Выбрать главу

De tachtig kilometers werden langzaam door hun vele voeten afgelegd, maar tenslotte was het dan zover. Zoals Lackland had gezegd hadden de mensen boven gedaan wat ze konden; zo goed als ze dat konden meten moest Barlennan nu naast de gestrande machine staan. Zowel de kijkradio als Barlennans stem vertelden hem duidelijk dat dit niet het geval was, wat hem niet in het minst verbaasde.

“Meer kunnen wij niet doen, Barl. Ik ken onze wiskundigen en ik verzeker je dat je minder dan tien kilometer van dat ding staat, en waarschijnlijk veel minder. Jij kunt beter een speurtocht organiseren dan ik. We zullen natuurlijk doen wat we kunnen, maar ik kan op dit moment niet bedenken wat. Hoe denk je het op te lossen?”

Barlennan dacht na voordat hij antwoordde. Een cirkel met een diameter van tien kilometer is een enorm gebied om af te zoeken als het zicht gemiddeld drie of vier meter bedraagt. Hij kon het terrein natuurlijk het snelst uitkammen door zijn mannen te verspreiden; maar dat was ook de manier om er een paar kwijt te raken. Hij besprak dit punt met Lackland.

“De raket zelf is ongeveer zes meter hoog,” zei de man. “Praktisch gesproken kun je dus verder kijken dan je denkt. Als je maar boven op een van die keien kon komen, dan zou je het ding waarschijnlijk meteen zien. Dat is het vervelende van de hele zaak.”

“Natuurlijk, maar dat gaat niet. De grote blokken zijn iets van twee en een half van jouw meters hoog; zelfs als we tegen de bijna verticale zijkanten konden opklimmen zou ik toch beslist niet nog eens recht omlaag langs een loodrechte wand willen kijken, en ik wil het mijn mannen ook niet aandoen.”

“Toch hebben jullie die kloof naar het plateau beklommen.”

“Dat was iets anders. Daar liepen we nooit vlak langs een diepe afgrond.”

“Als er dus een soortgelijke helling naar de top van een van die rotsblokken leidde zou je het niet erg vinden om zo ver boven de grond te komen?”

“Nee, maar — hmmm. Ik geloof dat ik begrijp waar je heen wilt. Een ogenblik.” De kapitein keek eens nauwkeurig naar zijn omgeving. Dichtbij stonden diverse grote blokken; de grootste stak ongeveer twee meter boven de harde grond uit. Eromheen en ertussen lagen de kiezelstenen waarmee de hele hoogvlakte bedekt scheen te zijn. Als Barlennan ooit met stereometrie in aanraking was gekomen had hij misschien niet de beslissing genomen die hij nu nam: maar omdat hij eigenlijk geen idee had van de hoeveelheid bouwmateriaal die hij moest verzetten besliste hij dat Lacklands suggestie bruikbaar was.

“We zullen het doen, Charles. Er liggen hier genoeg kleine stenen en losse grond om alles te bouwen wat we willen.” Hij keerde zich naar zijn matrozen en legde hun het plan uit. Als Dondragmer enige twijfel koesterde over de uitvoerbaarheid van het project hield hij dat voor zich. Kort daarop was de hele troep aan het stenen rollen. De keien die het dichtst bij de uitgekozen rots lagen werden er vlak tegenaan gelegd, en andere daar weer tegenaan, totdat zich rondom de werkzaamheden een cirkel van kale grond begon te vormen. Periodiek werd er een hoeveelheid harde grond losgemaakt door nog hardere scharen en over de laag kiezelstenen uitgespreid; het was makkelijker te dragen en vulde beter — totdat de volgende laag stenen het vulsel aanstampte.

Ze vorderden langzaam maar zeker. Hoe lang het duurde blijkt wel uit het feit dat op een gegeven moment een deel van de mannen langs de gemerkte weg moest worden teruggezonden om meer voedsel te halen — iets wat tijdens de dertienhonderd kilometer lange trektocht vanaf de kloof niet nodig was geweest. Maar uiteindelijk werd de tamelijk vlakke top van het rotsblok beroerd door voetstappen, waarschijnlijk voor het eerst sinds de inwendige energieën van Mesklin het plateau tot zijn huidige hoogte hadden opgeduwd. De helling liep aan drie kanten van het blok omlaag; niemand waagde zich bij de vierde zijde die recht omlaag ging.

Op dit nieuwe uitkijkpunt ging Lacklands voorspelling in vervulling — na maanden van reizen en gevaar was het doel van de expeditie eindelijk in zicht. Barlennan liet de kijkradio de helling opslepen zodat de mensen op Toorey en in de raket het ook konden zien; en voor het eerst in meer dan een jaar tijd verloor Rostens gezicht iets van zijn gewone grimmige uitdrukking. Veel was er niet te zien; misschien dat een Egyptische piramide, bedenkt met metaal en ver genoeg weg geplaatst, er ongeveer zou hebben uitgezien als de stompe kegel die boven de omringende rotsen uitstak. Hij leek niet op de andere raket die Barlennan had gezien; in feite leek hij weinig op welke raket ook die binnen twintig lichtjaren van de Aarde vervaardigd was; maar het was duidelijk iets dat niet thuishoorde in het landschap van Mesklin, en zelfs voor de leden van de expeditie die geen maanden op de monsterachtige planeet hadden doorgebracht was het alsof er een gewicht van hun schouders werd gewenteld.

Hoewel Barlennan verheugd was deelde hij toch niet de uitgelatenheid die op Toorey op een feeststemming begon te lijken. Hij was beter in staat dan zij wier uitzicht afhankelijk was van televisie te beoordelen wat er nog precies tussen zijn huidige positie en de raket lag. Het zag er niet erger uit dan wat ze al doorkruist hadden, maar ook beslist niet beter. Bovendien konden de mensen van de Aarde nu niet als gids optreden, en ondanks de uitkijkpost die ze nu hadden zag hij niet in hoe de troep richting kon houden op de twee en een halve kilometer die ze nog moesten afleggen. De Aardbewoners kenden de richting niet, en hun methode ging nu dus niet op — of wel? Hij kon ze vertellen wanneer de zon in de juiste richting stond; daarna konden ze hem aanroepen telkens als de zon weer in die stand kwam. Trouwens, een van de mannen kon hier blijven en dezelfde informatie verstrekken zonder dat de Vliegers lastig werden gevallen — maar nee; hij had nu nog maar één radio. Die kon niet op twee plaatsen tegelijk zijn, en voor het eerst miste Barlennan echt het toestel dat bij de rivierbewoners was achtergebleven.

Toen bedacht hij zich dat hij misschien geen radio nodig had. Het was waar dat de lucht hier het geluid niet zo goed droeg — dat was de enige eigenschap van de dunnere lucht die de matrozen hadden opgemerkt — maar de stem van de Mesklinieten geloof je pas als je hem hoort, zoals Lackland had ervaren. De kapitein besloot het te proberen. Hij wilde op het uitkijkplatform een man achterlaten die de taak zou hebben uit alle macht die de spieren rond zijn zwemsifon konden opbrengen te schreeuwen, elke keer dat de zon precies boven de glimmende kegel kwam die hun doel was. Het pad zou net als de vorige keer gemerkt worden, zodat de achterblijver kon volgen zodra de anderen hun doel bereikt hadden.

Barlennan legde het uit aan de groep matrozen. Dondragmer merkte op dat ze, gezien eerdere ervaringen, toch nog naar één kant konden afwijken, omdat er geen manier was om cumulatieve fouten te verbeteren door middel van herhaalde positiebepalingen, zoals de mensen van de Aarde tot dusver hadden gedaan; het feit dat de stem van de uitkijk soms niet van tegenover de zon zou lijken te komen had geen betekenis in deze echorijke omgeving. Maar hij gaf toe dat het voorlopig het beste idee was, en dat het een goede kans van slagen had. Er werd een zeeman uitgekozen, waarna de tocht in de nieuwe richting werd voortgezet.

Over een kleine afstand bleef de post zichtbaar, en was het mogelijk om iedere keer dat ze de stem van de matroos hoorden de fout te beoordelen die er in hun koers was geslopen. Maar toen verdween de rots waar hij op stond achter andere van dezelfde hoogte, en de navigatie beperkte zich noodgedwongen tot zich zo nauwkeurig mogelijk op de zon richten wanneer de schreeuw in hun oren klonk. Het geluid werd zwakker met het verstrijken van de dagen, maar omdat er verder op het levenloze plateau geen geluid werd gemaakt bestond er nimmer twijfel aan wat ze hoorden.