Ten langen leste, een volle tweeduizend kilometer van waar de Bree had overwinterd, en vijfhonderd kilometer onder de evenaar, waar Lackland gebogen ging onder een extra halve g, begonnen de stroompjes min of meer in de goede richting te gaan. Zowel Lackland als Barlennan lieten er een paar dagen overheen gaan voor ze dit vertelden, omdat zij het eerst zeker wilden weten, maar tenslotte leed het geen twijfel meer dat ze zich in het stroomgebied bevonden dat naar de oostelijke oceaan voerde. Het moreel, dat nooit gedaald was, werd er zelfs nog beter door; en er zaten nu steeds wel een paar matrozen op het dak die hoopten als eersten een glimp op te vangen van de zee zodra ze weer een nieuwe heuveltop bereikten. Zelfs Lackland, soms zo moe dat hij er misselijk van werd, leefde weer op; en omdat zijn opluchting het grootst was, zo was hij naar verhouding ook teleurgestelder toen ze zonder enige waarschuwing aan de rand van een steile afgrond stonden; een bijna verticale wand van meer dan twintig meter die zich loodrecht op hun route uitstrekte zover het oog reikte.
9 Over de rand
Lange tijd werd er geen woord gesproken. Lackland en Barlennan, die samen zo nauwgezet de foto’s hadden bestudeerd waarvan de kaart was gemaakt, waren veel te verbaasd om te spreken. En de bemanning, hoewel geenszins van initiatief gespeend, besloot unaniem dit vraagstuk over te laten aan hun kapitein en zijn buitenlandse vriend.
“Hoe is het mogelijk dat die hier is?” Barlennan was de eerste die zijn stem terugvond. “Hij is niet hoog, vergeleken met de afstand tot de raket die de foto’s heeft gemaakt, maar zou hij voor zonsondergang niet een lange schaduw over het hele land daar beneden hebben geworpen?”
“Zeker Barl, en ik kan maar één reden bedenken waarom wij die niet gezien hebben. Elke foto beslaat vele vierkante kilometers; één ervan zou al het land beslaan dat wij van hieruit kunnen zien en meer. De foto van dit gebied moet gemaakt zijn tussen zonsopgang en het midden van de dag, toen er geen schaduw was.”
“Dan reikt deze klif dus niet verder dan de grenzen van die foto?”
“Misschien niet; maar het is even goed mogelijk dat de twee of drie aangrenzende foto’s allemaal “s ochtends zijn genomen — ik weet niet precies in welke baan de fotoraket vloog. Als hij een oost-west koers aanhield, en dat zal wel, dan is het niet zo’n toeval als hij de klif een paar keer achter elkaar op ongeveer dezelfde tijd van de dag is gepasseerd. Maar het heeft weinig zin ons daar in te verdiepen. Het probleem is hoe wij onze weg moeten vervolgen.”
Deze opmerking veroorzaakte een nieuwe stilte, die tot beider verbazing werd verbroken door de eerste stuurman. “Zou het niet nuttig zijn als de vrienden van de Vlieger daar in de hoogte uitvinden hoe ver deze klif zich precies naar links en rechts uitstrekt? Misschien is er een minder steile helling waarvoor wij geen al te grote omweg hoeven te maken. Voor hen daarboven is het niet zo moeilijk om nieuwe foto’s te maken.” Barlennan vertaalde wat de stuurman in zijn eigen taal had gezegd. Lackland trok zijn wenkbrauwen op.
“Je vriend had het zelf wel in het Engels kunnen zeggen, Barl — hij schijnt ons gesprek tenminste te hebben begrepen. Of heb je soms een manier om met hem te praten die ik niet ken?”
Barlennan draaide zich bliksemsnel om naar zijn stuurman, geschrokken en even later ook verward. Hij had het gesprek niet aan Dondragmer doorgegeven; kennelijk had de Vlieger gelijk — zijn stuurman had nogal wat Engels geleerd. Ongelukkigerwijs school er ook in Lacklands tweede gissing een kern van waarheid; Barlennan wist al lang dat veel van de geluiden die zijn stemorgaan kon produceren voor de Aardling niet hoorbaar waren, hoewel hij de reden hiervan niet kon raden. Enkele seconden weifelde hij of hij Dondragmers kennis beter kon toegeven, of het geheim van hun spraak, of allebei; of, als het hem lukte, geen van beide. Barlennan redde zich er zo goed mogelijk uit.
“Kennelijk is Dondragmer spitser dan ik dacht. Is het waar dat je wat van de taal van de Vlieger hebt geleerd, Don?” Dit vroeg hij in het Engels en op een toonhoogte die Lackland kon horen. Op de hogere toon die hij in zijn eigen taal zo vaak gebruikte voegde hij eraan toe; “Zeg de waarheid — ik wil zo lang mogelijk verborgen houden dat we met elkaar kunnen spreken zonder dat hij het hoort. Antwoord in zijn taal als je kunt.” De stuurman gehoorzaamde, hoewel zelfs zijn kapitein niet kon raden wat hij dacht.
“Ik heb veel van je taal geleerd, Charles Lackland. Ik had niet begrepen dat je daar bezwaar tegen zou hebben.”
“Ik heb helemaal geen bezwaar, Don; ik vind het erg leuk en ik moet toegeven dat het me verbaast. Ik zou jou even graag les hebben gegeven als Barl, als je naar mijn koepel w: as gekomen. Nu heb je het zelf geleerd — ik neem aan dat je onze gesprekken hebt vergeleken met de daaruit voortvloeiende handelingen van je kapitein. Waarom neem je niet aan de discussie deel? Je suggestie is heel goed; ik zal meteen het station op Toorey oproepen.”
De wachter op de maan antwoordde direct, omdat de frequentie van de hoofdzender van de tank nu voortdurend in de gaten werd gehouden via diverse tussenstations die in Mesklins buitenste ring rondzweefden. Hij meldde dat hij het probleem begrepen had en beloofde dat er zo spoedig mogelijk foto’s zouden worden genomen.
Zo spoedig mogelijk betekende echter een flink aantal dagen; en terwijl ze wachtten trachtten de drie andere plannen te ontwikkelen voor het geval het niet mogelijk bleek om de klif binnen redelijke afstand te omzeilen. Een stuk of twee matrozen vatten het plan op van de klif af te springen, tot grote ongerustheid van Barlennan. Hij vond dat hun natuurlijke hoogtevrees niet vervangen moest worden door totale minachting voor hoge plaatsen, ook al deelde nu de hele bemanning zijn bereidheid tot klimmen en springen. Hij riep Lacklands hulp in om deze roekeloze lieden van hun voornemen af te brengen, hetgeen deze deed door ze voor te rekenen dat een val van twintig meter hoogte hier overeenkwam met een val van dertig centimeter in hun vaderland. Hierdoor herleefden voldoende herinneringen aan jeugdervaringen om voorgoed een eind te maken aan het verlangen. Toen de kapitein later over dit voorval nadacht besefte hij dat hij volgens de maatstaven die hij zijn leven lang gehuldigd had een bemanning bezat die geheel bestond uit gekken, met hemzelf op de eerste plaats; maar hij was er vrij zeker van dat deze speciale vorm van krankzinnigheid nog erg nuttig zou blijken.
Denkbeelden van meer praktische aard kwamen er de eerste tijd niet uit; Lackland greep de gelegenheid aan om de slaap in te halen die hij hard nodig had. Hij had twee maal lang geslapen, met een stevige maaltijd er tussenin toen het verslag van de fotoraket binnenkwam. Het was kort en ontmoedigend. De klif liep ongeveer duizend kilometer noordoost de zee in, bijna precies op de evenaar. In tegenovergestelde richting was hij tweeduizend kilometer lang, werd langzaam lager, en verdween tenslotte helemaal in het gebied met 5 g. Hij was niet helemaal recht maar vertoonde op één punt een flinke uitstulping van de oceaan af; de tank ontmoette hem juist daar. Twee rivieren vielen over de rand van de klif, en de tank zat netjes tussen die twee gevangen, want niemand die bij zijn verstand was zou ze proberen over te trekken zonder eerst vele kilometers stroomopwaarts terug te gaan, weg van de geweldige watervallen.
Een van de twee vallen was ongeveer vijftig kilometer ver, recht naar het zuiden; de andere lag honderdvijftig kilometer naar het noordoosten, om de bocht in de klif heen. De raket had de steile wand natuurlijk niet over zijn hele lengte en in al zijn details kunnen opnemen, vanuit de hoogte die hij had moeten aanhouden, maar de man die het onderzoek had verricht twijfelde eraan of de tank er ergens af zou kunnen. De meeste kans hadden ze in elk geval bij een van de watervallen, waar de erosie misschien een begaanbaar pad had uitgeslepen.
“Hoe komt zo’n klif er in godsnaam nou?” vroeg Lackland kwaad toen hij dit had gehoord. “Drieduizend kilometer bergrug, net hoog genoeg om vervelend te zijn, en wij lopen er natuurlijk recht tegen aan. Ik wed dat dit de enige op de hele planeet is.”