Выбрать главу

Op de grond onder de raket, nu vrij van sneeuw, vatte de zwarte begroeiing plotseling vlam. Zwarte as woei weg van de landingsplaats en de grond gloeide even op. Dit hield op toen de glinsterende cilinder zachtjes neerkwam in het midden van de kale plek. Seconden later hield plotseling de donder op die luider was geweest dan Mesklins orkanen. Het deed bijna pijn toen Barlennan zich ontspande, zijn scharen openend en sluitend om de kramp te laten verdwijnen.

“Als je even wacht ben ik zo buiten met de radio’s,” zei Lackland. De kapitein had niet gemerkt dat hij weggegaan was, maar de Vlieger was niet langer in de kamer, “Mack rijdt de tank hierheen. Je ziet hem wel verschijnen. Ik trek nu mijn pantserpak aan.”

In werkelijkheid kon Barlennan slechts een deel van de rit gadeslaan. Hij zag de sluis in het ruim van de raket openzwaaien en de tank eruit rollen; hij zag genoeg van het voertuig om er alles van te begrijpen — dacht hij — behalve hoe de rupsbanden bewogen. Het ding was groot, groot genoeg om verscheidene mensen van het ras van de Vlieger te bergen, behalve wanneer het interieur te veel machines bevatte. Net als de koepel had het veel grote ramen; door een ervan aan de voorkant zag de kapitein de gepantserde gedaante van een andere Vlieger, die het voertuig, blijkbaar bestuurde. De onbekende aandrijving van de machine maakte niet voldoende geluid om over de afstand van anderhalve kilometer te horen.

De wagen legde maar een deel van de afstand af voor de zon onderging en er geen details meer zichtbaar waren. Esstes, de kleinste zon, scheen nog aan de hemel, feller dan de volle maan op Aarde, maar Barlennans ogen hadden hun beperkingen. De wagen wierp een intense straal licht voor zich uit, recht op de koepel af, wat het kijken niet makkelijker maakte. Barlennan wachtte gewoon. Tenslotte was het ding toch te ver weg voor een grondige inspectie, zelfs bij daglicht, en als de zon opkwam zou het wel bij de Heuvel aankomen.

Misschien ook zou de inspectie moeten wachten; misschien zouden de Vliegers bezwaar maken tegen het soort onderzoek waaraan hij hun machinerie wilde onderwerpen.

3 Los van de grond

De komst van de wagen, Lackland die uit de luchtsluis van de koepel kwam, en het opgaan van Belne hadden allemaal ongeveer op dezelfde tijd plaats. Het voertuig stopte enkele meters van het platform waar Barlennan lag. De bestuurder kwam eruit en de twee mannen bleven een poos naast de Meskliniet staan praten. De laatste verbaasde zich er al over dat ze niet in de koepel gingen om te gaan liggen, aangezien beiden kennelijk te lijden hadden van de zwaartekracht van Mesklin. De nieuwkomer wees Lacklands uitnodiging af.

“Erg vriendelijk van je,” zei hij, “maar wees eens eerlijk, Charlie, zou jij een ogenblik langer op deze afgrijselijke modderbal willen blijven dan strikt nodig is?”

“Ik zou dit werk vanaf Toorey kunnen doen, of vanuit een schip in een baan rond Mesklin,” antwoordde Lackland, “maar ik vind persoonlijk contact heel belangrijk. Ik wil nog veel meer te weten komen over Barlennans mensen — ik heb de indruk dat wij hem minder geven dan we van hem verwachten, en ik zou graag willen weten of we iets meer voor hem kunnen doen. Bovendien verkeert hij zelf in een tamelijk gevaarlijke positie, en het feit dat één van ons hier is kan veel verschil maken — voor ons allemaal.”

“Ik begrijp je niet.”

“Barlennan is kapitein op de vrije vaart, een voor eigen rekening werkende ontdekker en handelaar. Hij zit nu buiten de gebieden waar zijn mensen normaal wonen en reizen. Hij blijft tijdens de zuidelijke winter hier, wanneer de verdampende ijskap op de noordpool stormen veroorzaakt in de gebieden rond de evenaar — stormen die net zo goed buiten zijn ervaring liggen als buiten de onze. Als hem iets overkomt, welke kans hebben we dan om een andere contactpersoon te ontmoeten? En verder moet je er rekening mee houden dat hij doorgaans leeft onder een zwaartekracht die twee- tot zevenhonderd maal zo sterk is als op Aarde. We gaan heus niet met hem mee om zijn familie te begroeten! Bovendien telt zijn ras waarschijnlijk nog geen honderd man die niet alleen hetzelfde beroep uitoefenen maar ook nog moedig genoeg zijn om zich zover van huis te wagen. En wat zijn onze kansen om er van die honderd één tegen het lijf te lopen? Al is dit dan de oceaan die zij het meest bevaren — deze kleine arm ervan is alleen al tienduizend kilometer lang en drieduizend breed, en de kustlijn is bijzonder grillig. En een schip opsporen van bovenaf — Barlennans Bree is ongeveer twaalf meter lang en vier meter breed, en dat is nog wel een van hun grootste zeeschepen. Bovendien steekt geen enkel deel ervan meer dan een decimeter boven het water uit. Nee Mack, dat we Barlennan hebben gevonden is een reusachtig toeval, en ik reken er niet op dat het nog eens gebeurt. Dat ik hier moet blijven onder drie maal de normale zwaartekracht tot de zuidelijke lente, vijf maanden lang of zo, is het zeker waard. Natuurlijk, als je het opsporen van materiaal met een waarde van bijna twee miljard dollar wilt laten afhangen van een onderzoek van de planeet, dat een strookje besloeg van 1500 kilometer breed bij tweehonderdvijftigduizend kilometer lang…”

“Je hebt volkomen gelijk,” zei het andere menselijke wezen, “maar ik ben blij dat jij het bent en ik niet. Maar misschien als ik Barlennan beter kende…” Beide mannen keerden zich naar het kleine, rupsvormige schepsel op het platform.

“Barl, ik hoop dat je mij mijn onbeleefdheid wilt vergeven dat ik je Wade McLellan niet heb voorgesteld,” zei Lackland. “Wade, dit is Barlennan, kapitein van de Bree en een van de beste zeelieden van deze wereld. Dat heeft hij me wel niet verteld, maar het feit dat hij hier is spreekt boekdelen.”

“Aangenaam je te ontmoeten, Vlieger McLellan,” antwoordde de Meskliniet. “Een verontschuldiging is niet nodig, en ik heb aangenomen dat jullie gesprek ook voor mijn oren bedoeld was.” Hij opende zijn scharen ter begroeting. “Ik had al beseft wat een geluk deze ontmoeting voor ons allemaal is en ik hoop alleen maar dat ik mijn deel van de overeenkomst even goed kan vervullen als jullie.”

“Je spreekt bijzonder goed Engels,” merkte McLellan op. “Ben je werkelijk pas zes weken geleden begonnen met leren?”

“Ik weet niet hoe lang jullie “week’ is, maar ik heb je vriend 3500 dagen geleden ontmoet,” antwoordde de kapitein. “Ik kan natuurlijk makkelijk talen leren, dat is nodig in mijn beroep. En de films die Charles heeft laten zien waren natuurlijk ook nuttig.”

“Het is maar goed dat jouw stem alle geluiden van onze taal kan produceren. Daar hebben we soms moeilijkheden mee.”

“Dat is de reden waarom ik jullie taal heb geleerd en niet andersom. Ik heb gemerkt dat veel van de klanken die wij gebruiken veel te hoog zijn voor jullie stembanden.” Barlennan vermeed zorgvuldig te vermelden dat ook veel van zijn spraak te hoog was voor menselijke oren. Per slot van rekening had Lackland het misschien nog niet gemerkt en zelfs de eerlijkste handelaar bedenkt zich wel twee keer voordat hij alles blootgeeft. “Ik stel me echter voor dat Charles toch wel iets van onze taal geleerd heeft door te kijken en te luisteren via de radio die nu op de Bree staat.”