“Ja. Ik heb me bedacht dat ik in plaats van een hoop tijd te verliezen door de machine om te draaien als hij helemaal opgewonden is, de gesp kan losnemen en de band er weer doorheen halen.”
“Dat zou kunnen als je geen last had die ondertussen ondersteund moest worden,” antwoordde de man. “Goed bedacht, Don.”
De bemanning liep meteen naar de eerste groep staken, maar Barlennan riep dat ze moesten wachten. “In het kanaal dat we aan het graven waren staan er niet zoveel. Don, heeft de Vlieger gezegd hoe lang het duurt om ze met dat toestel uit te trekken?”
“Dat wist hij niet precies, omdat hij niet weet hoe diep ze in de grond steken en hoe snel we met het ding kunnen werken; maar hij schat het op een dag per stuk, dus sneller dan we ze door kunnen zagen.”
“Maar niet zo snel dat we geen tijd winnen door het nieuwe kanaal af te maken terwijl jij met ik weet niet hoeveel man op die staken aanvalt. Tussen haakjes, had hij een naam voor dat ding?”
“Hij noemde het een differentiaaltakel. Het tweede deel van het woord is duidelijk, maar ik weet niet hoe ik het eerste moet vertalen — het zegt me niets.”
“Mij ook niet. Differentiaaltakel dan maar. Laten we aan het werk gaan; jouw wacht naar de takel, en de mijne naar het kanaal.” De bemanning ging opgewekt aan de slag.
Het kanaal was het eerst af, aangezien al spoedig bleek dat de meeste matrozen zich daaraan konden wijden: twee man die om beurten een paar minuten de takel bedienden waren voldoende om de speerschachten langzaam uit de harde grond te trekken. Tot Barlennans voldoening kwamen de punten mee, zodat hij aan het eind acht speren bezat die er zeer doelmatig uitzagen. Zijn volk deed weinig met steen, en de kwartspunten vond hij zeer waardevol.
Eenmaal door de barrière heen was de afstand naar het meer betrekkelijk kort. Op het meer brachten ze de Bree weer in zijn oorspronkelijke staat terug. Dit was snel gedaan — de bemanning was zo langzamerhand zeer bedreven op dit gebied — en eindelijk dreef het schip weer in tamelijk diep water. De Aardlingen in de hemel slaakten een gemeenschappelijke zucht van verlichting. Maar die bleek ietwat te vroeg te zijn.
De zweefvliegers waren tijdens de reis steeds heen en weer boven het schip blijven vliegen. Als de methode die gebruikt was om de speren uit de grond te trekken hen verbaasd had lieten ze dat niet merken. Barlennan hoopte natuurlijk dat ze het gezien hadden en dit feit hadden toegevoegd aan de lijst van superieure prestaties van zijn volk. Hij was niet al te verrast toen hij een stuk of tien vliegtuigen op het strand naast de mond van de fjord zag staan, en hij droeg de roerganger op naar land te sturen. Misschien zouden de eilanders ook nog opmerken dat hij de speren intact had weten te bemachtigen.
Reejaaren was de eerste die hen begroette toen de Bree een paar meter voor de kust voor anker ging. “Dus je schip is weer zeewaardig, hè? Als ik jou was zou ik de volgende storm een flink eind van het land vandaan over me heen laten gaan.”
“Juist,” beaamde Barlennan. “De moeilijkheid van een zee die je niet kent is waar het land zich bevindt. Misschien kun je ons de ligging van het land in deze gebieden vertellen? Of heb je misschien kaarten die we kunnen kopen? Ik had er eerder aan moeten denken daar naar te vragen.”
“Onze kaarten van deze eilanden zijn natuurlijk geheim,” antwoordde de tolk. “Maar over een dag of vijftig ben je deze groep uit en dan is er enkele duizenden dagen zeilen naar het zuiden geen land meer. Ik weet niet hoe snel je schip is en ik kan dus niet precies schatten wanneer je daar aankomt. Aanvankelijk zijn het alleen maar eilanden; dan buigt de kust naar het oosten, en als je recht naar het zuiden blijft varen bereik je het op ongeveer —” Hij gaf een positie op die verband hield met de waarden die de veerbalans aangaf, en die overeenkwam met een breedte waar de zwaartekracht vijfenveertig g was. “Ik zou je over veel van de landen langs die kust kunnen vertellen, maar dat vergt teveel tijd. Samengevat kan ik zeggen dat ze liever handelen dan vechten — hoewel sommigen ongetwijfeld hun best zullen doen om niet te betalen voor wat ze krijgen.”
“Zullen zij aannemen dat wij spionnen zijn?” vroeg Barlennan vriendelijk.
Dat risico loop je natuurlijk, hoewel weinigen van hen geheimen bezitten die het stelen waard zijn. Waarschijnlijk, zullen zij juist proberen jullie geheimen te stelen als ze weten dat jullie geheimen hebben. Ik raad je aan het onderwerp vliegen niet aan te roeren als je daar bent.”
“Dat waren we ook niet van plan,” verzekerde Barlennan hem met leedvermaak, dat hij wist te verbergen. “Wij danken je voor je raad en informatie.”
Hij gaf bevel het anker, te lichten en voor het eerst merkte Reejaaren de kano op die nu weer aan het eind van zijn sleepkabel dreef en beladen was met voedsel.
“Die had ik eerder moeten zien,” zei de tolk, “Dan zou ik er nooit aan getwijfeld hebben dat jullie uit het zuiden komen. Hoe heb je die van de inboorlingen losgekregen?” Zijn antwoord op deze vraag was Barlennans eerste ernstige fout.
“O, die hebben we meegenomen; wij gebruiken ze vaak om extra voorraden te vervoeren. Je ziet dat zijn vorm hem makkelijk te slepen maakt.” Het begrip van stroomlijn had hij van Lackland, niet lang nadat hij de kano in zijn bezit had gekregen.
“O, hebben jullie dit vaartuig ook in jullie land ontwikkeld?” vroeg de tolk nieuwsgierig. “Dat is interessant; ik heb er in het zuiden nooit een gezien. Mag ik hem eens bekijken óf heb je geen tijd? Wij hebben nooit moeite gedaan ze zelf te maken.” Barlennan aarzelde: hij beschouwde deze laatste opmerking als precies zo’n handigheidje als hij zelf wel toepaste; maar hij zag er geen kwaad in dat de eilander keek, want Reejaaren zou niets meer lerén van een onderzoek van dichtbij dan wanneer hij van de wal af keek. Tenslotte was de vorm van de kano belangrijk, dat kon iedereen zien. Hij. liet de Bree dichter naar de wal drijven, trok de kano aan zijn kabel naar zich toe en gaf hem een duw naar de wal. Reejaaren sprong in de baai en zwom naar het vaartuig toen dit aan de grond liep. Het voorste deel van zijn lichaam krulde omhoog om in de kano te kijken; zijn sterke, van scharen voorziene armen duwden tegen de zijkanten. Deze waren van gewoon hout en veerden sterk mee; toen hij dat merkte stootte de eilander een kreet van alarm uit: de vier vliegtuigen in de lucht doken naar de Bree en de mannen op het strand richtten hun aandacht op het schip.
“Spionnen!“ schreeuwde hij. “Zet je schip onmiddellijk aan de grond, Barlennan — als dat je ware naam is. Je bent een goede leugenaar, maar deze keer heb je jezelf de gevangenis in gelogen.”
14 Het nadeel van holle boten
Men had Barlennan gedurende zijn ontwikkelingsjaren diverse malen verteld dat hij zich op een goede dag al pratend zulke moeilijkheden op de hals zou halen dat hij zich er niet meer uit zou kunnen praten. Op verschillende tijdstippen in zijn latere loopbaan was deze voorspelling wel heel dicht bij vervulling gekomen, en telkens had hij zich voorgenomen in de toekomst beter op zijn tong te passen. Zo dacht hij ook nu, terwijl hij zich tegelijk verongelijkt voelde omdat hij niet wist wat hij nu precies had gezegd dat zijn leugenachtigheid aan de eilander had verraden. Hij had ook geen tijd om hierover na te denken: er moest iets gebeuren, en hoe sneller hoe beter. Reejaaren had al bevelen geschreeuwd naar de vliegtuigen om de Bree aan de grond te nagelen als hij het waagde zich naar open zee te begeven, en de katapulten op het strand schoten meteen extra machines de lucht in ter versterking van het aantal dat al vloog. De wind kwam van zee onder zo’n hoek dat hij omhoog boog tegen de verre wand van de fjord, en de vliegers konden dus net zo lang boven blijven als ze wilden. Barlennan had van de mensen geleerd dat ze waarschijnlijk niet erg hoog konden komen — maar wel hoog genoeg om nauwkeurig met projectielen te smijten — omdat ze aangewezen waren op de opwaartse stromingen die de oceaangolven veroorzaakten; maar het schip was nog ver van de zee vandaan waar ze van dergelijke stromingen afhankelijk zouden zijn. Hij had al eens aan den lijve ondervonden hoe nauwkeurig ze konden speerwerpen, en hij zette dadelijk het idee uit zijn hoofd dat hij op zijn laveertalent kon vertrouwen om zijn schip te redden.