Выбрать главу

die dat wel konden, konden evenmin onderwezen worden hoe ze een raket moesten besturen als een Bosjesman die zo uit de wildernis wordt geplukt.

“De reis is gewoon nog niet bijna voorbij, zoals we eerst dachten.” Rosten die naar de projectiekamer was geroepen analyseerde de situatie vlot. “Er moet een weg zijn naar het plateau of de helling aan de andere kant van de klif — wat het ook mag zijn. Ik geef toe dat er geen manier schijnt te zijn om op de klif te komen; maar ik zie niets dat ze belet er omheen te gaan.” Lackland gaf dit door aan de kleine kapitein.

“Dat is waar,” antwoordde de Meskliniet. “Maar er zijn wat moeilijkheden. Het wordt steeds moeilijker om voedsel uit de rivier te halen; we zijn al heel ver weg van de oceaan. Bovendien hebben we geen idee hoe ver we misschien nog moeten reizen, en dat maakt het bijna onmogelijk om plannen te maken voor voedsel en andere benodigdheden. Hebben jullie een kaart of kunnen jullie er een maken met voldoende details om een intelligente koers uit te kunnen zetten?”

“Een goed idee. Ik zal zien wat we kunnen doen.” Lackland keerde zich af van de microfoon en zag verscheidene bezorgde gezichten. “Wat is er aan de hand? Kunnen we geen fotografische kaart maken zoals we van de gebieden om de evenaar hebben gemaakt?”

“Zeker,” antwoordde Rosten. “Er kan een kaart worden gemaakt, waarschijnlijk met een massa details; maar het wordt wel moeilijk. Bij de evenaar kon een raket in een cirkelbaan op duizend kilometer van het oppervlak elk punt bestrijken — net bij de binnenste grens van de ring. Maar hier is een cirkelbaan niet goed genoeg. We zouden een of andere hyperbolische baan moeten nemen om zonder buitensporig brandstofverbruik foto’s te kunnen maken; en dat betekent een snelheid van een paar honderd kilometer per seconde ten opzichte van het oppervlak. Je begrijpt wat voor foto’s dat worden. Ik denk dat we van zeer grote hoogte zullen moeten fotograferen met lenzen met een grote brandpuntsafstand; en dan maar hopen dat er genoeg details op komen om Barlennan tevreden te stellen.”

“Daar had ik niet aan gedacht,” bekende Lackland. “Maar we kunnen het doen; en bovendien zie ik geen andere mogelijkheid. Barlennan zou wel zonder kaart op stap kunnen gaan, maar dat zou teveel gevraagd zijn.”

“Precies. We zullen een van de raketten lanceren en aan het werk gaan.” Lackland bracht de strekking van dit gesprek over aan Barlennan, die antwoordde dat hij bleef waar hij was tot de nodige gegevens verzameld waren.

“Ik kan de rivier opgaan en rechts langs de klif gaan, of ik kan het schip en de rivier verlaten en naar links lopen. Aangezien ik niet weet wat het gunstigst is met het oog op de afstand zullen we hier wachten. Ik ga natuurlijk het liefst de rivier op; het voedsel en de radio’s op een wandeltocht meenemen is geen pretje.”

“Hoe staat het met het voedsel? Je zei dat het zover van de zee moeilijk werd.”

“Het is schaarser, maar het is hier geen woestijn. We kunnen er nog een tijd mee doen. Maar als we over land moeten zullen we jou en je kanon missen. Die kruisboog is negentiende van de reis alleen maar een museumstuk geweest.”

“Waarom hou je hem dan?”

“Net wat ik zeg — het is een mooi museumstuk en musea betalen goede prijzen. Niemand thuis heeft ooit van een wapen gedroomd dat werkt door dingen te gooien — laat staan dat ze er ooit een gezien hebben. Je kunt zeker niet een van je kanonnen missen, hè? Het hoeft niet eens te werken.”

Lackland lachte. “Ik vrees van niet; we hebben er maar één. Ik denk niet dat we het nog nodig zullen hebben, maar als ik hem zomaar weggeef krijg ik later moeilijkheden.” Barlennan gaf het equivalent van een begrijpend knikje en wijdde zich weer aan zijn plichten. Hij had heel wat bij te werken aan de Kom die zijn wereldbol was; de hele tocht lang hadden de Aardlingen hem zijn positie en de afstanden tot het land in alle richtingen opgegeven, zodat hij het grootste deel van de kusten van de twee zeeën die hij had doorkruist op de holle kaart kon aanbrengen.

Het was ook nodig om de voedselsituatie onder ogen te zien. Zoals hij Lackland had verteld was het niet dringend, maar van nu af aan zou er toch meer met de netten gewerkt moeten worden. De rivier zelf, nu ongeveer tweehonderd meter breed, scheen voldoende vis te bevatten voor hun onmiddellijke behoeften, maar het land was niet zo veelbelovend. Steenachtig en kaal strekte het zich aan de ene zijde van de rivier enkele meters uit om dan abrupt te eindigen tegen de voet van de klif; aan de andere kant volgde de ene heuvel de andere op, kilometers lang en waarschijnlijk tot ver voorbij de horizon. De rotswand was zo glad als glas, zoals soms ook op Aarde het geval is met rotsen die bij een aardverschuiving langs elkaar gegleden zijn. Om hem te beklimmen zouden zelfs op Aarde het gewicht en de eigenschappen van een vlieg vereist zijn (op Mesklin zou de vlieg te zwaar zijn geweest). Er was begroeiing, maar niet in grote hoeveelheden en de eerste vijftig dagen van hun verblijf had geen enkel lid van de bemanning op het land een spoor gezien van dierlijk leven. Soms dacht iemand dat hij beweging zag, maar telkens bleken het schaduwen te zijn van de rondcirkelende zon die zich nu alleen nog voor ze verborg als hij periodiek achter de klif verdween. Ze waren nu zo dicht bij de zuidpool dat er de hele dag geen zichtbaar verschil in de zonnehoogte optrad.

De mensen van de Aarde brachten hun tijd wat actiever door. Vier leden van de expeditie, Lackland incluis, bemanden de raket en lieten zich van de snel bewegende maan naar de planeet vallen. Vanwaar zij vertrokken zag de wereld eruit als een bord met een geringe bobbel in net midden; de ring was eenvoudig een lijn van licht, die scherp afstak tegen de zwarte, met sterren bezaaide achtergrond en de afplatting van de reusachtige planeet overdreef.

Toen de motoren werden aangezet om de draaisnelheid van de maan te neutraliseren en tegelijk de raket uit het equatoriale vlak van Mesklin te brengen veranderde het beeld. De ring toonde zich voor wat hij was, maar het feit dat hij ook uit twee delen bestond deed het stelsel nog niet op dat van Saturnus lijken. De afplatting van Mesklin was veel te groot dan dat het op iets anders kon lijken dan zichzelf — een polaire diameter van dertigduizend kilometer vergeleken met een equatoriale van ongeveer zevenenzeventigduizend moet je zien om te geloven. Alle leden van de expeditie hadden het al vaak genoeg gezien, maar ze vonden het nog steeds fascinerend.

De val uit de baan van de satelliet gaf de raket een zeer hoge snelheid, maar zoals Rosten had gezegd was hij niet hoog genoeg. Ook de aandrijving moest benut worden; en hoewel ze de pool op enige duizenden kilometers overvlogen moest de fotograaf toch snel werken. Er werden in totaal drie vluchten gemaakt, die elk twee à drie minuten tijd om te fotograferen opleverden, waarna vele minuten nodig waren voor de snelle tocht rond de rest van de planeet. Ze namen de foto’s telkens met een andere zonnestand, zodat de hoogte van de klif aan alle kanten gemeten kon worden door het berekenen van de lengten van de schaduwen. Toen, terwijl de foto’s reeds ontwikkeld op een van de kaartentafels lagen, verbrandde de raket nog meer brandstof om van zijn hyperbolische baan in een wijde boog te komen die de baan van Toorey kruiste, en om tevens zijn snelheid te verminderen zodat ze niet al te erg hoefden te versnellen als ze er aankwamen. De extra tijd die deze manoeuvre met zich meebracht konden ze zich wel veroorloven; het karteren kon tijdens de tocht beginnen.

Zoals gewoonlijk als het om Mesklin ging waren de resultaten boeiend, zo niet verrassend. Het verrassende was in dit geval het formaat van het stuk aardkorst dat in zijn geheel omhoog scheen te zijn geduwd. De vorm leek nogal op die van Groenland. De landmassa was ongeveer vijf en een half duizend kilometer lang, en de punt wees ongeveer naar de zee waar de Bree vandaan was gekomen. De rivier die erheen leidde liep er met een wijde lus omheen en raakte de rand bijna helemaal aan de andere kant, in het midden van de brede zijde van de wig. De hoogte aan de randen was ongelooflijk uniform; de schaduwmetingen gaven aan dat de hoogte aan het puntige einde misschien iets groter was dan bij de huidige positie van het schip, maar dan wel heel weinig.