Barlennan maakte een eind aan het stemmengeruis met een kreet die Lackland waarschijnlijk dwars door zijn pak heen had kunnen horen, als de weergave ervan via de radio hem niet eerst half doof had gemaakt. De kapitein wist precies wat er in zijn bemanning omging en hij wenste Lackland niet in bevroren stukjes over het strand verspreid te zien.
“Kalm, kalm!“ In werkelijkheid voelde Barlennan een weldadige warmte door zijn lichaam stromen bij de reactie van zijn bemanning op het gevaar waarin hij scheen te verkeren, maar dit was niet de juiste tijd om ze aan te moedigen, “Velen van jullie hebben allerlei kunsten uitgehaald, hier waar het gewicht zo laag is, dus jullie wisten best dat ik niet in gevaar was!“
“Maar je hebt verboden —.”
“We dachten —.”
“Je zat hoog —” De kapitein moest reeksen tegenwerpingen aanhoren. Hij onderbrak zijn mannen met: “Ik weet dat ik zulke dingen verboden heb en ik heb jullie ook verteld waarom. Wanneer we terugkeren naar gebieden met hoog gewicht waar we fatsoenlijk kunnen leven moeten we geen gewoonten gevormd hebben waardoor we zonder nadenken gevaarlijke dingen zouden kunnen doen zoals dat —”. Hij wuifde met een schaar naar het dak van de rupswagen. “Jullie weten allemaal wat een behoorlijk gewicht kan uitrichten. Maar de Vlieger weet dat niet. Hij zette me daar bovenop zoals jullie zagen dat hij mij eraf tilde; zonder erbij na te denken. Hij komt van een oord waar bijna geen gewicht is; waar hij geloof ik wel een paar maal zijn eigen lengte zou kunnen vallen zonder zich te verwonden. Dat kunnen jullie zelf zien; als hij het nodige respect had voor hoge plaatsen, hoe zou hij dan kunnen vliegen?”
De meeste van Barlennans toehoorders hadden tijdens zijn toespraak hun stompe voeten in het zand gewoeld alsof ze daardoor steviger kwamen te staan. Of ze de woorden van hun gezagvoerder volledig begrepen of zelfs maar geloofden mag betwijfeld worden; maar hun aandacht was tenminste afgewenteld van wat ze met Lackland van plan waren geweest. Opnieuw steeg er een gedempt gemompel uit hun midden op, maar nu schijnbaar meer uit verbazing dan uit woede. Alleen Dondragmer, die wat opzij van de anderen stond, zweeg, en de kapitein begreep dat hij hem een nauwkeuriger en volledig verslag zou moeten geven van wat er gebeurd was. Dondragmers fantasie was goed geschraagd door intelligentie en hij stond zich waarschijnlijk al af te vragen welke invloed Barlennans avontuur op zijn zenuwen had gehad. Dat kon tezijnertijd worden afgehandeld; de bemanning vormde een acuter probleem.
“Zijn de jachtgroepen klaar?” Barlennans stem deed het gemompel verstommen.
“We hebben nog niet gegeten,” antwoordde Merkoos ietwat aarzelend, “maar al het andere — netten en wapens — staat klaar.”
“Is het eten al klaar?”
“Binnen een dag, meneer.” Karondrasee, de kok, liep terug naar het schip zonder een bevel af te wachten.
“Don en Merkoos, jullie nemen ieder een van deze radio’s. Jullie hebben gezien hoe ik die op het schip gebruik. Alles wat je hoeft te doen is in de buurt ervan spreken. Hiermee kunnen jullie een tangbeweging uitvoeren, en die hoeft niet zo klein te zijn dat de twee leiders elkaar blijven zien. Don, ik geloof niet dat ik het van het schip af zal leiden, zoals ik eerst zei. Ik heb ontdekt dat je vanaf de bovenkant van de kruipmachine van de Vlieger over grote afstanden kunt zien, en als hij het goed vindt zal ik met hem meerijden naar het jachtgebied.”
“Maar meneer!“ Dondragmer was ontzet. “Zal dat ding niet alle wild in de buurt afschrikken? Je kunt hem op honderd meter horen aankomen en van ik weet niet hoe ver al zien. En bovendien…” Hij hield op met spreken, omdat hij niet precies wist hoe hij zijn grootste bezwaar moest formuleren. Barlennan deed het voor hem.
“Bovendien, niemand zou zich op de jacht kunnen concentreren als jullie mij zo ver boven de grond zien rijden — is dat het?” De stuurman zweeg maar zijn scharen maakten een bevestigend gebaar, dat werd overgenomen door het merendeel van de wachtende bemanning.
Even was de kapitein geneigd met ze te debatteren, maar hij begreep tijdig hoe hopeloos een dergelijke poging zou zijn. Hij kon zich het standpunt niet meer eigen maken dat hij tot voor kort met ze deelde, maar hij zag wel dat hij vroeger evenmin zou hebben willen luisteren naar wat hij nu “rede’ noemde.
“Goed Don, ik zie er van af — je hebt waarschijnlijk wel gelijk. Ik zal per radio contact met jullie houden maar onzichtbaar blijven.”
“Maar ga je toch bovenop dat ding zitten? Wat is er met je gebeurd? Ik weet wel dat een val van een paar decimeter hier aan de Rand niets betekent, maar om er nu moedwillig één uit te lokken… ik zie ook niet dat iemand het aandurft. Ik kan mij niet voorstellen dat ik bovenop dat ding zou zitten.”
“Nog niet zo lang geleden stond jij zelf bijna rechtop tegen de mast, als ik me goed herinner,” zei Barlennan droog. “Of was het iemand anders die ik de stagen boven in de mast zag controleren zonder dat hij de mast neerliet?”
“Dat was iets anders — ik stond met mijn achtereind op het dek,” antwoordde Dondragmer niet helemaal op zijn gemak.
“Je hoofd zou anders een flink eind gevallen zijn. Ik heb ook wel anderen zulke dingen zien doen. Misschien herinneren jullie je nog dat ik hierover iets gezegd heb toen we deze streken binnenzeilden.”
“Ja meneer, dat is zo. Zijn die bevelen nog van kracht, gezien…” De stuurman maakte opnieuw zijn zin niet af, maar wat hij zeggen wilde was nu nog duidelijker dan eerst, Barlennan dacht snel en diep na.
“We zullen dat bevel verder vergeten,” zei hij langzaam. “De redenen waarom ik het gevaarlijk vond zijn nog altijd van toepassing, maar als een van jullie in moeilijkheden komt als we terug zijn, dan is dat zijn eigen schuld. Gebruik voortaan zelf je verstand wat dit aangaat. Wil er nu soms iemand met me mee?”
Hun woorden en gebaren waren allemaal even negatief. Dondragmer was misschien iets minder afwijzend dan de anderen. Barlennan zou hebben gegrinnikt als hij dat had gekund.
“Maken jullie je klaar voor de jacht. Ik luister mee.” Hiermee sloot hij de vergadering. Ze kropen gehoorzaam terug naar de Bree en hun kapitein draaide zich om teneinde Lackland een zorgvuldig gekuist verslag van het gesprek te doen. Hij was een beetje afwezig, want het gesprek had hem een paar gloednieuwe ideeën gegeven die hij uit kon werken als hij meer tijd had. Maar nu wilde hij eerst nog een ritje maken op het dak.
4 Panne
De baai, op de zuidelijke oever waarvan de Bree op het strand gezet was, maakte deel uit van een geul die ongeveer dertig kilometer lang en drie kilometer breed was. Het was een onderdeel van een grotere golf van ruwweg dezelfde vorm, maar vierhonderd kilometer lang, die op zijn beurt aansloot op een wijde zee die zich over onbepaalde afstand over het noordelijk halfrond uitstrekte om tenslotte ongemerkt over te gaan in de permanent bevroren noordelijke poolkap. Alledrie de watermassa’s strekten zich uit naar oost en west, terwijl de kleinste aan de noordzijde van de grotere waren gescheiden door tamelijk smalle schiereilanden. De plaats van het schip was beter gekozen dan Barlennan had vermoed, omdat het door beide schiereilanden werd beschermd tegen de noordelijke stormen. Dertig kilometer naar het westen eindigde echter de bescherming van de langste landtong, en Barlennan en Lackland zagen wat zelfs dit kleine stuk land ze had bespaard. De kapitein lag opnieuw op de wagen, ditmaal met een radio naast zich. Rechts van hen lag de zee, die zich ver voorbij de punt die de baai bewaakte tot de horizon uitstrekte. Achter hen was het strand min of meer gelijk aan dat waarop het schip lag, een geleidelijk oplopende strook zand, hier en daar begroeid met de zwarte bomen met kronkelende takken die grote delen van Mesklin bedekten. Maar voor hen verdween de begroeiing bijna helemaal. Hoe verder ze keken hoe breder de zandvlakte werd en hoe minder hij helde. Het zand was niet helemaal kaal, hoewel zelfs de diep wortelende planten ontbraken; maar her en der verspreid over de vlakte waarin de golven geulen uitslepen lagen donker en onbeweeglijk de overblijfselen van de storm.