Het simulatorbeeld werd zwart. Ender wachtte tot het speltafereel zou verschijnen. Wat gaat er gebeuren als ik vandaag het examen haal? Moet ik dan nog een school doorlopen? Weer een paar jaar afmattende oefening, weer een jaar van eenzaamheid, weer een jaar waarin ik door allerlei mensen van hot naar her word gestuurd, weer een jaar waarin ik niets over mijn eigen leven te vertellen heb? Hij probeerde zich te herinneren hoe oud hij was. Elf. Hoeveel jaar geleden was hij elf geworden? Hoeveel dagen? Het moest hier op de Officiersopleiding gebeurd zijn maar hij kon zich de dag niet herinneren. Misschien had hij het op het moment wel helemaal niet gemerkt. Niemand merkte het, behalve misschien Valentine.
En terwijl hij wachtte tot het spel verscheen, wilde hij dat hij het gewoon kon verliezen; gewoon het gevecht hopeloos en volledig verliezen zodat ze hem van de opleiding zouden verwijderen net als Bonzo, en hem naar huis zouden sturen. Bonzo was naar Cartagena gestuurd. Hij wilde een marsorder zien waarop Greensboro stond. Slagen betekende dat het allemaal gewoon door zou gaan. Zakken betekende dat hij naar huis kon vertrekken.
Nee, dat is niet waar, hield hij zichzelf voor. Ze hebben me nodig en als ik zak dan is er misschien straks helemaal geen huis meer om naar terug te keren.
Maar eigenlijk geloofde hij dat niet echt. Met zijn bewuste verstand wist hij dat het waar was, maar op andere plaatsen die veel dieper zaten, kon hij maar moeilijk geloven dat ze hem nodig hadden. Mazers dringende gedoe was gewoon weer een truc. Gewoon een andere manier om hem te laten doen wat ze hem wilden laten doen. Een andere manier om te zorgen dat hij niet aan uitrusten toekwam. Aan een hele lange tijd helemaal niets doen.
Toen verscheen de vijandelijke formatie en Enders vermoeidheid sloeg om in wanhoop.
De vijand overtrof hen met wel duizend tegen één in aantal, het simulatorbeeld lichtte helemaal groen op. Ze hadden zich in tientallen verschillende formaties gegroepeerd die voortdurend van plaats en vorm veranderden zodat ze in schijnbaar willekeurige patronen over het simulatorbeeld krioelden. Hij kon geen enkele opening bespeuren — als hij een open ruimte meende te zien, sloot die zich ineens weer en verscheen er elders een gat, en een formatie die eerst doordringbaar leek, veranderde plotseling in een grimmige muur. De planeet lag aan de uiterste rand van het beeld en voor zover Ender kon nagaan konden er wel nog eens zoveel schepen achter verstopt zitten, buiten bereik van de simulator.
Zijn eigen vloot bestond uit twintig sterschepen, elk met maar vier jagers. Hij kende de vier-jager-schepen — die waren ouderwets en log en het bereik van hun Kleine Dokters was maar de helft van dat van de nieuwere schepen. Tachtig jagers tegen minstens vijfduizend en misschien zelfs wel tienduizend vijandelijke schepen.
Hij hoorde zijn eskaderleiders zwaar ademen; hij hoorde ook een van de toeschouwers een zachte vloek uitspreken. Prettig om te weten dat een van de volwassenen had gemerkt dat het geen eerlijke beproeving was. Niet dat het enig verschil maakte, hoor. Eerlijkheid hoorde niet bij het spel, dat was wel duidelijk. Er was geen enkele poging gedaan om hem zelfs maar een heel klein kansje op slagen te gunnen. Alles wat ik heb moeten doormaken terwijl het helemaal nooit hun bedoeling was dat ik zou slagen.
In gedachten zag hij Bonzo en zijn kleine groepje gemene vrienden dreigend om zich heen staan; door op zijn eergevoel te werken had hij Bonzo zo gek gekregen om het in zijn eentje tegen hem op te nemen. Dat zou hier niet opgaan. En hij kon de vijand ook niet imponeren met zijn vaardigheden zoals hij met de oudere jongens in de strijdzaal had gedaan. Mazer kende Enders vaardigheden als zijn eigen broekzak.
De waarnemers achter zijn rug begonnen te kuchen en zenuwachtig te draaien. Ze begonnen te beseffen dat Ender niet wist wat hij moest beginnen.
Het kan me niets meer schelen, dacht Ender. Vlieg maar op met je spel. Als jullie me niet eens een eerlijke kans geven, waarom zou ik dan meespelen?
Net als bij zijn laatste wedstrijd op de Krijgsschool toen ze twee legers tegen hem hadden ingezet.
En op het moment dat hij aan die wedstrijd terugdacht, moest Erwt er kennelijk ook aan denken want over de koptelefoon klonk zijn stem met de woorden: ‘Weten jullie nog, de poort van de vijand is beneden.’
Molo, Soep, Vlad, Dumper en Gekke Tom begonnen allemaal te lachen. Zij herinnerden zich de wedstrijd ook.
En Ender moest ook lachen. Het was ook geinig. Al die grote mensen die dit allemaal zo serieus namen en de kinderen die meespeelden en alles geloofden tot de volwassenen plotseling te ver gingen, zich iets te veel uitsloofden, zodat de kinderen ineens hun spel konden doorzien. Vergeet het maar, Mazer. Het kan me niks schelen of ik jouw examen haal, ik bekommer me niet meer om jouw regels. Als jij vals kunt spelen dan kan ik dat ook. Ik laat me niet op een oneerlijke manier verslaan — dan win ik nog liever op een oneerlijke manier.
Bij die laatste wedstrijd op de Krijgsschool had hij gewonnen door zich niets van de vijand aan te trekken, niets van zijn eigen verliezen; hij was regelrecht doorgestoten naar de poort van de vijand.
En de poort van de vijand was beneden.
Als ik deze regel breek laten ze me nooit bevelhebber worden. Dat zou te gevaarlijk zijn. Dan hoef ik nooit meer een spel te spelen. En dat is een overwinning.
Hij fluisterde vlug iets in de microfoon. Zijn onderbevelhebbers namen hun deel van de vloot en groepeerden zich vlug tot een dik projectiel, een cilinder die recht op de meest nabije vijandelijke formatie gericht was. De vijand probeerde geenszins om hen af te weren, maar liet hem rustig passeren om hem eerst grondig te kunnen omsingelen voor ze hem vernietigden. Mazer houdt in ieder geval wel rekening met het feit dat ze inmiddels geleerd hebben om ontzag voor me te hebben, dacht Ender. En daar win ik weer wat tijd mee.
Ender dook omlaag, naar het noorden, naar het oosten en weer omlaag, schijnbaar zonder vast plan, maar wel zo dat hij iedere keer een stukje dichter bij de vijandelijke planeet kwam. Maar op het laatst begon de vijand hem wel erg dicht te omsingelen. Toen barstte ineens Enders hele formatie uit elkaar. Zijn vloot leek wel weg te smelten in totale chaos. Schijnbaar zonder enig plan vuurden de tachtig jagers maar in het wilde weg op de vijandelijke schepen en zochten ze zich op eigen houtje een steeds hopelozer weg tussen de kruiperdschepen.
Maar een paar minuten na aanvang van de strijd fluisterde Ender opnieuw iets tegen zijn eskaderleiders en ineens groepeerde een tiental van de overgebleven jagers zich weer tot een formatie. Maar nu bevonden ze zich aan de andere kant van een van de meest ontzag inboezemende formaties van de vijand; ten koste van grote verliezen waren ze erin geslaagd om door te breken — en nu hadden ze al meer dan de helft van de afstand naar de vijandelijke planeet afgelegd.
De vijand begrijpt het inmiddels, dacht Ender. Mazer zal toch vast wel zien waar ik mee bezig ben.
Of misschien kan Mazer wel niet geloven dat ik dit echt zou doen. Nou, des te beter voor mij.
Enders kleine vloot zwenkte nu eens hierheen en dan weer daarheen, stuurde drie of vier jagers weg als voor een aanval en haalde ze dan weer terug. De vijand begon hen in te sluiten en begon zijn schepen en formaties die wijd en zijd verspreid waren terug te roepen voor de beslissende slag. De vijand had zijn hoogste dichtheid achter Ender, zodat hij niet meer naar de open ruimte kon ontsnappen omdat ze hem helemaal omsingelden. Uitstekend, dacht Ender. Dichterbij. Kom maar dichterbij.
Toen fluisterde hij een bevel en de schepen begonnen als bakstenen naar het oppervlak van de planeet te vallen. Het waren sterschepen en jagers en ze waren er dus in het geheel niet op gebouwd om de wrijvingshitte van een snelle afdaling door een atmosfeer te kunnen doorstaan. Maar het was Enders bedoeling ook helemaal niet dat ze ooit de atmosfeer zouden bereiken. Bijna op hetzelfde moment dat ze aan hun val begonnen, richtten ze hun Kleine Dokters allemaal op één doel. De planeet zelf.