Выбрать главу

Op een andere dag zou Elayne hebben gegiecheld. Beide vrouwen leken amper ouder dan hun zogenaamde dochters. Een andere keer. Niet hier. De Wijzen die waren blijven staan, keken plechtig. Ze namen Aviendha en Elayne keurend op, alsof ze er niet zeker van waren of ze wel bij elkaar pasten.

‘Wie doorstaat voor hen de weeën van de geboorte?’ vroeg Monaelle, en Amys kwam naar voren.

Twee anderen stapten met haar mee. Een felle rossige die Shyanda heette en die Elayne bij Melaine had gezien en een grijzende vrouw-die ze niet kende. Ze hielpen Amys zich uit te kleden. Amys keek fier in haar naaktheid Monaelle aan en gaf een klap op haar strakke buik. ‘Ik heb gebaard, ik heb gezoogd,’ zei ze en hield beide borsten op, die er echter uitzagen of ze dat nog nooit had gedaan, ik bied mezelf aan.’

Na Monaelles waardig instemmend knikje zakte Amys door haar knieën en ging gehurkt, op twee pas afstand, naast Aviendha en Elayne zitten. Shyanda en de grijze Wijze knielden naast haar neer en opeens was elke vrouw in de kamer omringd door de gloed van de Ene Kracht, met uitzondering van Elayne, Aviendha en Amys. Elayne haalde diep adem en zag Aviendha hetzelfde doen. Nu en dan rinkelde er een armband, maar afgezien van het ademen en het verre, zwakke onweer was dat het enige geluid. De woorden van Monaelle kwamen bijna als een schok.

‘Beiden zullen jullie de aanwijzingen volgen. Als je weifelt of twijfelt, is je toewijding niet sterk genoeg. Dan stuur ik je weg en dat betekent het eind. Voor altijd. Ik zal vragen stellen en jullie antwoorden naar waarheid. Als je weigert te antwoorden, zul je worden weggezonden. Als iemand van de aanwezigen denkt dat je liegt, zul je worden weggezonden. Natuurlijk mogen jullie op elk tijdstip uit jezelf weggaan. Waarmee dit alles ook voor eeuwig is afgelopen. Er is geen tweede kans. Goed. Wat is volgens jou het beste in de vrouw die je als eerstezuster wenst?’

Elayne had de vraag min of meer verwacht. Het was een van de dingen waar ze over na had moeten denken. Een deugd te kiezen uit de vele was niet gemakkelijk geweest, maar ze had het antwoord nu klaar. Tijdens haar woorden verweefden zich opeens stromen saidar tussen haar en Aviendha en er klonk geen enkel geluid uit haar mond of uit die van Aviendha. Onbewust nam een deel van haar geest de wevingen op, zelfs nu. Proberen iets te leren hoorde evenzeer bij haar als de kleur van haar ogen. De wevingen verdwenen toen ze klaar was met spreken.

‘Aviendha is zo zelfverzekerd, zo trots. Ze geeft er niets om wat iemand vindt dat zij moet doen of hoe ze moet zijn. Zij is wie ze wil zijn,’ hoorde Elayne haar eigen stem zeggen, terwijl Aviendha’s woorden tegelijk hoorbaar waren. ‘Zelfs wanneer Elayne zo bang is dat haar mond opdroogt, zal haar geest zich niet gewonnen geven. Ze is dapperder dan ieder ander.’

Elayne keek haar vriendin strak aan. Vond Aviendha haar dapper? Licht, ze was geen lafaard, maar dapper? Vreemd genoeg staarde Aviendha haar eveneens ongelovig aan.

‘Moed is als een bron,’ zei Viendre bij Elaynes oor, ‘diep bij sommigen, ondiep bij anderen. Maar diep of ondiep, bronnen drogen ooit op, zelfs als ze zich later weer vullen. Je zult onder ogen zien wat je niet onder ogen durft zien. Je zult slap worden en je gekoesterde moed verliezen als je in het stof aan het huilen bent. Die dag zal komen.’ Het klonk of ze erbij wilde zijn om het mee te maken. Elayne knikte kort. Ze wist alles van zwakte. Het leek of ze er elke dag tegen moest vechten.

Tamela sprak tegen Aviendha met een stem die bijna even voldaan klonk als die van Viendre. ‘Ji’e’toh bindt je als banden van staal.

Voor ji maak je jezelf tot en met het laatste haartje precies zoals men van je verwacht. Voor toh zul je, als dat nodig is, jezelf veranderen en op je buik wegkruipen. Omdat je tot in je merg belangrijk vindt wat anderen van je denken.’

Elayne snakte bijna naar adem. Dat was hard en oneerlijk. Ze wist iets van ji’e’toh, maar zo was Aviendha helemaal niet. Toch zat die te knikken zoals zijzelf had gedaan. Weerbarstig werd aanvaard wat ze al wist.

‘Mooie eigenschappen om bij een eerstezuster te waarderen,’ zei Monaelle en trok haar omslagdoek omlaag tot die op haar onderarmen lag. ‘Maar wat vind je het ergst van haar?’

Elayne bewoog haar koud geworden knieën en slikte. Deze vraag had ze gevreesd. Niet alleen door Monaelles waarschuwing. Aviendha had gezegd dat ze de waarheid moesten spreken. Dat moest, want wat was hun zusterschap anders waard? Opnieuw hielden de wevingen de woorden verborgen tot ze beiden waren uitgesproken. ‘Aviendha...’ begon Elayne, maar aarzelde opeens. ‘Ze... Ze vindt dat geweld altijd het antwoord is. Soms denkt ze niet verder dan haar mes lang is. Soms lijkt ze op een jongen die onvolwassen blijft.’

‘Elayne weet...’ begon Aviendha, haperde, maar sprak toen pijlsnel verder. ‘Ze weet dat ze knap is en weet dat het haar macht geeft over mannen. Ze toont soms een heel lage halslijn, zodat iedereen haar boezem kan zien, en glimlacht naar mannen, zodat die doen wat ze zegt.’

Elaynes mond viel open. Vond Aviendha dat? Het klonk of ze een lichtekooi was. Aviendha fronste eveneens en wilde wat zeggen, maar Tamela drukte haar schouders omlaag en begon te praten. ‘Jij denkt dat mannen niet goedkeurend naar je gezicht kijken?’ De woorden van de Wijze klonken ietwat scherp en haar gezicht stond heel strak, en dat was het aardigste wat je ervan kon zeggen. ‘Kijken ze niet naar je borsten in de zweettent? Bewonderen ze niet je heupen? Je bent heel mooi en je weet het. Ontken het en je ontkent jezelf. Je vond het prettig als mannen naar je keken en schonk hun een glimlach. Glimlach je nooit naar een man om jouw argumenten kracht bij te zetten? Raak je niet zijn arm aan om hem af te leiden van de zwakte in je redenering? Dat zul je doen en je bent er niet minder door.’ Aviendha’s wangen werden vuurrood, terwijl Elayne moest luisteren naar Viendre, en haar eigen rode kleur moest onderdrukken. ‘Er steekt geweld in je. Ontken het en je ontkent jezelf. Ben je nooit razend geweest en heb je toen niet geslagen? Heb je nooit bloed laten vloeien? Nooit gewild dat het zou gebeuren? Zonder aan andere oplossingen te denken? Zonder verder te denken? Zolang je ademt, zal het deel van je uitmaken.’ Elayne dacht aan Taim en aan andere keren en haar gezicht leek een oven.

Ditmaal volgde er nog meer commentaar.

‘Je armen zullen verslappen,’ zei Tamela tegen Aviendha. ‘Je benen zullen hun snelheid verliezen. Een kind zal het mes uit je hand kunnen pakken. Hoe kunnen vaardigheid en geweld jou dan helpen? Hart en geest zijn de echte wapens. Heb je op een dag geleerd de speer te gebruiken en werd je daardoor Far Dareis Mai? Als je nu je geest en hart niet scherpt, word je oud en brengt een kind je al in de war. Stamhoofden zullen je niet langer serieus nemen en bij jouw woorden slechts de wind horen. Pas op nu het nog kan.’

‘Schoonheid vervliegt,’ vervolgde Viendre tegen Elayne. ‘Met de jaren zakken je borsten, wordt je vlees slap en je huid leer. Mannen die vroeger naar je glimlachten, zullen tegen je praten alsof je een man bent. Wellicht zal je man jou nog zien zoals hij je de eerste keer zag, maar geen enkele andere man zal van je dromen. Ben jij dan niet meer jij? Je lichaam is niet meer dan kleding. Je vlees wordt zwak maar je bent ook hart en geest en die veranderen slechts door sterker te worden.’

Elayne schudde haar hoofd. Niet om het te ontkennen. Nier echt. Maar ze had nooit aan ouder worden gedacht. Zeker niet toen ze naar de Toren vertrok. De jaren betekenden slechts een lichte last, zelfs voor zeer oude Aes Sedai. En als ze nu eens even lang leefde als een vrouw van de Kinne? Dat zou natuurlijk inhouden dat ze niet langer Aes Sedai kon zijn, maar stel? Bij de Kinne duurde het heel lang voor je rimpels kreeg, al kwamen ze uiteindelijk wel. Wat dacht Aviendha? Ze keek grimmig.