‘En het moest een kind zijn, Ender,’zei Mazer. ‘Jij was sneller dan ik. Beter dan ik. Ik was te oud en te voorzichtig. Een fatsoenlijk mens die weet wat oorlog is kan zich nooit met hart en ziel in de strijd storten. We zorgden ervoor dat je het niet wist. Jij was roekeloos en briljant en jong. Dat is het doel waarvoor je bent geboren.’
‘Onze schepen werden toch bestuurd door piloten?’
‘Ja.’
‘Ik gaf piloten opdracht om de strijd aan te gaan en te sterven zonder dat ik het wist.’
‘Zij wisten het wel, Ender en ze gingen toch. Ze wisten waar het voor was.’
‘Jullie hebben het me nooit gevraagd! Jullie hebben me nooit ergens de waarheid over verteld!’
‘Je moest een wapen worden, Ender. Als een kanon, als de Kleine Dokter; perfect werkend zonder te weten waarop je gericht was. Wij richtten je. Wij zijn verantwoordelijk. Als er iets verkeerd was dan hebben wij dat gedaan.’
‘Vertel het me later maar,’zei Ender. Zijn ogen vielen dicht.
Mazer Rackham schudde aan hem. ‘Niet in slaap vallen, Ender,’zei hij. ‘Het is erg belangrijk.’
‘Jullie zijn klaar met mij,’zei Ender. ‘Laat me nu met rust.’
‘Daarom zijn we hier juist,’zei Mazer. ‘Dat proberen we je juist te vertellen. Ze zijn niet met je klaar, bij lange na niet. Het is beneden een volslagen gekkenhuis. Ze gaan een oorlog beginnen. Amerikanen beweren dat het Warschaupact op het punt staat om aan te vallen en het Pact zegt hetzelfde over de Hegemoon. De oorlog met de kruiperds is nog geen vierentwintig uur afgelopen of de wereld beneden is weer aan het bakkeleien, erger dan ooit. En ze maken zich allemaal zorgen om jou. Ze willen je allemaal aan hun kant. Je bent de grootste militaire leider uit de hele geschiedenis en ze willen dat jij hun troepen aanvoert. De Amerikanen. De Hegemoon. Iedereen, behalve het Warschaupact en die willen je dood hebben.’
‘Mij best,’zei Ender.
‘We moeten je hier vandaan halen. Eros zit vol met Russische mariniers en de Polemarch is een Rus. Het kan elk moment tot bloedvergieten komen.’
Ender draaide hun zijn rug weer toe. Dit keer lieten ze hem begaan. Maar hij viel niet in slaap. Hij luisterde naar wat ze tegen elkaar zeiden.
‘Ik was hier al bang voor, Rackham. Je hebt hem te zwaar onder druk gezet. Een aantal van die kleinere buitenposten had toch wel tot naderhand kunnen wachten. Je had hem toch wel een paar dagen rust kunnen gunnen.’
‘Begin jij nou ook al, Graff? Probeer jij nou ook al te beslissen hoe ik het beter had kunnen doen? Je weet niet wat er gebeurd zou zijn als ik hem niet zo hevig onder druk had gezet. Niemand weet dat. Ik heb het gedaan zoals ik het gedaan heb en dat werkte. Dat is het voornaamste, dat het werkte. Onthou die verdediging, Graff. Jij kunt hem ook nog nodig hebben.’
‘Neem me niet kwalijk.’
‘Ik kan zelf ook wel zien wat het bij hem heeft aangericht. Kolonel Liki zegt dat er een goede kans bestaat dat hij blijvende schade heeft opgelopen, maar dat geloof ik niet. Hij is te sterk. Winnen betekende heel veel voor hem en hij heeft gewonnen.’
‘Begin me niet van sterk te lullen. Die jongen is elf jaar. Gun hem wat rust, Rackham. De vlam is nog niet in de pan geslagen. We kunnen een schildwacht voor zijn deur zetten.’
‘Of voor een andere deur en net doen of het de zijne is.’
‘Wat dan ook.’
Ze gingen weg. Ender viel weer in slaap.
De tijd verstreek zonder Ender anders dan oppervlakkig te beroeren. Een keer werd hij een paar minuten wakker omdat er iets op zijn hand lag dat er met een doffe, aanhoudende pijn op drukte. Hij stak zijn andere hand uit om te voelen wat het was; het was een naald die in een ader stak. Hij probeerde hem eruit te trekken, maar het ding zat vastgeplakt met een pleister en hij was veel te zwak. Een andere keer werd hij wakker in het donker en hoorde vlak naast zich mensen zachtjes mompelen en vloeken. Zijn oren tuitten van een hard geluid waarvan hij was wakker geschrokken; het geluid zelf kon hij zich niet herinneren. ‘Doe het licht aan,’zei iemand. En weer een andere keer dacht hij dat hij naast zich iemand zachtjes hoorde huilen.
Misschien duurde het een dag; misschien duurde het een week; als hij op zijn dromen afging kon het wel maanden geduurd hebben. In zijn dromen leek hij vele malen zijn leven te moeten overdoen. Hij maakte de hele Reuzendrank weer mee, de wolfskinderen, alle vreselijke doden en het niet aflatende moorden; hij hoorde in het bos een stem fluisteren: je moest de kinderen wel doden om het Einde van de Wereld te bereiken. En hij probeerde te antwoorden: ik heb nooit iemand dood willen maken. Niemand heeft me ooit gevraagd of ik dat wel wilde, iemand doodmaken. Maar het bos lachte hem uit. En als hij aan het Einde van de Wereld in de afgrond sprong was het soms geen wolk die hem opving, maar een jager die hem naar een punt bracht waar hij een goed uitzicht had op de planeet van de kruiperds zodat hij telkens weer de dodelijke uitbarsting kon zien waarmee Dokter Toestel de kettingreactie op het oppervlak van de planeet op gang bracht; maar dan telkens van dichterbij tot hij op het laatst kon zien hoe individuele kruiperds in een lichtflits ontploften en voor zijn ogen in een hoopje stof veranderden. En de koningin, omringd door haar kinderen; alleen was de koningin zijn moeder en de kinderen Valentine en alle kinderen die hij op de Krijgsschool had gekend. Een van hen, met het gezicht van Bonzo, lag op de grond uit neus en oren te bloeden en zei: Jij hebt geen eer. En de droom eindigde altijd met een spiegel of een gladde waterplas of het glanzende metalen oppervlak van een schip, iets waarin hij zijn eigen gezicht weerkaatst zag. Aanvankelijk was het aldoor Peters gezicht, met bloed om zijn mond en het puntje van een slangestaart uit zijn mondhoek hangend. Maar na een tijdje werd het zijn eigen gezicht, oud en bedroefd, met ogen die treurden om miljarden, miljarden vermoorden — maar het waren tenminste zijn eigen ogen en hij was er wel tevreden mee.
Dat was de wereld waarin Ender vele mensenlevens lang leefde tijdens de vijf dagen van de Bondsoorlog.
Toen hij weer wakker werd lag hij in het donker. In de verte hoorde hij de doffe ploffen van explosies. Hij lag een tijdje te luisteren. Toen hoorde hij zachte voetstappen.
Hij draaide zich om en stak razendsnel zijn hand uit om de persoon die hem stiekem besloop vast te grijpen. En hij kreeg inderdaad iemands kleren te pakken en trok hem met een ruk omlaag tegen zijn knieën, klaar om hem te doden als het nodig mocht zijn.
‘Ender, ik ben het, ik ben het!’
Hij kende die stem. Hij doemde op uit zijn geheugen als van een miljoen jaar geleden.
‘Alai.’
‘Salaam, kontkrummel. Wat probeerde je eigenlijk te doen? Wou je me vermoorden?’
‘Ja. Ik dacht dat jij probeerde om mij te vermoorden.’
‘Ik probeerde om je niet wakker te maken. Nou ja, je hebt in ieder geval nog wat overlevingsinstinct over. Als je Mazer hoort praten, ben je al half op weg om een plant te worden.’
‘Ik deed mijn best. Wat zijn die ploffen?’
‘Er wordt hier gevochten. Onze sectie is verduisterd voor onze veiligheid.’
Ender zwaaide zijn benen opzij om te gaan zitten. Maar dat ging niet. Zijn hoofd deed veel te zeer. Hij kreunde van pijn.
‘Blijf liggen, Ender. Maak je niet druk. Het ziet ernaar uit dat we misschien gaan winnen. Niet alle Warschaupact-mensen kozen de kant van de Polemarch. Een hele hoop sloten zich bij ons aan toen de Strateeg hun vertelde dat jij de I.V. trouw bleef.’
‘Ik sliep.’
‘Nou, dan heeft hij dus gelogen. Je beraamde toch geen verraad in je dromen, wel? Een stel Russen dat zich bij ons aansloot vertelde dat ze, toen de Polemarch hun opdroeg om jou op te sporen en te vermoorden, hem zelf bijna vermoordden. Hoe ze ook over andere mensen mogen denken, Ender, ze zijn allemaal gek op jou. De hele wereld heeft onze gevechten gezien. Dag en nacht draaiden ze de videobanden. Ik heb er ook een paar gezien. Compleet met jouw stem die de bevelen geeft. Alles staat erop, er is niet in geknipt. Toffe dingen. Je kan wel filmster worden.’