Выбрать главу

De hoofdman meerde af tegen de buitenste vlotten, op het punt waar de radio was ingescheept, en stapte meteen uit. Zodra de kano de oever verliet had Barlennan reeds zijn bevelen gegeven, en nu werd het kleine vaartuig aan boord getrokken en naar de bestemde plek gebracht, nog steeds met alle tekenen van respect. De hoofdman wachtte niet tot dit was afgelopen; hij stapte in de andere kano en voer terug naar de oever, af en toe achterom kijkend. De duisternis daalde over het tafereel toen hij de oever beklom.

“Je hebt gewonnen, Barl. Ik wou dat ik iets van je talenten bezat; dan zou ik heel wat rijker zijn dan nu, als ik door een toeval althans nog in leven was. Blijf je wachten, om morgen nog meer van ze gedaan te krijgen?”

“Wij vertrekken meteen!“ antwoordde de kapitein zonder aarzeling.

Lackland liet zijn donkere schermen in de steek en ging naar zijn kamer, om voor het eerst sinds vele uren te gaan slapen. Vijfenzestig minuten — minder dan vier van Mesklins dagen — waren verstreken sinds het dorp in zicht was gekomen.

11 Het oog van de storm

De Bree voer geleidelijk de oostelijke oceaan binnen, maar niemand kon eigenlijk zeggen wanneer de overgang precies plaatsvond. De wind was van dag tot dag toegenomen totdat het schip van zijn zeilen gebruik kon maken; de rivier verbreedde zich steeds sneller todat de twee oevers van het dek af tenslotte niet meer te zien waren. Maar het water was nog altijd “zoet’ — hetgeen bleek uit het ontbreken van de scholen levensvormen die bijna alle zeegebieden hun eigen kleur gaven, waardoor deze wereld vanuit de ruimte zo’n verrassende aanblik bood. Maar de smaak veranderde langzaam maar zeker, zoals de ene zeeman na de andere tot zijn grote voldoening constateerde.

De koers was nog steeds oost, want volgens de Vliegers belette een langgerekt schiereiland hen naar het zuiden te varen. Het weer was goed, en als het veranderde zou er ruimschoots tijd zijn om gewaarschuwd te worden door de buitenaardse wezens die hen zo nauwlettend in het oog hielden. Er was nog ruim voldoende voedsel aan boord, in ieder geval tot ze de rijke gebieden van de diepe zeeën bereikten. De bemanning was goed geluimd.

Ook de kapitein was tevreden. Hij had geleerd, deels door eigen waarneming en experiment, deels door Lacklands verklaringen, hoe het kwam dat een hol vaartuig als een kano voor zijn afmetingen zoveel meer gewicht kon dragen dan een vlot. Hij was reeds diep verwikkeld in plannen voor de constructie van een groot schip — zo groot als de Bree of nog groter — volgens deze principes, en geschikt om de winsten van tien reizen in één keer binnen te brengen. Dondragmers pessimisme was niet in staat hem uit deze rose droom te doen ontwaken; de stuurman meende dat er een reden moest zijn waarom zulke vaartuigen door hun eigen volk niet gebruikt werden, hoewel hij niet kon zeggen wat die reden was.

“Het klinkt te eenvoudig,” merkte hij telkens weer op. “Er zou al lang geleden iemand aan gedacht hebben als het zo makkelijk was.” Barlennan wees dan zwijgend naar achter, waar de kano vrolijk aan een touw meevoer, beladen met de helft van hun voedsel. De stuurman kon niet sceptisch het hoofd schudden op de manier van de oude familiekoetsier die het nieuwe voertuig zonder paarden onderzoekt, maar als hij een nek had bezeten zou hij het zeker gedaan hebben.

Hij werd vrolijker toen ze eindelijk afbogen naar het zuiden en er een nieuw idee bij hem opkwam.

“Wacht maar: je moet eens opletten hoe snel hij zinkt als we weer een beetje fatsoenlijk gewicht krijgen!“ riep hij uit. “Hij mag dan nuttig zijn voor de wezens aan de Rand, maar daar waar het leven normaal is heb je een stevig massief vlot nodig.”

“De Vlieger zegt van niet,” zei Barlennan. “Je weet net zo goed als ik dat de Bree hier aan de Rand niet hoger ligt dan thuis. De Vlieger zegt dat het komt doordat het methaan ook minder weegt, en dat klinkt redelijk.” Dondragmer antwoordde niet; hij keek alleen maar naar de veerbalans van taai hout met het gewicht eraan, met een uitdrukking die overeenkwam met een zelfvoldane glimlach. De balans was een van de voornaamste navigatie-instrumenten van het schip. Als het gewicht ging zakken, daarvan was hij overtuigd, zou er iets gebeuren waarop noch zijn kapitein, noch de ververwijderde Vlieger hadden gerekend. Hij wist niet wat; maar hij wist zeker dat het komen zou.

Maar de kano bleef drijven, terwijl het gewicht langzaam toenam. Hij lag natuurlijk niet zo hoog als op Aarde het geval zou zijn geweest, omdat vloeibaar methaan minder dan half zo dicht is als water; de waterlinie lag nu ongeveer halverwege kiel en boord, zodat ruim een decimeter onzichtbaar bleef onder de waterspiegel. De resterende tien centimeter boven het water werden met het verstrijken van de dagen niet minder, en de stuurman scheen ietwat teleurgesteld te zijn. Misschien hadden Barlennan en de Vlieger toch gelijk.

De veerbalans begon een nauwelijks zichtbare afwijking van de nulstand te vertonen — hij was natuurlijk gemaakt voor gebruik op plaatsen waar het gewicht vele tientallen of zelfs enige honderden malen de Aardse waarde bedroeg — toen de eentonigheid werd verbroken. Het gewicht aldaar was ongeveer zeven maal dat op Aarde. De gebruikelijke oproep van Toorey was een beetje laat en de kapitein en de stuurman vroegen zich al af of soms alle overgebleven radio’s op de een of andere manier defect waren geraakt toen hij eindelijk kwam. De spreker was niet Lackland maar een meteoroloog die de Mesklinieten heel goed hadden leren kennen.

“Barl,” begon de weerman zonder verdere inleiding, "ik weet niet wat voor soort storm je te erg vindt om op zee mee te maken — ik vermoed dat jullie wel wat gewend zijn — maar er komt er nu een die ik niet graag zou meemaken op een vlot van twaalf meter. Het is een zware cycloon van orkaankracht, zelfs voor Mesklin, en over de vijftienhonderd kilometer die ik hem heb gadegeslagen was hij krachtig genoeg om materiaal van de bodem op te zuigen en een gekleurd spoor op zee achter te laten.”

“Dan weet ik genoeg,” zei Barlennan. “Hoe vermijd ik hem?”

“Dat is het juist; ik weet het niet precies. Hij is nog altijd een heel eind van je vandaan en ik weet niet helemaal zeker of hij je koers wel kruist op de plaats waar je dan bent. Er komen eerst een paar gewone cyclonen voorbij die je koers iets zullen veranderen, en misschien ook die van de storm. Er ligt een groep vrij grote eilanden op ruim negenhonderd kilometer zuidoost van je, en ik dacht dat je daar misschien heen zou willen gaan. De storm trekt daar in ieder geval overheen, maar er schijnen daar een paar goede havens te zijn waar je met de Bree beschutting kunt zoeken tot het voorbij is.”

“Kan ik daar op tijd binnenlopen? Als dat ernstig te betwijfelen is wacht ik hem liever op open zee af dan dat ik ergens in de buurt van land wordt overvallen.”

“Met de snelheid die je tot nu toe hebt gehad moet je ruim voldoende tijd hebben om het te halen en naar een geschikte haven te zoeken.”

“Goed. Wat is mijn middagpositie?”

De mannen volgden de Bree nauwlettend door middel van de straling van de kijkradio’s, omdat het totaal onmogelijk was het schip van buiten de atmosfeer met een telescoop gade te slaan. Het was voor de meteoroloog niet moeilijk de kapitein zijn positie op te geven. Afgaande op die gegevens sloeg de Bree een nieuwe koers in.