelde hij zich niet helemaal lekker, maar tenslotte was zijn nervositeit geheel verdwenen en raakte hij laaiend enthousiast voor deze nieuwe sport. Hij ontdekte dat er zelfs onder heel zware stenen allerlei dingen gevonden konden worden, en weldra kwam hij terug met een aantal voorwerpen die volgens iedereen eieren waren. Karondrasee ontfermde zich erover — niemand schroomde om dierlijk voedsel te eten — en spoedig werd hun mening bevestigd. Het waren inderdaad eieren, en erg lekker ook. Pas toen ze opgegeten waren dacht iemand eraan om ze uit te broeden om te zien welk soort dier erbij hoorde. Toen die gedachte eenmaal geopperd was ging Dondragmer nog een stap verder door op te merken dat ze misschien een dier zouden kunnen fokken dat de plaats kon innemen van de verdwenen ternee. Het denkbeeld werd geestdriftig ontvangen en opnieuw gingen er groepen op weg, nu om eieren te zoeken. De Bree was vrijwel veranderd in een uitbroederij toen Lackland wakker werd.

Toen hij zich ervan had vergewist dat de voltallige bemanning aan boord was startte hij de wagen en werd de tocht naar het oosten voortgezet. In de volgende dagen werden de heuvels hoger en tweemaal staken zij rivieren van methaan over, die gelukkig zo smal waren dat de slee ze makkelijk kon overbruggen. Het was maar goed dat het hoger worden van de heuvels geleidelijk verliep, want de zeelieden werden toch een beetje onrustig als ze enige afstand omlaag moesten kijken, maar Barlennan meldde dat ze er langzaam aan wenden.

En toen, twintig dagen na het begin van het tweede deel van de reis, vergaten ze hun hoogtevrees op slag omdat iets veel belangrijkers de aandacht van alle levende wezens op beide voertuigen opeiste en gevangen hield.

7 Een stenen verdediging