Выбрать главу

Barlennan wachtte niet tot het laatste slachtoffer neergehaald was maar beval de zeilen te hijsen. De wind werkte tegen, maar het water was diep genoeg voor de zwaarden en hij begon de fjord uit te laveren. Eén ogenblik leek het erop dat de mannen aan het strand hun kruisbogen op het schip zouden afschieten, maar Krendoranic had een tweede van zijn vreselijke projectielen klaargemaakt en richtte zijn boog op het strand; dit gebaar alleen al zond ze rennend op de vlucht — bovenwinds; voor het merendeel waren het verstandige wezens.

Reejaaren had in stilte toegekeken, terwijl zijn lichaamshouding verslagenheid uitdrukte. Er waren nog zweefvliegtuigen in de lucht en sommige klommen alsof ze van grote hoogte een duikvlucht wilden ondernemen; maar hij wist heel goed dat de Bree betrekkelijk veilig was voor dergelijke pogingen, hoe goed de bemanningen ook konden richten. Een van de zweefvliegtuigen probeerde het inderdaad, van een hoogte van honderd meter, maar een langs hem heenschietend rookspoor verijdelde een goed gericht schot en verder werden er geen pogingen ondernomen. De machines vlogen in grote cirkels rond maar zorgden ervoor buiten schot te blijven, terwijl de Bree zich door de fjord heen naar zee bewoog.

“Wat voor de donder is er toch gebeurd, Barl?” Lackland kon zich niet langer bedwingen. Nu de menigte op het strand op een flinke afstand was gekomen leek het hem veilig om te spreken. “Ik heb me er niet mee bemoeid uit angst dat de radio’s je plannen zouden bederven, maar laat ons alsjeblieft weten wat je allemaal gedaan hebt.”

Barlennan gaf een kort overzicht van de voorvallen van de laatste paar honderd dagen, en vermeldde de gesprekken die de toekijkers niet hadden kunnen volgen. Het verslag duurde de hele nacht en bij zonsopgang bevond het schip zich bijna aan de mond van de fjord. De tolk had geschokt en verslagen naar het gesprek tussen de kapitein en de radio geluisterd: hij nam aan, en terecht, dat de eerste de resultaten van zijn spionnage doorgaf aan zijn meerderen, hoewel hij niet begreep hoe dit dan in zijn werk ging. Met het aanbreken van de dag vroeg hij aan land te worden gezet, op een toon die radicaal verschilde van alle andere die hij tot dusver had aangeslagen. Barlennan, die medelijden kreeg met een schepsel dat waarschijnlijk nooit eerder in zijn leven een gunst had gevraagd van iemand van een andere mogendheid, liet hem op vijftig meter van het strand overboord gaan. Lackland zag de eilander met enige opluchting in zee duiken; hij kende Barlennan tamelijk goed, maar wist toch niet precies wat deze onder de gegeven omstandigheden juist oordeelde.

“Barl,” zei hij na enkele ogenblikken stilte, “geloof je dat je een paar weken lang de moeilijkheden uit de weg kunt gaan, totdat wij hier onze zenuwen en onze spijsvertering weer gekalmeerd hebben? Iedere keer dat de Bree wordt opgehouden wordt iedereen op deze maan tien jaar ouder.”

“En wie heeft mij deze moeilijkheden bezorgd?” vroeg de Meskliniet. “Als ik niet de raad had gekregen beschutting te zoeken tegen een zekere storm — die ik achteraf veel beter op zee had kunnen ondergaan — had ik deze vliegtuigmakers nooit ontmoet. Ik kan niet zeggen dat ik er veel spijt van heb; ik heb een hoop geleerd en ik weet dat een deel van jouw vrienden het schouwspel niet hadden willen missen. Van mijn standpunt uit is deze tocht tot nu toe nogal saai geweest; de paar ontmoetingen die we gehad hebben zijn heel tam verlopen en hebben een verrassende winst opgeleverd.”

“Waar hou jij eigenlijk meer van, avontuur of geld?”

“Ja, dat weet ik eigenlijk niet. Af en toe begin ik aan iets omdat het me interessant lijkt; maar uiteindelijk ben ik het blijst als ik er iets aan overhoud.”

“Concentreer je dan alsjeblieft op wat je met deze tocht gaat verdienen. Als dat helpt zullen wij honderd of duizend scheepsladingen verzamelen van die specerijen die je net verkocht hebt, en ze opslaan waar de Bree overwinterd heeft; dat hebben we er graag voor over als je de gegevens maar verzamelt die wij nodig hebben.”

“Bedankt, maar ik reken erop dat ik genoeg winst ga maken. Jij zou nog alle plezier uit het leven halen.”

“Ik was al bang dat je er zo over zou denken. Vooruit dan maar, ik kan je geen bevelen geven, maar onthoud alsjeblieft wat dit voor ons betekent.”

Barlennan stemde toe, min of meer oprecht, en stuurde zijn schip opnieuw richting zuiden. Enige dagen lang was het eiland dat ze net verlaten hadden achter hen nog zichtbaar, cn vaak moesten ze van koers veranderen om andere eilanden te ontwijken. Een paar maal zagen ze zweefvliegtuigen over de golven scheren op weg van het ene eiland naar net andere, maar die beschreven telkens een wijde boog om het schip. Kennelijk verspreidde het nieuws zich snel onder deze mensen. Tenslotte zonk het laatste stukje land onder de horizon, en de menselijke waarnemers zeiden dat er vooruit verder geen land lag — met het huidige heldere weer was het makkelijk om de positie van het schip goed te bepalen. Bij een zwaartekracht van ongeveer veertig gaven ze het schip een meer zuidoostelijke koers om de landmassa te ontlopen die volgens Reejaaren ver naar het oosten lag. Eigenlijk volgde het schip een betrekkelijk nauwe doorgang tussen twee grote zeeën, maar de straat was veel te breed om de oevers van het schip af te zien.

Eén klein incident deed zich voor toen ze een eind de nieuwe zee waren opgevaren. Bij ongeveer zestig g begon de kano, die nog altijd trouw aan het einde van zijn kabel volgde, zichtbaar dieper te liggen. Terwijl Dondragmer zijn beste “heb ik het niet gezegd’ gezicht zette en bleef zwijgen, werd het vaartuigje naar de achtersteven getrokken en onderzocht. Er lag vrij veel methaan op de bodem, maar toen de boot was uitgeladen en aan boord getrokken voor inspectie was er geen lek te vinden. Barlennan concludeerde dat buiswater er de schuld van was, hoewel het vocht veel helderder was dan dat van de oceaan. Hij liet de kano in zee terugzakken en laadde hem weer vol, maar gaf een matroos opdracht hem om de paar dagen na te kijken en indien nodig leeg te hozen. Dit bleek een aantal dagen te helpen; de kano lag steeds mooi hoog wanneer hij net was geleegd, maar de snelheid waarmee hij volliep werd steeds groter. Nog tweemaal werd hij aan boord gehesen voor onderzoek, maar zonder resultaat; Lackland, die per radio om advies werd gevraagd, kon geen verklaring geven. Hij opperde dat het hout misschien poreus was, maar in dat geval zou hij van het begin af aan hebben moeten lekken.

Het hoogtepunt kwam bij meer dan tweehonderd g, toen ze meer dan een derde van de zeereis hadden afgelegd. De dagen werden langer nu de lente vorderde en de Bree steeds verder van zijn zon kwam; de zeelieden ontspanden zich naar rato. De man die voor het hozen moest zorgen lette dus niet zo erg op toen hij de kano naar de achterste vlotten trok en aan boord stapte. Vlak daarop werd hij goed wakker. De kano kwam natuurlijk iets dieper te liggen toen hij instapte; en doordat hij dieper zonk gaf het veerkrachtige hout van de zijwanden iets mee. Door het meegeven van de wanden zonk de kano iets dieper — daardoor gaven de wanden nog meer mee — en daardoor zonk de kano nog wat dieper weg — enzovoort.