Выбрать главу

‘Als ze hem ooit zullen laten terugkeren om het te gebruiken.’

‘Dat doen ze nooit.’

‘Ook niet nu Demosthenes ervoor ijvert om hem naar huis te laten terugkeren?’

‘Demosthenes is van de netwerken verdwenen.’

Anderson trok een wenkbrauw op. ‘Wat betekent dat nu weer?’

‘Demosthenes is met pensioen. Voorgoed.’

‘Jij weet iets, ouwe strontmiegel. Jij weet wie Demosthenes is.’

‘Was.’

‘Nou, vertel op!’

‘Nee.’

‘Bah Graff, je bent helemaal niet leuk meer.’

‘Nooit geweest.’

‘Je kunt me in elk geval toch minstens vertellen waarom. Een heleboel van ons dachten dat Demosthenes ooit nog wel eens Hegemoon zou worden.’

‘Daar is nooit een schijn van kans op geweest. Nee, zelfs de politieke onbenullen van Demosthenes zouden de Hegemoon niet kunnen overhalen om Ender naar de Aarde te laten terugkeren. Ender is veel te gevaarlijk.’

‘Hij is nog maar elf. Twaalf inmiddels.’

‘Des te gevaarlijker omdat hij zo makkelijk te beïnvloeden zou zijn. Enders naam is in de hele wereld een soort toverspreuk. De kind-god, de wonderdoener die over leven en dood moest beslissen. Elk toekomstig tirannetje zou die jongen graag voor zijn leger willen zetten om vervolgens de wereld te zien toestromen om zich bij hem aan te sluiten of uit angst in een hoekje te zien wegkruipen. Als Ender naar de Aarde zou komen zou hij hierheen willen gaan, om uit te rusten, om nog te redden wat er te redden valt van zijn jeugd. Maar ze zouden hem nooit met rust laten.’

‘Ik begrijp het. Heeft iemand dat soms aan Demosthenes uitgelegd?’

Graff lachte. ‘Demosthenes heeft het uitgelegd aan iemand anders. Iemand die Ender had kunnen gebruiken als geen ander; om de wereldheerschappij te veroveren terwijl de wereld het nog heerlijk zou vinden ook.’

‘Wie?’

‘Locke.’

‘Maar het was juist Locke die aanvoerde dat Ender op Eros moest blijven.’

‘Schijn bedriegt wel eens.’

‘Het gaat mij boven de pet, Graff. Geef mij maar football. Keurige, fatsoenlijke regels. Scheidsrechters. Een begin en een eind. Winnaars en verliezers en naderhand gaat iedereen gewoon naar huis naar zijn vrouw.’

‘Stuur mij af en toe eens een kaartje voor een wedstrijd, wil je.’

‘Je gaat toch niet echt hier zitten niksen, hè?’

‘Nee.’

‘Je gaat zeker deel uitmaken van de Hegemonie?’

‘Ik ben de nieuwe minister van Kolonisatie.’

‘Dus ze gaan het echt doen.’

‘Zodra we de rapporten binnen hebben over de door de kruiperds gekoloniseerde werelden. Ik bedoel, ze liggen kant en klaar op ons te wachten, vruchtbaar en wel, met behuizing en industrie allemaal al voorhanden en alle kruiperds dood. Gunstiger kan het niet. We trekken de Wet Bevolkingsaanwas in —’

‘Die door iedereen gehaat wordt —’

‘En al die drietjes en viertjes en vijfjes stappen in een sterschip en trekken weg naar bekende en onbekende werelden.’

‘Zullen de mensen echt gaan?’

‘Mensen gaan altijd. Altijd. Ze denken altijd dat ze een beter leven kunnen opbouwen dan in de oude wereld.’

‘Ach verdomme, misschien kunnen ze dat ook wel.’

Aanvankelijk geloofde Ender nog dat ze hem naar de Aarde zouden terugbrengen zodra de hele boel een beetje was bedaard. Maar de boel was nu bedaard; het was al een jaar lang rustig, en het was hem inmiddels duidelijk dat ze hem helemaal niet zouden terugbrengen, dat hij veel bruikbaarder was als naam en als verhaal dan hij ooit zou zijn als lastig persoon van vlees en bloed.

En dan had je nog die kwestie van de krijgsraad die de misdaden van kolonel Graff moest berechten. Admiraal Chamrajnagar probeerde Ender ervan te weerhouden om te kijken, maar slaagde daar niet in; Ender was ook tot admiraal bevorderd en dit was een van de weinige keren dat hij de voorrechten van zijn rang uitbuitte. En dus zag hij de videobanden van zijn vechtpartijen met Stilson en Bonzo, zag hoe de foto’s van de lijken getoond werden en hoorde de psychologen en advocaten ruziemaken over of er een moord was gepleegd of dat er slechts sprake was van doodslag uit zelfverdediging. Ender had er zo zijn eigen opvatting over, maar niemand vroeg hem daarnaar. Tijdens het proces was het eigenlijk Ender zelf die werd aangevallen. De aanklager was te slim om hem rechtstreeks te beschuldigen, maar er werd hard geprobeerd om hem walgelijk, pervers en misdadig krankzinnig te doen lijken.

‘Niks van aantrekken,’zei Mazer Rackham. ‘De politici zijn bang van je, maar ze kunnen je goede naam nog niet vernietigen. Dat zal pas over een jaar of dertig gebeuren als de historici hun tanden in je zetten.’

Ender gaf niets om zijn goede naam. Hij keek onaangedaan naar de videobanden, maar vond het in feite eigenlijk een beetje amusant. In de strijd heb ik tien miljard kruiperds gedood, die even levend en verstandig waren als een willekeurig mens, die niet eens een derde aanval tegen ons op touw hadden gezet, en het komt bij niemand op om dat een misdaad te noemen.

Al zijn misdaden bezwaarden hem, de dood van Stilson en die van Bonzo niet zwaarder en niet lichter dan de rest.

En met die last op zijn schouders wachtte hij dus al die maanden werkeloos af tot de wereld die hij had gered zou besluiten dat hij naar huis mocht terugkeren.

Een voor een kwamen zijn vrienden met tegenzin afscheid van hem nemen, naar huis geroepen door hun families om als helden verwelkomd te worden in hun woonplaats. Ender keek naar de videobanden van hun thuiskomst en vond het ontroerend dat ze zo’n groot deel van hun tijd besteedden aan het ophemelen van Ender Wiggin van wie ze beweerden dat hij hun alles had geleerd; hij had hun alles geleerd en hen naar de overwinning geleid. Maar als ze een oproep deden om hem naar huis te laten terugkeren, dan werden de woorden eruit geknipt zodat niemand het pleidooi hoorde.

Gedurende enige tijd was er op Eros niets anders te doen dan opruimen na de bloedige Bondsoorlog en rapporten binnenkrijgen van de sterschepen, de voormalige oorlogsschepen die nu de koloniewerelden van de kruiperds verkenden.

Maar nu was het op Eros drukker dan ooit, en ook voller dan het tijdens de oorlog ooit was geweest omdat de kolonisten hierheen gehaald werden om zich voor te bereiden op hun reis naar de lege kruiperdwerelden. Ender nam zoveel hem werd toegestaan deel aan het werk, maar het kwam niet bij hen op dat deze twaalfjarige jongen misschien wel even begaafd was voor vrede als voor oorlog. Maar hij had veel geduld met hun neiging om hem over het hoofd te zien en hij leerde om zijn voorstellen en plannen onder de aandacht te brengen door ze door de weinige volwassenen die naar hem wilden luisteren als zelfbedacht te laten presenteren. Erkenning liet hem koud, het ging hem er alleen om dat het karwei geklaard werd.

Het enige dat hij niet kon verdragen was de verering van de kolonisten. Hij leerde de tunnels te mijden waarin zij woonden omdat ze hem altijd herkenden — de hele wereld wist hoe zijn gezicht eruitzag — en dan begonnen ze te schreeuwen en te juichen en hem te omhelzen en hem te feliciteren en hem de kinderen te laten zien die ze naar hem vernoemd hadden en hem te vertellen hoe zielig ze het vonden dat hij nog maar zo jong was en dat zij hem die moorden niet verweten omdat het zijn schuld niet was en hij nog maar een kind was —

Hij hield zich zo goed mogelijk voor hen schuil.

Maar er was één kolonist die hij niet kon ontlopen.

Die dag was hij niet op Eros. Hij was met de pendel naar de nieuwe ISL vertrokken waar hij de buitenkant van sterschepen leerde onderhouden; het was ongepast voor een officier om handwerk te verrichten, had Chamrajnagar hem voorgehouden, waarop Ender had geantwoord dat het hoog tijd werd dat hij een nieuw vak leerde nu er niet meer zoveel vraag was naar het vak waarin hij was opgeleid.

Ze riepen hem op door zijn helmradio en vertelden hem dat er iemand op hem zat te wachten die hem zo gauw mogelijk wilde spreken. Ender kon niemand bedenken die hij zou willen zien en hij maakte dus helemaal geen haast. Hij werkte rustig door tot hij het scherm voor de scheepsweerwort had geïnstalleerd en verplaatste zich toen met zijn haak langs de huid van het schip en hees zich omhoog naar de luchtsluis.