“Barl! Komt er nog iets van die netten? Als je nog niet zover bent zal ik moeten schieten, vlees of geen vlees. En dan moeten jullie uit de buurt blijven; hij is zo dichtbij dat ik geen brisantgranaat kan gebruiken maar thermiet moet nemen.”
“De netten zijn nog niet klaar, maar als je hem nog een paar meter achteruit leidt komt hij aan de lijzijde van het schip en dan kunnen we hem op een andere manier behandelen.”
“Goed.” Lackland wist niet waaruit die andere manier bestond en twijfelde aan het resultaat, maar als het de kapitein schikte dat hij zich terugtrok wilde hij dat wel doen. Het kwam geen moment bij hem op dat Barlennans wapen de tank in gevaar zou kunnen brengen, en om eerlijk te zijn dacht ook Barlennan daar helemaal niet aan. Door zich herhaaldelijk en haastig terug te trekken ontweek de Aardbewoner de slagtanden meestal; het monster scheen niet zo intelligent te zijn dat hij zijn manoeuvres kon voorspellen. Na twee of drie minuten kon Barlennan zijn gang gaan.
Ook hij had het druk gehad in die paar minuten. Aan de lijzijde van het schip stonden op de vlotten vier toestellen die op blaasbalgen leken. Op de monden ervan waren trechters gemonteerd. Bij elke blaasbalg stonden twee matrozen en op een teken van de kapitein begonnen ze zo hard te pompen als ze konden. Tegelijk deed een derde man iets met de trechter en een stroom van fijn stof vloeide in de luchtstraal die uit de monding werd gespoten. Dit werd door de wind naar de vechtenden gedragen. De duisternis belemmerde een nauwkeurige schatting van de snelheid die het kreeg, maar Barlennan was niet voor niets zeeman en toen er een poos was gepompt riep hij een nieuw bevel.
De trechtermannen bogen zich onmiddellijk over hun blaasbalg en meteen joeg er een brullende vlam van de Bree af naar de vechtenden, die erdoor omspoeld werden. De bemanning had reeds dekking gezocht achter zeilen en zelfs de mannen van de blaasbalgen werden beschut door lappen die bij hun wapens behoorden; maar de begroeiing was hoog noch dicht genoeg om de vechtenden te beschermen. Onder het uitstoten van woorden die hij Barlennan nooit had geleerd reed Lackland de tank snel achteruit uit de wolk van vuur met een schietgebedje voor het kwarts van de ruiten.
Zijn tegenstander, die even graag uit het vuur wilde ontsnappen, scheen hier de nodige spierbeheersing voor te missen. Eerst waggelde hij naar links, toen naar rechts, zoekend naar een uitweg. De vlammen doofden binnen enkele seconden, zodat er alleen een wolk van dichte witte rook achterbleef die oplichtte in de koplichten van de tank; maar of het kortstondige vuur was voldoende geweest, of de rook was al even dodelijk, want het monster raakte de macht over zijn spieren steeds verder kwijt. Zijn doelloze stappen werden korter en zwakker terwijl de poten langzamerhand de kracht verloren om het zware lichaam te torsen; weldra struikelde hij en rolde op zijn zij. De poten schopten nog enkele ogenblikken heftig om zich heen, terwijl de lange nek zich beurtelings introk en tot zijn volle lengte uitstrekte, en de kop met de slagtanden door de lucht zwaaide en tegen de grond sloeg. Tegen zonsopgang zag men alleen nog stuiptrekkingen van kop of poot; een paar minuten later lag de reus stil. De bemanning van de Bree stormde overboord en rende over de donkere plek aarde waar de sneeuw was verdampt, belust op vlees. De dodelijke witte wolk was afgedreven op de wind en sloeg nu langzaam neer. Tot zijn verbazing zag Lackland zwarte sporen op de sneeuw waar de wolk was neergestreken.
“Barl, wat ter wereld was dat spul dat je voor die vuurwolk hebt gebruikt? En is het niet bij je opgekomen dat mijn ruiten erdoor zouden kunnen barsten?” De kapitein, die bij een van de radio’s op het schip was gebleven, antwoordde meteen.
“Het spijt me, Charles; ik wist niet waar je ramen van gemaakt zijn, en ik heb er niet bij nagedacht dat onze vlamwolk een gevaar voor je machine kon zijn. De volgende keer zal ik voorzichtiger zijn. De brandstof halen we gewoon uit bepaalde planten. Het zijn vrij grote kristallen die we met grote zorg en in het donker moeten vermalen.”
Lackland knikte langzaam terwijl hij deze gegevens verwerkte. Hij wist weinig van scheikunde, maar voldoende om te kunnen raden naar de aard van de brandstof. Aansteken met licht — brandde in waterstof met een witte wolk — zwarte plekken op de sneeuw — zover hij wist kon het maar één ding zijn. Bij de temperatuur van Mesklin is chloor een vaste stof; het verbindt zich heftig met waterstof, en chloorwaterstof in poedervorm is wit; methaansneeuw die van de grond opdampte zou zijn waterstof opgeven aan het vraatzuchtige element, en koolstof achterlaten. Interessant plantenleven hield deze planeet er op na! Hij moest het maar aan Toorey rapporteren — of misschien kon hij dit nieuwtje beter bewaren tot hij Rosten weer eens ergerde.
“Het spijt me heel erg dat ik je tank in gevaar heb gebracht.” Barlennan scheen zich nog steeds schuldig te voelen. “Misschien kunnen we zulke beesten beter aan jou en je kanon overlaten; of misschien kun je ons leren hoe wij het kanon moeten gebruiken. Is hij net als de radio’s speciaal voor Mesklin gemaakt?” De kapitein vroeg zich af of hij te ver was gegaan met deze opmerking, maar hij vond de vraag wel de moeite waard. Hij kon Lacklands grijns zien noch begrijpen.
“Nee, het kanon is niet speciaal voor deze wereld gemaakt of verbouwd, Barl. Het werkt hier vrij goed, maar in jouw land zou het tamelijk nutteloos zijn.” Hij pakte een rekenliniaal en voegde er even later aan toe: “Op jullie pool zou dit ding onmogelijk verder kunnen schieten dan een meter of vijftig.”
Teleurgesteld hield Barlennan verder zijn mond. Men besteedde er verscheidene dagen aan om het monster te slachten. Lackland legde beslag op de schedel als bescherming tegen Rostens toorn, en de optocht vervolgde zijn weg. Kilometer na kilometer kropen de tank en zijn aanhanger verder. Nog dikwijls kregen ze steden van rotsrollers in het oog; twee of drie keer haalden ze voedsel voor Lackland binnen dat door een raket op hun pad was gedeponeerd; tamelijk vaak zagen ze grote dieren, waarvan sommige leken op het monster dat door Barlennan met zijn vuur was gedood, terwijl andere er heel anders uitzagen. Twee keer ving de bemanning met netten grote planteneters om aan vlees te komen, tot grote bewondering van Lackland. De verhouding van hun respectievelijke afmetingen was veel groter dan die van olifanten en de Afrikaanse pygmeeën die daar soms op jagen.
Het terrein werd heuvelachtiger naarmate ze voortgingen, en met het stijgen van het land verdeelde de rivier die ze met tussenpozen over honderden kilometers hadden gevolgd zich in talloze kleinere stromen. Twee van deze zijrivieren waren nogal moeilijk over te steken geweest. Ze hadden de Bree los moeten maken van de slee en hem er aan touwen overheen moeten trekken, terwijl tank en slee onder water de rivierbedding overstaken. Maar nu waren de stroompjes zo smal geworden dat de slee ze overspande, en dergelijke oponthouden kwamen niet meer voor.