‘Was Maighdin bij haar?’ zei hij. Hij had haar knikje niet nodig. Blijkbaar was Maighdin altijd bij Faile. Een echte schat, had Faile haar genoemd. En Lini scheen de vrouw als haar dochter te beschouwen, hoewel Maighdin dat soms minder leek te waarderen, ik breng ze terug,’ beloofde hij. ‘Allemaal.’ Zijn stem brak bijna. ‘Ga door met je werk,’ ging hij ruw door. ik ga wat eten. Ik moet gaan kijken naar... naar...’ Hij liep weg zonder zijn zin af te maken. Er was nergens toezicht nodig. Hij kon aan niets anders denken dan aan Faile. Hij wist nauwelijks waar hij heen liep tot hij buiten de kring van wagens was gekomen.
Een honderdtal passen voorbij de piketlijnen stak een donkere, stenen richel door de sneeuw. Daar zou hij de sporen van Elyas en de anderen kunnen zien. Daar kon hij ze zien terugkeren. Lang voor hij de smalle top van de richel bereikt had, zei zijn neus hem dat hij niet alleen was, en ook wie daarboven was. De ander lette niet op, al bereikte Perijn knersend de top. De man sprong op van de plek waar hij op zijn hurken had gezeten. Tallanvors handen knepen in het gevest van zijn lange zwaard en hij keek Perijn onzeker aan. Hij was een lange man, die heel wat in zijn leven te verduren had gekregen, en gewoonlijk was hij behoorlijk zeker van zichzelf. Misschien verwachtte hij een boze woordenstroom omdat hij niet bij Faile was geweest, hoewel ze niet alleen hem maar iedereen als lijfwacht geweigerd had. Afgezien van Bain en Chiad, die kennelijk als zodanig niet meetelden. Of dacht hij misschien dat hij naar de wagens teruggestuurd zou worden, zodat Perijn alleen kon zijn? Perijn probeerde zijn gezicht een kalme uitdrukking te geven, probeerde iets minder op Lini’s wandelende dood te lijken. Tallanvor was verliefd op Maighdin en zou heel spoedig met haar trouwen, als Failes vermoeden tenminste juist was. De man had het recht om op de uitkijk te staan.
Samen stonden ze op de rotsrichel terwijl de schemering viel, en in het besneeuwde woud voor hen bewoog niets. De duisternis kwam, zonder bewegingen, zonder Masema, maar Perijn dacht niet eens aan Masema. De maansikkel scheen wit op de sneeuw en leek bijna net zoveel licht te geven als een volle maan. Tot de wolken haar verborgen en haar schaduwen over de sneeuw joegen, die dikker en dikker werd. Het begon te sneeuwen, sneeuw die de sporen zou begraven. Stil en koud bleven de twee mannen staan; ze keken naar de sneeuwval, en wachtten, hoopten.
3
Gebruiken
Faile zich tijdens het geploeter door de sneeuw zorgen over Faile zich tijdens het geploeter door de sneeuw zorgen over bevriezing. Windvlagen staken op en gingen liggen, staken op en gingen liggen. Nog maar enkele van de spaarzame bomen droegen bladeren en die waren dood en bruin. De windvlagen wervelden ongehinderd door het bos, maar hoe licht ook, ze voerden ijs met zich mee. Perijn kwam in haar gedachten amper voor. Ze hoopte dat hij op de een of andere manier van Masema’s geheime onderhandelingen zou horen. En uiteraard ook van de Shaido. Zelfs als die heks van een Berelain de enige was die het hem kon vertellen. Ze hoopte dat Berelain aan de hinderlaag was ontkomen en Perijn inmiddels alles had verteld. Waarna ze in een kuil kon vallen en haar nek breken. Maar nu had ze dringender zorgen dan haar echtgenoot.
Ze had deze winter herfstig genoemd, maar ook in een Saldeaanse herfst vroren mensen dood en ze bezat van haar kleding alleen nog haar donkere wollen kousen. Een ervan hield haar ellebogen strak op de rug gebonden, terwijl de tweede als een riem om haar nek was gebonden. Dappere woorden gaven weinig beschutting aan de blote huid. Ze had het te koud om te zweten, maar haar benen deden al snel pijn door de inspanning om haar ontvoerders bij te houden. De Shaidokolonne van gemaskerde mannen en Speervrouwen liep trager wanneer de sneeuw tot de knieën reikte, maar ging meteen weer in een gestage draf over als die niet hoger kwam dan de enkels. Ze leken niet moe te worden. Paarden hadden over die afstand niet sneller kunnen zijn. Rillend zwoegde ze aan het eind van haar riem mee en ze deed haar best om lucht tussen haar op elkaar geklemde tanden op te zuigen en niet te klappertanden.
Er waren minder Shaido dan ze tijdens de aanval had geschat. Niet meer dan zo’n honderdvijftig en ze hielden bijna allemaal hun speren en bogen klaar voor de strijd. Er was weinig kans dat iemand hen zou verrassen. Ze hielden de streek waar ze doorheen trokken waakzaam in het oog en trokken als stille spoken verder. Het enige geluid was het zachte geknisper van de sneeuw onder hun zachte, tot de knie reikende laarzen. Hun groengrijze en bruine kleren staken echter scherp tegen het witte landschap af. Na de oversteek van de Drakenmuur was de kleur groen aan de cadin’sor toegevoegd, hadden Bain en Chiad haar verteld, om beter op te gaan in het groene landschap. Waarom hadden deze mensen vanwege de winter geen wit toegevoegd? Met deze kleuren konden ze op behoorlijke afstand worden gezien. Ze probeerde alles te zien, alles te onthouden wat later van nut zou kunnen zijn, wanneer het tijd was om te ontsnappen. Ze hoopte dat haar medegevangenen hetzelfde deden. Perijn zou zeker naar haar op zoek gaan, maar de gedachte aan redding kwam niet eens in haar overwegingen voor. Als je op redding wachtte, kon je eeuwig blijven wachten. Bovendien moesten ze zo snel mogelijk ontsnappen, voor hun Shaido zich bij de anderen voegden. Ze wist nog niet hoe, maar de kans moest komen. Het enige beetje geluk was dat de Shaidohoofdmacht zich op enkele dagen afstand moest bevinden. Hoewel in dit deel van Amadicia volkomen chaos heerste, konden duizenden Shaidokrijgers niet zo dichtbij zijn zonder dat ze er iets van hadden opgevangen.
Eenmaal, in het begin, had ze geprobeerd om te kijken naar de vrouwen die tegelijk met haar gevangen waren genomen, maar daardoor was ze voorover in een sneeuwhoop geduikeld. Door de ijzige schok snakte ze naar adem en ze kreeg het opnieuw benauwd toen de grote, hoog boven haar oprijzende krijger die haar riem vasthield, haar weer overeind trok. Rolan was net zo breed als Perijn en bijna een hoofd groter en hij trok haar gewoon aan een handvol haren omhoog. Hij joeg haar vervolgens weer verder met een stevige klap op haar blote billen en beende zelf met lange passen door, zodat ze gedwongen was heel snel verder te hollen. De klap was net alsof hij een paard had aangespoord. Ondanks haar naaktheid was er in Rolans blauwe ogen niets te bespeuren van zijn mannelijkheid. Ze was er dankbaar voor, maar was ook stomverbaasd. Ze wilde zeker niet dat hij haar met lust of zelfs belangstelling opnam, maar die nietszeggende blikken waren bijna beledigend! Daarna zorgde zij er terdege voor niet nog een keer te vallen, al werd het rechtop blijven lopen in die lange uren dat ze zonder rust voortholden, steeds meer een uitputtingsslag.
In het begin maakte ze zich zorgen over welke lichaamsdelen als eerste zouden bevriezen, maar toen de ochtend in de middag overging, lette ze alleen nog op haar voeten. Rolan en de anderen voor hem trapten een soort pad voor haar plat, maar er bleven nog genoeg scherpgerande sneeuwrichels over, waardoor er steeds meer bloedspatten in haar voetafdrukken te zien waren. De kou zelf was nog erger. Ze had al eerder bevroren lichaamsdelen gezien. Hoelang zou het duren voor haar tenen zwart werden? Al struikelend bewoog ze alle voetspieren als ze haar voet naar voren zette en voortdurend bewoog ze haar vingers. Vingers en tenen liepen het meeste gevaar, maar dat gold ook voor elk stukje onbedekte huid. Wat haar gezicht en lichaam betrof, kon ze slechts hoop koesteren. Het krommen van haar tenen deed pijn en veroorzaakte een brandend gevoel in de snijwonden, maar elk gevoel was beter dan geen gevoel. Als dat gevoel verdween, zou haar nog maar weinig tijd resten. Span de spieren en stap, span de spieren en stap. Dat was het enige waar ze aan dacht en voor andere gedachten was geen ruimte. Ze moest met haar trillende benen in beweging blijven en ervoor zorgen dat haar handen en voeten niet bevroren. In beweging blijven.
Onverwachts botste ze tegen Rolan aan en ze trok zich hijgend van zijn brede borst terug. Half verdoofd, misschien wel meer dan half, had ze niet gemerkt dat hij en de anderen waren blijven staan. Sommigen keken om, anderen keken rond en bleven waakzaam terwijl ze de wapens klaar hielden alsof ze op een aanval rekenden. Meer tijd om te kijken kreeg ze niet, want Rolan greep opnieuw haar haren vast en bukte zich om een van haar voeten op te tillen. Licht, die man behandelde haar echt als een paard!