Kleine dingetjes. Elke keer dat ze de deur in of uit liepen een schop tegen zijn bed. Hem aanstoten als hij met zijn dienblad vol eten liep. Hem laten struikelen op de ladders. Ender leerde razendsnel om geen enkel eigendom buiten zijn kastjes te laten slingeren; hij leerde ook een snelle voetentechniek, om overeind te kunnen blijven. ‘Maladroit,’noemde Bernard hem eens en die naam bleef hangen.
Er waren momenten waarop Ender ontzettend kwaad was. Kwaad worden op Bernard had natuurlijk geen zin. Dat zat hem in het soort persoon dat hij was — een kwelgeest. Wat Ender zo razend maakte was het feit dat de anderen zo bereidwillig met hem meededen. Ze wisten vast en zeker dat Bernards wraak volkomen ongerechTVaardigd was. Ze wisten vast en zeker dat hij in de pendel Ender het eerst had geslagen, dat Ender alleen maar op zijn geweld had gereageerd. Of ze het nu wisten of niet, ze deden alsof ze het niet wisten; maar zelfs als ze het niet wisten hadden ze uit Bernards eigen gedrag kunnen opmaken dat hij een slang was.
Ten slotte was Ender niet zijn enige doelwit. Bernard was bezig een koninkrijk op te bouwen, niet waar.
Ender keek van de zijlijn toe hoe Bernard zijn rangorde indeelde. Sommige jongens kon hij goed gebruiken en daar slijmde hij verschrikkelijk tegen. Andere jongens waren bereidwillige dienaren en deden alles wat hij verlangde ook al deed hij ontzettend minachtend tegen ze.
Maar er waren er een paar die zich ergerden aan Bernards heerschappij.
Ender had al toekijkend gezien wie er een hekel aan Bernard hadden. Shen was klein, eerzuchtig en gauw op stang te jagen. Bernard had dat al vlug ontdekt en begon hem Worm te noemen. ‘Omdat hij zo klein is,’zei Bernard, ‘en omdat hij kronkelt. Moet je zien hoe hij met zijn kont wiebelt als hij loopt.’
Shen stampte kwaad weg, maar daar moesten ze alleen maar nog harder om lachen. ‘Moet je kijken wat een wiebelkont! De mazzel, Worm.’
Ender zei niets tegen Shen — dan zou het al te duidelijk worden dat hij zelf een tegengroep om zich heen aan het verzamelen was. Hij bleef gewoon met zijn lessenaar op zijn schoot zitten en probeerde zo ijverig mogelijk te lijken.
Hij was helemaal niet aan het leren. Hij droeg zijn lessenaar op om elke dertig seconden een bericht naar de interruptwachtlijst te blijven sturen. Het bericht was voor iedereen en het was kort en bondig. Alleen uitpuzzelen hoe hij de afzender onbekend kon houden, zoals de leraren dat konden, was een hele toer geweest. Aan berichten van een van de jongens werd altijd automatisch hun naam toegevoegd. Ender had het beveiligingssysteem van de leraren nog niet kunnen kraken en hij kon dus niet net doen of hij een leraar was. Maar wat hem wél lukte was een nieuw bestand openen voor een niet bestaande leerling, die hij in een opwelling God had genoemd.
Pas toen het bericht klaar was om verzonden te worden probeerde hij Shens blik te vangen. Net als alle andere jongens zat hij toe te kijken hoe Bernard en zijn aanhang zaten te lachen en te geinen om de wiskundeleraar die heel vaak zomaar midden in een zin stilviel en dan rondkeek of hij net bij de verkeerde halte uit de bus was gestapt en niet wist waar hij was.
Maar uiteindelijk keek Shen toch een keer om. Ender knikte naar hem, wees naar zijn lessenaar en grijnsde. Shen keek verbouwereerd. Ender tilde zijn lessenaar een stukje op en wees ernaar. Shen pakte zijn eigen lessenaar. Op dat moment verstuurde Ender het bericht. Shen zag het bijna meteen. Shen las het en begon toen hardop te lachen. Hij keek naar Ender als om te zeggen: Heb jij dit gedaan? Ender haalde zijn schouders op als om te zeggen: Ik weet niet wie het heeft gedaan, maar ik was het in ieder geval niet.
Shen moest weer lachen en verscheidene andere jongens die wat verder bij Bernards groepje vandaan zaten haalden ook hun lessenaars te voorschijn om te kijken. Elke dertig seconden verscheen het bericht op elke lessenaar, wandelde vlug om het hele scherm heen en verdween weer. De jongens zaten allemaal te lachen.
‘Wat is er zo grappig?’wilde Bernard weten. Ender zorgde ervoor dat hij niet zat te grijnzen toen Bernard de slaapzaal rondkeek. Hij deed net of hij bang voor Bernard was, wat bij vele anderen echt het geval was. Shen zat natuurlijk extra uitdagend te grijnzen. Dat duurde even en toen droeg Bernard een van zijn maten op om een lessenaar te pakken. Samen lazen ze het bericht.
HOU JE KONT GEDEKT. BERNARD LIGT OP DE LOER.
Bernard werd rood van woede. ‘Wie heeft dit gedaan!’schreeuwde hij.
‘God,’zei Shen.
‘Jij was het in ieder geval niet,’zei Bernard. ‘Een worm heeft niet genoeg hersens om zoiets te kunnen.’
Enders bericht werkte maar vijf minuten. Een tijdje later verscheen er een bericht van Bernard op zijn lessenaar.
IK WEET DAT JIJ HET WAS.
Ender keek niet op. Hij deed zelfs of hij het bericht helemaal niet gezien had. Bernard wil me gewoon op een schuldig gezicht betrappen. Hij weet niks.
Het maakte natuurlijk niets uit of hij het wist of niet. Bernard zou hem extra gaan dwarszitten omdat hij nu zijn hele positie opnieuw moest opbouwen. Het enige waar hij absoluut niet tegen kon was als andere jongens om hem lachten. Hij moest duidelijk maken wie er de baas was. En dus werd Ender die morgen in de doucheruimte ondersteboven gelopen. Een van Bernards maten deed net of hij over hem struikelde en wist een knie in zijn buik te planten. Ender onderging het zwijgend. Hij was nog steeds niet tot openlijke oorlogvoering overgegaan en wachtte nog steeds af. Hij zou niets doen.
Maar in de oorlog met de lessenaars had hij zijn volgende aanval al geplaatst. Toen hij uit de doucheruimte terugkwam liep Bernard woedend tegen bedden te schoppen en tegen jongens te schreeuwen. ‘Ik heb dat niet geschreven! Hou je bek!’
Op de lessenaar van elke jongen marcheerde het volgende bericht langs de rand van het scherm:
WAT HEB JE EEN LEKKER KONTJE. OM TE ZOENEN.
‘Ik héb dat bericht niet geschreven!’schreeuwde Bernard. Toen het geschreeuw een tijdje gaande was verscheen Dap in de deuropening.
‘Wat is dat hier allemaal met die herrie?’vroeg hij.
‘Iemand stuurt berichten met mijn naam eronder,’zei Bernard gemelijk.
‘Wat voor bericht?’
‘Wat voor bericht doet er helemaal niet toe!’
‘Voor mij wel.’Dap pakte de meest nabije lessenaar, toevallig die van de jongen in het bed boven Ender. Dap las het bericht, glimlachte even en gaf de lessenaar terug.
‘Interessant,’zei hij.
‘Ga je niet uitzoeken wie het heeft gedaan?’wilde Bernard weten.
‘Oh, ik weet wie het heeft gedaan,’zei Dap.
Ja, dacht Ender. Het systeem was veel te makkelijk te kraken. Het is de bedoeling dat we het kraken, of tenminste stukken ervan. Ze weten dat ik het was.
‘Nou, wie was het dan?’schreeuwde Bernard.
‘Is dat geschreeuw voor mij bedoeld, soldaat?’vroeg Dap op zachte toon.
In één klap sloeg de stemming in de slaapzaal om. Van woede onder Bernards beste vrienden en nauwelijks verholen vermaak onder de anderen, werden ze ineens allemaal doodernstig.
Het gezag ging zich laten gelden.
‘Nee Dap,’zei Bernard.
‘Iedereen weet dat het systeem automatisch de naam van de afzender toevoegt.’
‘Maar ik heb dat niet geschreven!’zei Bernard.
‘Hoorde ik je weer schreeuwen?’vroeg Dap.
‘Gister stuurde iemand een bericht dat ondertekend was door GOD,’zei Bernard.
‘Is het heus?’zei Dap. ‘Ik wist niet dat hij op ons systeem was aangesloten.’Dap draaide zich om en vertrok en de hele zaal bulderde van het lachen.