Een van zijn ideeën hinderde hem echter. Hij had zich af zitten vragen waarom de reuzen eigenlijk hun steden op die manier bouwden. Op de tank of de Bree hadden ze natuurlijk niet zitten wachten. En om een inval af te slaan van andere lieden van hun eigen soort was het een nogal onpraktische manier, aangezien die deze methode ook kenden en dus niet verrast konden worden.
Er was nog een andere reden mogelijk. Het was maar een hypothese, maar het zou de bouw van de steden kunnen verklaren, en tevens de afwezigheid van Mesklinieten erbuiten en alles wat op bouwland leek. Het was allemaal zeer speculatief, en Lackland vertelde het niet aan Barlennan. Het verklaarde bijvoorbeeld niet hoe het kwam dat ze tot dusver niet aangevallen waren. Als het idee juist was zouden ze nu al een hoop van de ammunitie van het snelvuurkanon hebben verbruikt. Hij zei dus niets maar hield wel zijn ogen open. Toen ze driehonderd kilometer na de stad waar Hars gewond was geraakt bij zonsopgang een kleine heuvel, recht vooruit, zich zagen verheffen op een twintigtal olifantachtige poten was hij niet verrast. Het beest stak zijn kop aan het eind van zijn zes meter lange nek zo ver mogelijk omhoog, bleef enige ogenblikken naar ze staren met een batterij ogen, en kwam toen log op de tank af waggelen.
Deze keer zat Barlennan toevallig niet op zijn plaats op het dak, maar hij reageerde meteen op Lacklands oproep. De man had de tank stilgezet en had nu een paar minuten om te beslissen voor het beest hem met zijn huidige snelheid kon bereiken.
“Barl, ik durf te wedden dat je nog nooit zoiets gezien hebt. Zelfs met zulk taai weefsel als jullie planeet produceert kan dit beest ver van de evenaar zijn eigen gewicht niet torsen.”
“Je hebt volkomen gelijk; ik heb er nooit zo een gezien. Ook nooit van gehoord, ik weet niet of hij al of niet gevaarlijk is. Ik weet ook niet of ik daar graag achterkom. Maar het is vlees, misschien…”
“Als je bedoelt dat je niet weet of het vlees of planten eet, ik wed op het eerste,” zei Lackland. “Voor een planteneter is het heel ongewoon om direct op iets af te komen dat groter is dan hij zodra hij het ziet — tenzij hij stom genoeg is om te denken dat de tank een vrouwtje van zijn ras is, en dat zal wel niet. Bovendien lijkt me dat een grote vleeseter de makkelijkste verklaring is waarom de reuzen nooit uit hun steden komen, en waarom ze zulke volmaakte vallen hebben gebouwd. Ze lokken deze beesten waarschijnlijk zodra ze zich bij de heuvel vertonen, door zich in het dal te laten zien, zoals ze met ons deden, en dan doden ze ze met rotsblokken, net als ze met de tank probeerden. Het is een handige manier om het vlees aan de voordeur bezorgd te krijgen.”
“Dat kan allemaal wel waar zijn, maar het is op dit moment niet zo belangrijk,” antwoordde Barlennan enigszins ongeduldig. “Wat gaan we precies met dit exemplaar doen? Dat wapen van je waarmee je het rotsblok hebt versplinterd kan het waarschijnlijk wel doden, maar dan blijft er misschien niet genoeg vlees over om op te rapen; en als we er met de netten op af gaan staan we in de weg voor je kanon als wij in moeilijkheden komen.”
“Je bedoelt dat je met je netten zo’n groot beest te lijf zou gaan?”
“Jazeker. Ze houden het wel, als we hem erin krijgen. Het probleem is dat zijn poten te groot zijn voor de mazen, zodat we een andere methode moeten toepassen. We moeten, de netten rond zijn lichaam en poten krijgen, op de een of andere manier, en ze dan straktrekken.”
“Heb je daarvoor een methode op het oog?”
“Nee — en we hebben er toch geen tijd voor: hij is al bijna hier.”
“Spring eraf en maak de slee los. Ik rijd de tank naar hem toe om hem een poos bezig te houden, als je wilt. Als je hem te lijf gaat, en je raakt in moeilijkheden, dan hebben jullie allemaal de tijd om opzij te springen voor ik schiet.”
Barlennan voerde zonder aarzelen of commentaar uit wat ze besproken hadden. Hij gleed achter van het dak en maakte met een enkele vloeiende beweging de sleepkabel los. Met een schreeuw naar Lackland dat het gebeurd was sprong hij aan boord van de Bree en lichtte hij zijn bemanning snel in over de situatie. Ze konden het zelf zien toen hij daarmee klaar was, want de Vlieger had de tank naar voren en opzij gereden, zodat ze het grote dier recht voor zich zagen. Een poos lang keken ze met grote belangstelling en enige verbazing toe, maar zonder noemenswaardige vrees, terwijl de tank met zijn tegenstander speelde. Het beest stond stil toen de machine weer begon te rijden. Hij liet zijn kop tot een meter boven de grond zakken, en zwaaide zijn lange nek zo ver mogelijk van links naar rechts, zodat alle ogen de situatie konden overzien. Hij besteedde geen aandacht aan de Bree; of hij merkte de bewegingen van de bemanning niet op, of hij vond de tank nu belangrijker. Toen Lackland hem in de flank benaderde draaide hij zijn reusachtige lichaam mee zodat de tank voor hem bleef. Even speelde de Aardbewoner met de gedachten het dier honderdtachtig graden te laten draaien, zodat het met zijn rug naar de Bree zou zijn gekeerd, maar hij bedacht zich bijtijds dat het schip daarmee direct in de vuurlinie zou komen mocht hij zijn kanon moeten gebruiken. Hij stopte zijn omcirkelende beweging toen de slee rechts van het monster stond. Trouwens, met die ogen kon hij de slee zowel voor als achter zich zien, bedacht Lackland zich.
Opnieuw bewoog hij zich naar het beest toe. Het was met zijn buik op de grond gaan zitten toen hij was gestopt; nu verhief hij zich weer en trok hij zijn kop in, bijna tot in zijn lichaam: kennelijk een defensieve houding. Lackland stopte weer, greep een fototoestel, en nam een aantal foto’s van het dier; daarna bekeek hij het een paar minuten lang op zijn gemak, aangezien het toch niet in de stemming scheen om een aanval te beginnen.
Zijn lichaam was iets groter dan van een olifant; op Aarde zou hij acht of tien ton hebben gewogen. Het gewicht was min of meer gelijk over de tien paar poten gedistribueerd, die kort en enorm dik waren; Lackland betwijfelde of hij zich veel sneller kon bewegen dan hij tot dusver had gedaan.
Nadat hij een paar minuten had gewacht begon hij onrustig te worden; zijn kop kwam weer iets naar voren en begon heen en weer te zwaaien alsof hij naar andere vijanden zocht. Omdat hij bang was dat hij zijn aandacht nu naar de Bree zou verplaatsen reed Lackland de tank weer een meter vooruit. Onmiddellijk nam zijn tegenstander weer een verdedigende houding aan. Dit herhaalde zich een aantal malen met steeds kortere tussenpozen. De schijnbewegingen duurden tot de zon in het westen achter de heuvel verdween; de hemel werd donker en Lackland, die niet wist of het dier “s nachts kon of wilde vechten, wijzigde de situatie door alle lichten van de tank aan te steken. Dit zou het dier op zijn minst beletten iets in de duisternis achter de tank te zien, zelfs als hij bereid was zich aan een nieuwe en volslagen vreemde situatie te wagen.
Het dier apprecieerde de lichten heel duidelijk niet. Hij knipoogde een paar keer toen het grootste zoeklicht in zijn ogen priemde, en Lackland zag dat de grote pupillen zich samentrokken; toen, met een jammerlijk gesis dat de radio op het dak opving en doorgaf aan de man binnenin, strompelde het een paar passen voorwaarts en sloeg toe. Lackland had niet beseft dat hij zo dichtbij was — of juister, dat hij zover kon reiken. De nek, die nog langer was dan hij eerst dacht, schoot in zijn volle lengte naar voren, zodat de massieve kop iets opzij hing. Bij het bereiken van zijn uiterste stand dook de kop en deed hij een snelle uitval naar opzij. Een van de grote slagtanden smakte met een dreunende klap tegen de pantsering van de tank en het grote zoeklicht doofde op hetzelfde moment. Een nieuw gesis betekende waarschijnlijk dat de elektriciteit die de lamp had gevoed via de kop van het monster aarde maakte met de pantsering, maar Lackland verdiepte zich er niet in. Hij reed snel achteruit terwijl hij de binnenlichten uitdeed. Hij wilde niet dat een van de slagtanden een raam raakte met de kracht waarmee de klap op de pantsering was aangekomen. Nu werd het tafereel alleen nog verlicht door de koplampen die laag aan het voertuig en diep in de bepantsering verzonken waren. Aangemoedigd door Lacklands terugtocht kwam het dier weer naar voren en haalde uit naar een van die lichten. Deze durfde de Aardling niet te doven omdat hij dan niets meer zou zien. Koortsachtig seinde hij naar Barlennan: