Zoals alle kettingreacties voltrok ook deze zich binnen een opmerkelijk korte tijd. De matroos had nauwelijks tijd om te voelen dat de wanden van de kano naar binnen drukten toen het hele vaartuig zonk en de druk van buiten werd opgeheven. Een groot genoeg deel van de lading was dichter dan methaan zodat de kano zonk, en de matroos merkte dat hij zwom waar hij had verwacht te zullen varen. De kano zonk zo diep als zijn sleeptouw toeliet, en remde de Bree met zo’n ruk af dat de hele bemanning het voelde. De matroos klom weer aan boord van de Bree en legde uit wat er gebeurd was. De voltallige bemanning, behalve degenen die elders bezigheden hadden, rende naar de achtersteven en spoedig was het sleeptouw met de verdronken kano aan het einde ervan opgehaald. Met enige moeite werden de kano en dat deel van de lading dat goed vastgebonden was geweest aan boord gehesen, en werd een van de radio’s erop gericht. Het vaartuigje zelf werkte niet erg verhelderend: dankzij de geweldige veerkracht van het hout had de kano zelfs dit platdrukken overleefd. Hij had zijn oorspronkelijke vorm weer terug, en lekte nog steeds niet. Dit laatste werd vastgesteld toen hij opnieuw van zijn lading was verlost.
Toen Lackland hem inspecteerde schudde hij zijn hoofd: hij had er geen verklaring voor. “Vertel me precies wat er gebeurd is — wat iedereen die iets heeft gezien precies zag.”
De Mesklinieten voldeden aan dit verzoek. Barlennan vertaalde het relaas van de matroos die het overkomen was en de paar anderen die het voorval hadden gezien. Natuurlijk verschafte de eerste de belangrijkste informatie.
“Goede hemel,” mompelde Lackland zacht. “Wat heb je aan een middelbare schoolopleiding als je je die niet kan herinneren als je hem later nodig hebt? De druk in een vloeistof komt overeen met het gewicht van de vloeistof boven het desbetreffende punt — en zelfs methaan bij een zwaartekracht van een paar honderd g weegt heel wat per verticale centimeter. Dat hout is nauwelijks dikker dan papier; het is nog een wonder dat hij het zo lang heeft uitgehouden.” Barlennan onderbrak deze tamelijk nietszeggende alleenspraak.
“Ik hoor dat je weet wat er gebeurd is,” zei hij. “Kun je het ons uitleggen?”
Lackland probeerde het oprecht, maar slaagde slechts gedeeltelijk. Elk schooljaar weer zijn er een aantal middelbare scholieren die het begrip druk in kwantitatieve betekenis niet kunnen vatten.
Barlennan begreep wel dat hoe dieper men in zee gaat, hoe hoger de druk wordt, en dat deze toename hoger wordt bij hogere zwaartekracht. Maar hij zag geen verband tussen deze kracht en andere zoals de wind, of zelfs het ongemak dat hijzelf had ervaren toen hij eens bij het zwemmen te snel was gedoken.
Waar het om ging was natuurlijk dat van elk drijvend voorwerp zich een deel onder water moet bevinden, en dat dat deel vroeg of laat in elkaar wordt gedrukt als het hol is. Barlennan vermeed Dondragmers blik toen deze conclusie bereikt werd, en het troostte hem niet toen de stuurman opmerkte dat dit het punt moest zijn waardoor Reejaaren hem voor een spion aanzag. Holle boten, door zijn eigen volk gebruikt! De eilanders moesten al lang geleden hebben geleerd dat ze in het verre zuiden onbruikbaar waren.
De lading van de kano werd op het dek opgeslagen en de reis voortgezet. Barlennan kon het niet over zijn hart krijgen afstand te doen van het thans onbruikbare vaartuigje, ofschoon het behoorlijk veel ruimte in beslag nam. Hij probeerde de nutteloosheid van het ding te verbergen door het vol te stapelen met voedseclass="underline" zonder de hoge boorden van de kano zou het niet zo hoog opgetast kunnen worden. Dondragmer wees erop dat het de buigbaarheid van het schip verminderde omdat het twee vlotten in beslag nam, maar de kapitein trok zich er niets van aan.
De tijd verstreek; eerst honderden en toen duizenden dagen.
Voor de Mesklinieten die van nature een lang leven hadden betekende dit weinig; voor de Aardbewoners werd de reis geleidelijk een saaie affaire, een deel van de dagelijkse sleur. Ze keken toe en praatten met de kapitein, terwijl de lijn op de wereldbol langzaam maar zeker langer werd; ze maten en rekenden om posities en koersen te bepalen als de kapitein erom vroeg; ze onderwezen Engels en probeerden een Mesklinietische taal te leren van matrozen die zich soms ook verveelden; kortom, ze wachtten, ze werkten wanneer dat mogelijk was, en ze doodden de tijd terwijl er vier Aardse maanden — negenduizendvierhonderd en nog wat Mesklinietische dagen — voorbij gingen. De zwaartekracht nam toe van de honderdnegentig waar de kano gezonken was tot vierhonderd en toen tot zeshonderd, zoals de houten veerbalans die als breedtemeter van de Bree fungeerde aangaf. De dagen werden langer en de nachten korter, totdat de zon zich tenslotte helemaal rond de hemel bewoog zonder ooit de horizon te raken, hoewel hij er in het zuiden wel dichtbij kwam. De zon leek gekrompen te zijn voor de matrozen, die tijdens de korte tijd dat de baan van Mesklin door het perihelium voerde gewend waren geraakt aan een grotere zon. De horizon, zoals die vanaf het dek van de Bree en door de kijkradio’s te zien was bevond zich steeds boven het schip, zoals Barlennan maanden geleden al zo geduldig aan Lackland had uitgelegd; hij luisterde toegeeflijk naar de verzekering dat het gezichtsbedrog was.
Het land dat eindelijk voor hen opdoemde lag klaarblijkelijk ook boven hen; en hoe kon een illusie tenslotte juist blijken te zijn? Het land lag er echt. Dit werd bewezen toen ze het bereikten, aan de uitmonding van een enorme baai die zich ongeveer drieduizend kilometer naar het zuiden uitstrekte, de helft van de resterende afstand tot de gestrande raket. Ze zeilden de baai in, langzamer naarmate hij versmalde tot een wijde riviermond, en ze moesten laveren in plaats van dat ze met hulp van de Vlieger gunstige winden konden opzoeken; eindelijk zeilden ze de rivier op die in de baai uitmondde. Zeilen deden ze hier niet meer, behalve tijdens de zeldzame gunstige perioden; de stroom tegen de stompe voorzijde van de vlotten was gewoonlijk te sterk voor de zeilen, hoe breed de rivier ook nog was. In plaats van zeilen trokken ze, waarbij één wacht tegelijk zich aan land begaf met touwen; bij deze zwaartekracht bezat zelfs één enkele Meskliniet een respectabele trekkracht. Een aantal weken verstreek, waarin de mensen van de Aarde hun verveling verloren en de spanning in het station op Toorey groeide. Het doel was bijna in zicht, en de hoop werd weer levendig.
Die hoop werd de bodem ingeslagen, net als maanden geleden toen Lacklands tank de reis moest staken. De reden was vrijwel dezelfde: maar deze keer stonden ze aan de voet van een klif en niet aan de top. De klif was honderd meter hoog, niet twintig, en bij zevenhonderd g waren klimmen, springen, en andere snelle methoden van voortbeweging, waarin ze zich bij de verre Rand zo vrolijk hadden uitgeleefd, totaal onmogelijk voor de sterke kleine monsters die liet schip bemanden.
De raket lag tachtig kilometer verder, in horizontale richting; in verticale richting betekende het voor een menselijk wezen het equivalent van een klim van vijfenvijftig kilometer tegen een loodrechte rotswand op.
15 Hoge grond
De verandering die over de opvarenden van de Bree was gekomen was niet tijdelijk. De onberedeneerde, geconditioneerde angst voor hoogten die hen van hun geboorte af aan was bijgebracht was verdwenen. Hun normale gezonde verstand hadden ze nog wel; en op dit deel van de planeet was een val van een halve lichaamslengte bijna zeker dodelijk; ondanks hun taaie organisme. Ook al waren ze veranderd, de meesten voelden zich ongerust toen ze de Bree afmeerden aan de oever van de rivier op maar een paar meter van de steil oprijzende klif die hen van de gestrande raket scheidde.
De in stilte toekijkende Aardbewoners probeerden vergeefs een manier te bedenken om de barrière te overwinnen. Geen enkele raket die de expeditie bezat kon opstijgen onder zelfs maar een fractie van de polaire zwaartekracht van Mesklin; de enige die ooit voor dat doel was geconstrueerd stond onbeweeglijk op de planeet. En al kon het ding bemand opstijgen, dan nog was er geen menselijke of niet-menselijke piloot die op die plaats zou kunnen leven; de enige wezens