Een, twee, vier, zeven van zijn jagers werden opgeblazen. Het was nu één grote gok of een van zijn schepen het lang genoeg zou overleven om binnen effectieve schootsafstand te komen. Het zou niet lang duren als ze eenmaal het oppervlak van de planeet op de korrel konden nemen. Eén ogenblikje met Dokter Toestel is al wat ik vraag. Ender bedacht dat de computer misschien wel niet was toegerust om te laten zien wat er met een planeet zou gebeuren als die werd aangetast door de Kleine Dokter. Wat doe ik dan, roepen: Pang, je bent er geweest?
Ender liet zijn handen van het regelpaneel zakken en boog een beetje naar voren om goed te zien wat er zou gebeuren. Het gezichtspunt was nu vrij dicht bij de vijandelijke planeet omdat het door de zwaartekracht ingevangen schip met grote snelheid omlaag suisde. Hij moet nu al lang binnen schootsbereik zijn, dacht Ender. Hij is binnen schootsbereik en de computer kan het niet aan.
Toen begon het oppervlak van de planeet, die inmiddels het halve simulatorbeeld vulde, te borrelen; een gulpende explosie spoot een regen van brokstukken in de richting van Enders jagers. Ender probeerde zich voor te stellen wat zich in de planeet afspeelde. Het veld dat maar bleef groeien, de moleculen die uit elkaar spatten maar wier losgeslagen atomen geen kant op konden.
Binnen drie seconden barstte de hele planeet uit elkaar en veranderde in een met hoge snelheid uitdijende bol van gloeiend stof. Enders jagers waren de eerste die eraan gingen; hun gezichtspunt viel ineens weg en de simulator kon nu alleen nog laten zien hoe het tafereel eruitzag vanuit de sterschepen die buiten het strijdgewoel waren blijven wachten. Ender wilde het ook helemaal niet van dichterbij zien. De bol van de exploderende planeet dijde zo snel uit dat de vijandelijke schepen hem niet konden vermijden; hij voerde de Kleine Dokter mee, nu zo klein niet meer, en het veld sloopte elk schip dat het op zijn pad tegenkwam door het in een lichtvlek te veranderen voor het verder trok.
Pas helemaal aan de rand van het simulatorbeeld begon het M.D.-veld af te zwakken. Twee of drie vijandelijke schepen zweefden weg. Enders eigen sterschepen explodeerden niet. Maar waar zich daarnet nog de reusachtige vloot van de vijand had bevonden en de planeet die hij had beschermd, was niets meer over van enige betekenis. Een kluit stof die begon te groeien naarmate de zwaartekracht het weer omlaag deed vallen. Hij was gloeiend heet en vertoonde een duidelijke werveling; hij was ook veel kleiner dan de wereld van daarnet. Een groot deel van diens massa was nu een stofwolk die zich nog steeds met hoge snelheid naar buiten verplaatste.
Ender zette zijn koptelefoon met het oorverdovende gejuich van zijn eskaderleiders af en merkte toen pas dat er bij hem in het vertrek minstens evenveel herrie heerste. Mannen in uniform omhelsden elkaar lachend en schreeuwend; anderen huilden; weer anderen knielden of lagen languit op de grond en Ender wist dat ze in gebed verzonken waren. Ender snapte er niets van. Het leek allemaal helemaal verkeerd. Ze hadden kwaad moeten zijn.
Kolonel Graff maakte zich los van de anderen en kwam naar Ender toe. De tranen stroomden over zijn wangen, maar hij liep te lachen. Hij bukte zich, stak zijn armen uit, sloeg die tot Enders stomme verbazing om hem heen, drukte hem stijf tegen zich aan en fluisterde: ‘Dank je, Ender, dankjewel, Ender. Godzijdank voor jou, Ender.’
Al vlug kwamen ook de anderen hem de hand drukken en feliciteren. Hij probeerde te bedenken wat het kon betekenen. Zou hij dan toch het examen gehaald hebben? Het was zijn overwinning, niet de hunne, en nog wel een waardeloze nepoverwinning ook; waarom deden ze dan of hij eervol had gezegevierd?
De mensen weken uiteen en Mazer Rackham kwam aanlopen. Hij stapte met uitgestoken hand regelrecht op Ender af.
‘Je hebt de moeilijke weg gekozen, kerel. Alles of niets. Zij eraan of wij eraan. Maar de hemel weet dat je het op een andere manier niet had kunnen klaren. Gefeliciteerd. Je hebt hen verslagen en het is allemaal afgelopen.’
Afgelopen. Hen verslagen. Ender begreep er niets van. ‘Ik heb jou verslagen.’
Mazer lachte, een luide lach die de hele kamer vulde. ‘Ender, je hebt nooit tegen mij gespeeld. Sinds ik je vijand werd heb je geen spel meer gespeeld.’
Ender kon de lol daar niet van inzien. Hij had een ontzettende hoop spellen gespeeld en dat had hem verschrikkelijk veel gekost. Hij begon kwaad te worden.
Mazer stak zijn hand uit en legde die op Enders schouder. Ender schudde de hand af. Toen werd Mazer serieus en hij zei: ‘Ender, de afgelopen paar maanden heb je het opperbevel gevoerd over onze gevechtsvloten. Dit was de Derde Invasie. Er waren geen spelletjes, de gevechten waren echt en de enige vijand die je hebt bestreden waren de kruiperds. Je hebt elke slag gewonnen en vandaag bestreed je hen tenslotte bij hun thuiswereld, waar de koningin verbleef, alle koninginnen uit al hun kolonies, ze waren er allemaal en je hebt hen volledig vernietigd. Ze zullen ons nooit meer aanvallen. Je hebt het geklaard. Jij.’
Echt. Geen spel. Ender was zo moe, zijn verstand kon het allemaal niet verwerken. Het waren dus niet gewoon maar lichtpuntjes in de lucht, het waren echte schepen waarmee hij had gevochten en echte schepen die hij had vernietigd. En een echte wereld die hij naar de bliksem had gestuurd. De gelukwensen van de mensen mijdend, hun handen, hun woorden, hun vreugde negerend, liep hij de kamer uit. Toen hij in zijn eigen kamer stond, kleedde hij zich uit, kroop in bed en viel in slaap.
Ender werd wakker toen ze aan hem begonnen te schudden. Het duurde even voor hij hen herkende. Graff en Rackham. Hij draaide hun zijn rug toe. Laat me slapen.
‘Ender, we moeten met je praten,’zei Graff.
Ender draaide zijn gezicht weer naar hen toe.
‘Ze doen op Aarde niets anders dan de hele dag de videobanden afspelen, al vanaf gister meteen na het gevecht.’
‘Gister?’Hij had dus aan een stuk door geslapen tot de volgende dag.
‘Je bent een held, Ender. Ze hebben gezien wat je deed, jij en de anderen. Ik geloof niet dat er nog een regering op Aarde is die jou niet de hoogste medaille van haar land heeft toegekend.’
‘Ik heb ze allemaal doodgemaakt, hè?’vroeg Ender.
‘Wie allemaal?’vroeg Graff. ‘De kruiperds? Dat was de bedoeling.’
Mazer boog naar voren. ‘Daar was de oorlog om begonnen.’
‘Al hun koninginnen. En dus ook al hun kinderen, helemaal alles.’
‘Dat was hun eigen beslissing toen ze ons aanvielen. Dat was jouw schuld niet. Dat was wat er nu eenmaal moest gebeuren.’
Ender greep Mazer bij zijn uniform en trok hem omlaag tot Mazers gezicht vlak bij het zijne was. ‘Ik wilde ze niet allemaal doodmaken. Ik wilde helemaal niemand doodmaken! Ik ben geen moordenaar! Jullie moesten mij helemaal niet hebben, gemene schoften, jullie moesten Peter hebben, maar jullie hebben het mij laten opknappen door me te belazeren!’Hij huilde. Hij kon zich niet meer beheersen.
‘Natuurlijk hebben we je bedrogen,’zei Graff. ‘Daar ging het nu juist om. We moesten een nepverhaal ophangen anders had je het nooit kunnen doen. Dat was het dilemma waarin we zaten. We moesten een bevelhebber hebben met zoveel inleefvermogen dat hij zou kunnen denken als een kruiperd en hen zou kunnen begrijpen en op hun gedrag zou kunnen anticiperen. Met zoveel deernis dat zijn ondergeschikten met hem zouden weglopen zodat hij met hen zou kunnen werken als een goed gesmeerde machine, even gesmeerd als de kruiperds. Maar iemand met zoveel deernis zou nooit de moordmachine kunnen zijn die we nodig hadden. Zou nooit de strijd in kunnen gaan met de wens om tegen elke prijs de overwinning te behalen. Als je het wist, kon je het niet doen. Als je het soort mens was dat het ook zou doen als je het wist, had je de kruiperds nooit goed genoeg kunnen begrijpen.’