Выбрать главу

Op het erf had de kale man een hefboom omgezet en opeens spoot er een lange horizontale straal damp uit, die korter werd en een kortere straal door een gat in de wagenbodem omlaag perste. Schokkend, alsof het ding uit elkaar leek te schudden, en rook door de schoorsteen blazend, maakte de wagen een sprong naar voren, waarbij de stoom opsteeg en daalde, eerst langzaam en toen sneller. Het ding bewoog! Zonder paarden!

Hij besefte niet eens dat hij iets had gevraagd tot het Hoofd hem antwoord gaf.

‘O, dat? Dat is Mervin Poels stoomwagen. Zo noemt hij het, mijn Heer Draak.’ Er klonk nogal wat afkeuring door in haar hoge, verrassend jonge stem. ‘Hij beweert dat hij met dat geval wel honderd wagens kan trekken. Ik zal het pas geloven als hij wat verder komt dan vijftig pas voor er stukken kapot gaan of vastlopen. Voor zover ik weet, is hij maar één keer zo ver gekomen.’ De stoomwagen kwam inderdaad bevend tot stilstand op nog geen twintig pas afstand van de plek waar hij eerst had gestaan. Bevend, want hij leek nog sneller te kloppen dan een hart. De meeste mannen begonnen er weer aan alle kanten aan te werken. Een man draaide met een doek om de hand verwoed iets rond. Onverwachts schoot er stoom omhoog uit een pijp en werd het trillen minder tot het helemaal stopte.

Rhand schudde zijn hoofd. Hij herinnerde zich nu die Mervin weer, met zijn ontwerp dat op een tafel stond te schudden en niets deed. En dit wonder was de opvolger? Hij had toen gemeend dat je er muziek mee kon maken. Dan moest die man die daar rondsprong en zijn vuist hief naar de anderen die Mervin zijn. Welke andere vreemde zaken of wonderen was men hier in de School aan het verzinnen? Hij vroeg het, nog steeds naar de mannen rond de wagen kijkend, en Idrien snoof luid. Haar achting voor de Drakenheer hield haar stem nog net in bedwang toen ze begon te vertellen, maar al heel snel werd haar stem gekleurd door afkeer. ‘Het is al erg genoeg dat ik wijsgeren, geschiedkundigen, rekenaars en nog meer mensen van dat slag de ruimte moet geven, maar u had gezegd dat ik iedereen die iets nieuws wilde maken, onderdak moest bieden en dat ze mochten blijven als ze vooruitgang boekten. Ik neem aan dat u op wapens hoopte, maar nu heb ik tientallen dromers en uitvreters binnen en iedereen heeft minstens één heel oud boek of manuscript, zo niet meer in bezit. Ze stammen minstens uit de tijd van het Covenant van de Tien Naties, als het al niet uit de Eeuw der Legenden zelf is. Dat beweren ze tenminste en ze proberen allemaal iets zinnigs te maken van tekeningen, schetsen en beschrijvingen van dingen die ze nog nooit hebben gezien en die niemand ooit zal zien. Ik heb oude geschriften gezien die mensen beschrijven die een oog in hun buik hebben en die spreken van dieren van ruim tien voet met slagtanden nog groter dan een mens en over steden die...’

‘Maar waar zijn ze mee bezig, Hoofd Tarsin?’ wilde Rhand weten. De mannen onder hem liepen vastberaden rond alsof ze in het geheel geen mislukking hadden meegemaakt. En dat ding had wel bewogen.

Ditmaal snoof ze nog harder. ‘Dwaasheid, mijn Heer Draak. Ze maken dwaasheid. Kin Tovere heeft zijn grote kijkglas gemaakt. Je kunt er de maan door zien, zo groot en zo goed als je eigen hand, en andere lichtjes die volgens hem andere werelden zijn, maar waar is het goed voor? Nu wil hij een nog grotere gaan bouwen. Maryl Harke maakt enorme vliegers die ze glijders noemt en in de komende lente zal ze weer van hoge heuvels afspringen. Het hart bonkt in je keel als je haar met zo’n ding langs een heuvel ziet zweven en ik zweer u dat ze nog wel meer dan een arm zal breken als zo’n ding boven haar in elkaar klapt. Jander Parentakis denkt rivierboten te kunnen bewegen met waterraderen van een molen of zoiets, maar toen hij genoeg mannen in een boot had geperst om ze te laten draaien, had hij geen ruimte meer voor lading en was elk zeilbootje sneller. Ryn Anhara vangt bliksems in grote flessen en ik betwijfel of hij zelf weet waarvoor dat is, en Niko Tokama doet net zulke stomme dingen met haar...’

Rhand keerde zich zo snel om dat ze een stap achteruit deed en zelfs Dobraine bewoog als een zwaardvechter. Inderdaad, ze waren nog helemaal niet zeker van hem. ‘Hij vangt bliksems?’ vroeg hij kalm. Haar eenvoudige gezicht stond opeens begrijpend en ze zwaaide met haar handen. ‘Nee, nee! Niet... niet zoiets!’ Niet zoals u had ze bijna gezegd. ‘Het ding bestaat uit draden en wielen en grote aardewerken potten en het Licht weet wat nog meer. Hij noemt het bliksems en ik heb een keer gezien hoe een rat op een van die vaten met uitstekende metalen staven sprong. Hij leek door de bliksem getroffen.’ Er klonk iets hoopvols door in haar stem. ik kan hem, als u dat wenst, laten stoppen.’

Hij probeerde zich iemand voor te stellen die op een vlieger bewoog, maar het beeld was te belachelijk. Bliksems opvangen in vaten ging zijn vermogen tot inbeelding ook ver te boven. Niettemin... ‘Laat ze doorgaan, Hoofd. Wie weet? Wellicht wordt een van die uitvindingen ooit belangrijk. Als iets werkt zoals de uitvinder belooft, geef hem dan een beloning.’

Dobraines verweerde, door de zon gebruinde gezicht keek vertwijfeld, hoewel hij die twijfel bijna wist te verbergen. Idrien boog in zwijgende instemming het hoofd en maakte zelfs een kniks, al dacht ze overduidelijk dat hij zojuist had gevraagd varkens te leren vliegen.

Rhand wist niet zeker of hij het daar eigenlijk niet mee eens was. Anderzijds groeiden er misschien vleugels aan een varken en had de wagen zich echt verplaatst. Hij wilde zo vreselijk graag iets achterlaten dat de wereld zou helpen het volgende Breken te overleven, dat hij volgens de Voorspellingen zou veroorzaken. De moeilijkheid was dat hij geen flauw benul had wat dat kon zijn, afgezien van de School zelf. Wie wist vooraf wat een wonder vermocht? Licht, hij wilde iets bouwen dat blijvend zou zijn.

Ik meende dat ik iets kon opbouwen, mompelde Lews Therin in zijn hoofd. Ik had het mis. Wij zijn geen bouwers, jij niet, ik niet en die ander ook niet. Wij zijn vernietigers. Vernietigers. Rhand huiverde en streek met de handen door zijn haar. De ander? Er waren tijden dat de stem heel normaal klonk terwijl die de gekste dingen zei. Ze stonden hem aan te kijken. Dobraine verborg amper zijn onzekerheid en Idrien nam niet eens de moeite. Rhand richtte zich op of er niets aan de hand was en haalde twee kleine pakjes uit zijn jas. Beide vertoonden de draak in een lange strook rode was. De riemgesp die hij nu niet droeg, leverde een indrukwekkend zegel op.

‘De bovenste stelt jou aan tot mijn Stedehouder in Cairhien,’ zei hij en overhandigde beide pakjes aan Dobraine. Er bevond zich nog een derde in zijn binnenzak, voor Gregorin den Lushenos, waardoor die Stedehouder in Illian werd. ‘Opdat er geen moeilijkheden ontstaan indien iemand tijdens mijn afwezigheid je gezag betwist.’ Dobraine kon dat soort problemen best aan met zijn wapenknechten, maar hij wilde zekerheid, zodat niemand kon beweren nergens van af te weten. Wellicht zouden er geen moeilijkheden ontstaan als iedereen geloofde dat de Herrezen Draak kwaadwilligen hard aan zou pakken. ‘Er staan bevelen in over zaken die ik geregeld wil zien, maar afgezien daarvan: handel naar eigen inzicht. Als vrouwe Elayne aanspraak maakt op de Zonnetroon, geef je haar alle steun.’ Elayne! O, Licht, Elayne en Aviendha. Die waren gelukkig nu veilig. Mins stem klonk nu opgewekter. Ze moest Fels boeken hebben gevonden. Hij zou haar toestaan hem tot haar dood te laten volgen, want hij was niet sterk genoeg om haar weg te houden. Ilyena, kreunde Lews Therin. Vergeef me, Ilyena! Rhands stem klonk als de bittere kou van hartje winter. ‘Je zult weten wanneer je het andere pakje moet afleveren. En óf je het moet afgeven. Daag hem zo nodig uit en beslis op grond van zijn woorden. Als jij beslist het niet te doen of als hij weigert, kies ik iemand anders. Niet jou.’ Het klonk wellicht lomp, maar Dobraines gezicht veranderde amper. Zijn wenkbrauwen gingen licht omhoog toen hij de naam op het tweede pakje las, maar dat was alles. Hij maakte een keurige buiging. Cairhienin waren gewoonlijk keurig. ‘Het zal gebeuren zoals u zegt. Vergeef me, maar het klinkt alsof u van plan bent zeer lang weg te blijven.’ Rhand trok zijn schouders op. Hij vertrouwde de edelman niet meer en niet minder dan alle anderen. ‘Wie weet? De tijden zijn onzeker. Zorg ervoor dat Hoofd Tarsin over de nodige fondsen beschikt, en dat geldt ook voor de mannen die de School in Caemlin starten. En voor de School in Tyr, tot de toestand zich daar wijzigt.’