Elayne staarde naar de grond voor haar voeten. Twee tot haar middel reikende jongetjes sprongen wild lachend tussen de mensen door. Ze hoopte dat niemand dit kon horen. Niet dat iemand van de voorbijgangers hun ook maar een tweede blik gunde. Met zoveel Aes Sedai in het dorp maakten zelfs de novices geen knix, tenzij een Aes Sedai haar aansprak, en iedereen had boodschappen af te handelen die gisteren gedaan hadden moeten worden.
Ze voelde zich helemaal niet trots, want al hun ‘ontdekkingen’ kwamen van Moghedien. Het waren er vele geweest, maar ze hadden niet alles doorgegeven. Omkering bijvoorbeeld, waardoor een weefsel alleen gezien kon worden door de vrouw die de stromen had geweven. Als ze bekend hadden gemaakt hoe je je vaardigheid om te geleiden onzichtbaar kon maken, zou Moghedien binnen enkele uren ontdekt zijn – iedere Aes Sedai die op twee of drie stappen afstand van een geleidster stond, kon haar talent voelen – en als ze vernamen hoe ze dat konden leren, zouden ze wellicht ook ontdekken hoe ze het konden doorbreken. En uitvinden hoe je je kon vermommen. Met omgekeerde stromen zag Marigan er heel anders uit dan Moghedien. Een deel van Moghediens kennis was gewoon te afschuwelijk. Wilsdwang bijvoorbeeld kon de wil van mensen sturen, waarbij opdrachten zodanig ingeplant werden dat de ontvanger zich die niet eens herinnerde wanneer hij ze uitvoerde. En nog ergere dingen. Veel te afgrijselijk en misschien te gevaarlijk om dat aan anderen toe te vertrouwen. Nynaeve zei dat ze het moesten leren, zodat ze zouden weten hoe ze zich ertegen konden verdedigen, maar Elayne wilde het niet. Ze hielden al zoveel geheim en vertelden al zoveel leugens aan vrienden en mensen die aan hun kant stonden, dat ze soms verlangde naar het afleggen van de Drie Geloften met de Eedstaf en haast niet kon wachten tot ze tot Aes Sedai werd verheven. Een van de Drie Geloften hield in dat je geen enkel onwaar woord mocht spreken, en je was ermee verbonden alsof het deel uitmaakte van je eigen vlees, ik heb het nog niet zo goed gedaan met de ter’angreaal als ik wel zou willen, Anaiya Sedai.’ Dat was tenminste iets dat zij en niemand anders had klaargespeeld. De eerste was die armband en halsband geweest – vanzelfsprekend ook iets dat verborgen was gehouden – maar dat was een veranderde nabootsing van een nare uitvinding, de a’dam, die de Seanchanen hadden achtergelaten toen ze, na de mislukte inval, bij Falme weer de zee waren opgedreven. De eenvoudige groene schijf waarmee een zwakke geleidster het onzichtbaarheidskunstje kon uitvoeren – het waren er niet veel – was van het begin haar idee geweest. Ze had geen angreaal of sa’angreaal kunnen bestuderen, dus was ze tot dusverre niet in staat geweest ze na te maken. Ze was dan wellicht bedreven in het namaken van het Seanchaanse voorwerp, maar de ter’angrealen hadden aangetoond dat het niet zo gemakkelijk was als ze had gedacht. Ze verbruikten de Ene Kracht in plaats van die te versterken en werden slechts voor één enkel doel aangewend. Sommige konden ook door niet-geleiders worden gebruikt, zelfs door mannen. Ze hadden wat eenvoudiger moeten zijn. Misschien waren ze dat in het gebruik wel, maar ze waren moeilijk te maken. Haar bescheidenheid ontlokte een hele woordenvloed aan Janya. ‘Onzin, kind. Grote onzin. Gut, er bestaat bij mij geen enkele twijfel dat wij jou de Eedstaf in handen kunnen geven en je tot de stola en de ring kunnen verheffen, nadat we je meteen na onze terugkomst in de Toren behoorlijk hebben beproefd. Geen enkele twijfel. Je vervult werkelijk elke belofte die in jou werd gezien. En meer zelfs. Niemand had ooit verwacht...’ Anaiya raakte haar arm weer aan. Het leek een afgesproken teken, omdat Janya voor de tweede maal haar mond hield en met haar ogen knipperde.
‘Het is niet nodig dat ze naast haar schoenen gaat lopen,’ zei Anaiya. ‘Elayne, ik wil je gezeur niet meer horen. Daar moet je al boven staan.’ De moeder kon zowel streng als vriendelijk zijn. ik sta niet toe dat je over enkele mislukkingen loopt te pruilen, nadat je zulke mooie resultaten hebt geboekt.’ Elayne had de stenen schijf vijfmaal uitgeprobeerd. Twee keer gebeurde er niets en bij twee pogingen zag je er wazig uit en werd je bovendien misselijk. De derde poging had gewerkt. Volgens Elayne zelf waren dat meer dan enkele mislukkingen. ‘Alles wat jullie hebben gedaan, is prachtig. Zowel van jou als van Nynaeve.’
‘Dank u,’ zei Elayne. ‘Dank u zeer, u beiden. Ik zal proberen niet te pruilen.’ Wanneer een Aes Sedai je vertelde dat je zeurde, ontkende een Aanvaarde dat absoluut nooit. ‘Wilt u me alstublieft verontschuldigen? Ik heb begrepen dat het gezantschap vandaag naar Caemlin vertrekt en ik wil afscheid nemen van Min.’
Ze lieten haar natuurlijk gaan, hoewel het Janya zonder de andere zuster erbij zeker heel wat tijd zou hebben gekost. Anaiya keek Elayne scherp aan – ze wist zeker al alles van haar ruzie met Sheriam – maar zei niets. Soms klonk de stilte van een Aes Sedai even luid als woorden.
Met haar duim hard tegen de ring aan haar linker ringvinger gedrukt, schoot Elayne op een drafje weg, haar ogen genoeg op de verte gericht dat ze kon beweren iemand die haar voor gelukwensen staande had willen houden, niet te hebben gezien. Misschien hielp het, en misschien betekende het een bezoek aan Tiana. Bedankjes voor haar nuttige werk vergoedden niet alles. Op ditzelfde ogenblik had ze liever Tiana’s lof willen horen voor iets dat ze verdiende.
De gouden ring was een slang die in zijn eigen staart beet. Het Grote Serpent was een teken van de Aes Sedai, maar werd ook door een Aanvaarde gedragen. Wanneer ze de stola om mocht doen, met de franje in de kleur van de Ajah van haar keuze, was het haar toegestaan de ring aan elke andere vinger te dragen. Ze moest nu wel de Groene Ajah kiezen. Alleen Groene zusters hadden meer dan één zwaardhand en zij wilde Rhand. Tenminste, zoveel als ze maar van hem kon bezitten. De moeilijkheid was dat ze Birgitte al gebonden had, de eerste vrouw die een zwaardhand was geworden. Daardoor kon ze voelen wat Birgitte voelde en daardoor wist ze dat Birgitte die ochtend een splinter in haar hand had gekregen. Alleen Nynaeve wist van die binding. Zwaardhanden waren alleen voor zusters. Geen enkele welwillendheid ter wereld zou de huid redden van een Aanvaarde die zich zo’n binding aanmatigde. Voor hen was het noodzaak, geen gril, geweest – Birgitte zou anders gestorven zijn – maar Elayne dacht niet dat dat enig verschil uitmaakte. Een regel schenden met de Kracht kon voor jezelf en anderen dodelijk zijn, en om dat iedereen stevig in te prenten, lieten Aes Sedai zelden iemand die om welke reden dan ook een regel had overtreden, vrijuit gaan.
Er speelde zich hier in Salidar zoveel in het verborgene af. Niet alleen Birgitte en Moghedien. Een van de eden voorkwam dat een Aes Sedai loog, maar over verzwegen zaken hoefde ook niet gelogen te worden. Moiraine had geweten hoe ze een mantel van onzichtbaarheid kon weven, misschien met hetzelfde kunstje dat zij van Moghedien hadden geleerd. Nynaeve had het Moiraine een keer zien doen, zelfs nog voor Nynaeve iets van de Ene Kracht had af geweten. Niemand anders in Salidar kende het echter, of had dat toegegeven. Birgitte had bevestigd wat Elayne zo langzamerhand vermoedde. De meeste Aes Sedai, misschien wel allen, hielden minstens een deel van hun kennis achter; de meesten hadden hun eigen geheime kunstjes. Zo’n kunststukje kon algemene kennis voor de novices en Aanvaarden worden, indien er genoeg Aes Sedai waren die ervan wisten, maar kon ook met een zuster in het graf verdwijnen. Twee- of driemaal had ze een vonkje opgevangen in de ogen van een zuster, wanneer ze iets voordeed. Carenna had zich verdacht snel het kunstje van het afluisteren eigen gemaakt. Maar met dat soort beschuldigingen hoefde een Aanvaarde bij de Aes Sedai niet aan te komen.