Выбрать главу

‘En jullie zijn er niet in geslaagd hun schade te berokkenen?’

‘Nee.’

‘Waar zijn ze?’

‘Op het pad in de bron, maar nog vrij dicht bij de top. Ze vorderen slechts langzaam.’

‘Hoe groot zijn onze verliezen?’

‘Achttien.’

‘Dan was het een fout om de strijd aan te binden. De verliezen zijn te groot en er is geen winst geboekt. Sam, wil je proberen die wagen in handen te krijgen?’

‘Het is allicht te proberen … Ja, vooruit maar.’

‘Ga,’ beval hij de Rakasha die voor hem heen en weer deinde.

‘Ga voorop, dan volgen wij je langzaam. Wij komen langs de tegenover hen liggende muur omhoog. Als wij zo ver zijn, val dan met dubbele kracht aan. Houd hen bezig waar je kunt, als wij passeren. En leid ze dan af om ons tijd te gunnen, hun strijdwagen uit het dal te stelen. Als dat voor elkaar is, kom ik in mijn ware gedaante naar jullie terug en kunnen we een eind aan het gevecht maken.’

‘Ik gehoorzaam,’ antwoordde de ander, hij schrompelde ineen tot een groene lichtslang en schuifelde weg voor hen uit. Zij volgden en gingen een gedeelte van de weg te voet om de kracht van de demon te bewaren voor de laatste noodzakelijke inspanning om de zwaartekracht te overwinnen. Zij hadden onder de Ratnagaris een grote afstand afgelegd en de terugweg leek eindeloos.

Maar eindelijk bereikten zij de bodem van de bron; het was er licht genoeg, zodat Sam zelfs met zijn lichamelijke ogen duidelijk om zich heen kon zien. Het kabaal was oorverdovend.

Als hij en Taraka zich door middel van woorden aan elkaar verstaanbaar hadden moeten maken, was er geen enkele communicatie mogelijk geweest.

Als een fantastische orchidee op een ebbehouten tak, bloeide het vuur tegen de muur van de bron. Als Agni zijn staf zwaaide, veranderde het van vorm en kromp ineen. De Rakasha’s dansten in de lucht als lichtgevende insekten. Stormwinden loeiden en vele stenen kletterden omlaag. En boven dat alles uit klonk het huilen van het zilveren doodskopwiel dat Kali als een waaier voor haar gezicht bewoog; en het werd zelfs nog verschrikkelijker toen het buiten gehoorbereik kwam, maar nog steeds krijste. Rotsen spleten en smolten weg en verdwenen in de lucht, withete stukken tolden rond als vonken uit een smeltoven. Zij kaatsten terug en rolden weg, rood opgloeiend in de schaduw van de Hellebron. De omringende muren van de bron vertoonden gaten, groeven en kerven op de plaatsen waar de vlammen en de chaos ze hadden geraakt. ‘Nu!’ zei Taraka. ‘Daar gaan we!’

Zij stegen op, langs de muur van de bron. De felheid van de aanval van de Rakasha’s nam toe en werd met een nog intensievere tegenaanval beantwoord. Sam sloeg zijn handen voor zijn oren, maar dat beschermde hem niet tegen de brandende naalden achter zijn ogen, iedere keer dat de zilveren doodskop in zijn richting werd gezwaaid. Even links van hem verdween plotseling een heel stuk rots. ‘Ze hebben ons niet ontdekt,’ zei Taraka. ‘Nog niet,’ antwoordde Sam. ‘Maar die vervloekte Vuurgod kan door een inktzee heen zien of een zandkorrel zich verplaatst. Als hij in onze richting kijkt, hoop ik dat je duiken kunt voor zijn …’

‘Wat zeg je daarvan?’ vroeg Taraka toen zij plotseling twaalf meter hoger waren en nog wat meer naar links.

Zij vlogen nu omhoog, gevolgd door een spoor van smeltend steen, slechts onderbroken, toen de demonen onder luid gejammer reusachtige rotsblokken losrukten en naar de goden smeten, vergezeld door orkanen en vuurgordijnen. Zij bereikten de bovenrand van de bron, kregen vaste voet en renden weg.

‘We moeten helemaal omlopen als we de gang willen bereiken die naar de deur leidt.’

Een Rakasha steeg op uit de bron en vloog naar hen toe.

‘Zij trekken terug!’ schreeuwde hij. ‘De godin is gevallen.

De Man in Rood helpt haar vluchten!’

‘Zij trekken niet terug,’ zei Taraka. ‘Ze proberen ons de weg af te snijden. Blokkeer het pad! Vernietig het! Snel!’

De Rakasha dook als een meteoor terug in de bron.

‘Dwinger, ik word moe. Ik weet niet of ik ons buiten van de richel helemaal naar de grond kan dragen.

‘Kan je het gedeeltelijk?’

‘Ja.’

‘Die eerste honderd meter, waar het pad zo smal is?’

‘Ik denk van wel.’

‘Goed!’ Zij renden.

Terwijl zij langs de rand van de Hellebron vluchtten, steeg er nog een Rakasha op en bleef naast hen zweven. ‘Ik breng nieuws,’ riep hij. ‘We hebben het pad tweemaal verwoest. Iedere keer brandt de Heer van het Vuur een nieuw pad!’

‘Dan baat niets meer! Blijf maar bij ons! We hebben je hulp voor wat anders nodig.’

Hij zweefde voor hen uit, een rode gloed verlichtte hun pad. Zij liepen om de bron heen en renden de tunnel door. Aan het einde ervan gekomen, duwden zij de deur wijd open en stapten naar buiten op de richel. De Rakasha die hen voor was gegaan, smeet de deur achter hen dicht en zei: ‘Ze komen!’

Sam stapte over de richel en viel. De deur boven hem begon te gloeien en smolt toen weg.

Met hulp van de tweede Rakasha daalden zij helemaal tot de voet van Channa, trokken langs een pad en verdwenen om een hoek. De voet van een berg beschermde hen nu tegen de goden. Maar een ogenblik later werd die rots gegeseld door vuur.

De tweede Rakasha schoot hoog de lucht in, draaide om zijn as en verdween.

Zij renden langs het pad in de richting van het dal waar de strijdwagen stond. Toen zij die bereikten, was de Rakasha weer teruggekeerd.

‘Kali en Yama en Agni komen nu naar beneden,’ zei hij. ‘Sjiva vormt de achterhoede en houdt de gang onder controle. Agni leidt de achtervolging. De Man in het Rood helpt de godin, die hinkt.’

Voor hen, in het dal, stond de donderwagen op een grote grasvlakte. Gestroomlijnd en zonder enige versiering, bronskleurig, hoewel hij niet van brons was. Hij zag er uit als een omgevallen gebedstoren of een geweldige huissleutel of een essentieel onderdeel van een hemels muziekinstrument dat uit een sterrenbeeld losgeraakt en op de grond gevallen was.

Hij maakte de indruk niet compleet te zijn, hoe wel er geen fout aan te ontdekken viel. Hij had die bepaalde schoonheid, die behoort bij de fraaiste wapens, die gebruikt moeten worden willen ze compleet zijn. Sam liep ernaar toe, vond de ingang en stapte in. ‘Kan je met die wagen overweg, Dwinger?’ vroeg Taraka. ‘Kan je hem door de hemelen jagen en vernieling over het land zaaien?’

‘Yama heeft de besturing ongetwijfeld zo eenvoudig mogelijk gehouden. Hij houdt van simpel. Ik heb vroeger met de hemelse straaljagers gevlogen en ik neem aan dat dit net zoiets is.’

Hij dook de cabine in, ging in de bestuurdersstoel zitten en staarde naar het bedieningspaneel voor hem. ‘Verdomme,’ zei hij, strekte zijn hand uit en trok hem terug.

De andere Rakasha verscheen plotseling weer, kwam door de metalen wand van het schip heen en bleef boven het bedieningspaneel hangen.

‘De goden naderen snel,’ kondigde hij aan. ‘Vooral Agni.’ Sam draaide een aantal schakelaars om en drukte toen op een knop. Op het bedieningspaneel gingen lichtjes branden en er klonk een gezoem. ‘Hoe ver is hij?’ vroeg Taraka.

‘Bijna halverwege. Met zijn vlammen verbreedt hij het pad. Hij rent eroverheen alsof het een grote weg is. Hij verbrandt alle obstakels en heeft zo ruim baan.’ Sam haalde een hendel over en draaide aan een knop en bekeek de meters voor hem. Er ging een trilling door het schip.

‘Ben je klaar?’ vroeg Taraka.

‘De motor moet warmlopen. Koud trekt hij niet. En dit instrumentarium is ingewikkelder dan ik dacht.‘ “Ze zitten ons vlak op de hielen.’

‘Ja.’

Boven het oplopende gebrom van de wagen uit klonk in de verte het lawaai van verscheidene explosies. Sam drukte de hendel nog een streep verder en draaide weer aan de knop. ‘Ik ga ze tegenhouden,’ zei de Rakasha en verdween weer zoals hij gekomen was.