Выбрать главу

Sam duwde de hendel nog twee strepen verder, ergens begon er iets te sputteren en toen was het stil. Het schip stond onbeweeglijk.

Hij drukte de hefboom weer in de eerste stand, draaide aan de knop en drukte op de starter.

Weer ging er een rilling door de wagen en ergens begon er iets te zoemen. Sam drukte de hendel een streep door, stelde de knop.

Na een ogenblik herhaalde hij het, en het gezoem werd een gebrom.

‘Afgelopen,’ zei Taraka. ‘Dood.’ ,Wie? Wat?’

‘Degene die de Heer van het Vuur ging tegenhouden. Hij heeft gefaald.’

Er klonken nog meer explosies.

‘De Hellebron wordt vernield,’ zei Taraka.

Sam wachtte met zijn hand op de hendel. Het zweet stond hem op zijn voorhoofd.

‘Daar komt hij — Agni!’

Sam keek door de lange, schuine pantserplaat. De Heer van het Vuur kwam het dal in.

‘Adieu, Siddhartha.’

‘Nog niet,’ zei Sam.

Agni keek naar de wagen, hief zijn staf. Er gebeurde niets.

Hij bleef staan en wees met zijn staf; toen liet hij hem zak ken, schudde hem heen en weer.

Hij hief hem weer op. En ook ditmaal schoot er geen vlam uit. Hij bracht zijn linkerhand achter zijn nek, verstelde iets in het pakje. En toen hij dat deed, straalde er licht uit zijn staf, en brandde een groot gat in de grond naast hem. Weer hief hij zijn staf op. Niets.

Toen rende hij naar het schip. ‘Elektridirectie?’ vroeg Taraka. ‘Ja.’

Sam haalde de hendel verder over, verdraaide de knop weer. Een geweldig gebrom klonk om hem heen. Hij drukte op een andere knop en toen kwam er een knetterend geluid achter uit het vaartuig. Hij draaide aan een andere knop toen Agni de ingang bereikte. Er was een vuurflits en een gekletter van metaal op metaal. Hij stond op uit zijn stoel, liep de cabine uit en de gang in.

Agni was binnengekomen en hief zijn staf.

‘Beweeg je niet — Sam! Demon!’ riep hij boven het gebrul van de motoren uit; en terwijl hij sprak, werden zijn lenzen rood en glimlachte hij. ‘Demon,’ zei hij, ‘beweeg je niet of je verbrandt samen met je gastheer!’

Sam sprong boven op hem.

Agni sloeg meteen tegen de grond, want hij had er niet op gerekend dat de ander hem zou aanvallen. ‘Kortsluiting, hè?’ zei Sam en mepte hem tegen zijn keel. ‘Of zonnevlekken?’ en hij sloèg hem tegen de slaap. Agni viel op zijn zij en Sam gaf hem nog een laatste slag met de zijkant van zijn hand, vlak boven het sleutelbeen. Hij schopte de staf de hele gang door en toen hij naar de deur liep om die te sluiten, wist hij dat het te laat was. ‘Ga nu, Taraka,’ zei hij, ‘vanaf dit moment is het mijn gevecht. Je kunt nu niets meer voor me doen.’

‘Ik heb beloofd je te helpen.’

‘Je kunt me nu niet helpen. Maak dat je wegkomt zolang het nog kan.’

‘Als je dat wilt… Maar ik moet je nog iets zeggen …’

‘Laat maar! Zodra ik weer in de buurt bent…’

‘Dwinger, ik heb dit van jou geleerd — het spijt me. Ik…’ Toen de doodsblik van Yama op hem viel en hem dieper trof dan zijn eigen wezen, ging er een verschrikkelijke stuiptrekking door hem heen.

Ook Kali keek hem in de ogen en hief intussen haar gillende scepter.

Het was of er een schaduw werd opgeheven en een andere neerviel.

‘Vaarwel, Dwinger,’ klonk het in zijn geest. Toen begon de doodskop te krijsen. Hij voelde zichzelf vallen. Ergens dreunde iets.

Het was in zijn hoofd. Het was overal om hem heen.

Hij werd door gedreun gewekt en hij had overal pijn alsof hij in het verband zat.

Er zaten kettingen om zijn polsen en zijn enkels. Hij lag in halfzittende houding op de vloer van een klein vertrek. Naast de deur zat de Man in het Rood rustig te roken.

Yama knikte, zei niets. ‘Waarom leef ik nog?’ vroeg Sam.

‘Je leeft nog omdat je een afspraak moet nakomen die je vele jaren geleden in Mahartha hebt gemaakt,’ zei Yama. ‘Brahma is er bijzonder op gebrand je nog eens te ontmoeten.’

‘Dat is in de loop der jaren wel duidelijk geworden.’

‘Ik zie dat je goed uit de modder gekomen bent.’ De ander glimlachte. ‘Je bent een schoft,’ zei hij. ‘Dat weet ik. Ik doe mijn best.’

‘Ik krijg de indruk dat je afspraak mislukt is?’

‘Helaas wel.’

‘Misschien kan je proberen je schadeloos te stellen. We zijn halverwege de Hemel.’

‘Denk je dat ik een kans heb?’

‘Misschien. De tijden veranderen. Brahma kon van de week wel eens in een vergevensgezinde bui zijn.’

‘Mijn arbeidstherapeut heeft me gezegd dat ik me in verloren zaken moet specialiseren.’ Yama haalde zijn schouders op.

‘Hoe staat het met de demon?’ vroeg Sam. ‘Die bij me was?’

‘Ik heb hem geraakt,’ zei Yama. ‘Hard. Ik weet niet of ik hem gedood heb of alleen maar verdreven. Maar daar hoef jij je nu geen zorgen meer over te maken. Ik heb je met een demonenafweermiddel behandeld. Als dat wezen nog in leven is, zal het lang duren voor hij hersteld is van ons contact. Misschien herstelt hij nooit. Hoe is het eigenlijk gekomen? Ik dacht dat jij als enige demonresistent was.’

‘Dat dacht ik ook. Wat is dat demonenafweermiddel?’

‘Ik heb een chemisch middel gevonden dat voor ons onschadelijk is, maar waartegen energiewezens niet bestand zijn!’

‘Handig. Had ik kunnen gebruiken toen ik hen bedwong.’

‘Ja. Wij hebben het gebruikt toen we de Hellebron ingingen.’

‘Dat was me een slag, voor zover ik kon zien.’

‘Ja,’ zei Yama. ‘Hoe is dat — demonische bezitname? Wat voel je als een andere wil je eigen wil overheerst?’

‘Vreemd,’ zei Sam, ‘en angstaanjagend en tegelijkertijd nog leerzaam ook.’

‘In welk opzicht?’

‘Eerst was het hun wereld,’ zei Sam. ‘Wij hebben hun die ontnomen. Mogen ze dan misschien zo zijn zoals wij zeggen dat ze zijn? In hun ogen zijn wij de demonen.’

‘Maar hoe voelt het nu aan?’

‘Als je wil door een andere wordt overheerst? Dat moet jij toch weten.’

Yama’s glimlach verdween, keerde toen weer terug. ‘Je zou graag willen dat ik je sloeg, nietwaar Boeddha? Dat zou je een superieur gevoel geven. Jammer, maar ik ben een sadist en doe het niet.’ Sam lachte.

‘Touché, Dood,’ zei hij. Ze zwegen een poos. ‘Heb je een sigaret voor me?’ Yama gaf hem er een, gaf hem vuur. ‘Hoe ziet de Eerste Basis er tegenwoordig uit?’

‘Je zult hem nauwelijks herkennen,’ zei Yama. ‘Als iedereen daar op dit moment zou sterven, zou hij de eerstvolgende tienduizend jaar nog perfect zijn. De bloemen zouden blij ven bloeien en de muziek zou blijven spelen en de fonteinen zouden in alle toonaarden blijven ruisen. Er zouden nog steeds warme maaltijden in de tuinpaviljoens klaar worden gezet. De stad zelf is onsterfelijk.’

‘Een passende verblijfplaats, neem ik aan, voor al degenen die zichzelf goden noemen.’

‘Zichzelf goden noemen?’ vroeg Yama. ‘Je hebt het bij het verkeerde eind, Sam.

Goddelijkheid is meer dan een woord. Het is een bestaansvorm. Je bereikt die niet door alleen onsterfelijk te zijn, want zelfs de eenvoudigste landarbeider kan het eeuwige leven bereiken. Is het dan soms de voorwaarde, verbonden aan een aspect? Nee. Iedere kundige hypnotiseur kan een spelletje spelen met imago’s. Is het de constructie van een attribuut?

Natuurlijk niet. Ik kan machines ontwerpen die krachtiger en nauwkeuriger zijn dan enig mens vermag. God zijn, betekent in staat zijn jezelf te zijn en wel tot op een dergelijke hoogte dat je hartstochten overeenkomen met de krachten van het universum, zodat degenen die naar je kijken dat weten zonder dat ze je naam horen uitspreken. Een oude dichter heeft eens gezegd dat de wereld vol is met echo’s en aansluitingen. Een ander schreef een lang gedicht over een hel, waarin ieder mens het lijden onderging dat in feiten overeenkwam met de krachten die zijn leven hadden geregeerd. God zijn, wil zeggen in staat zijn in jezelf de dingen te herkennen die belangrijk zijn en dan die ene toets aan te slaan die ze op éen lijn brengt met al het andere dat bestaat. Dan is men met voorbijgaan aan alle moraal, logica of esthetica, wind of vuur, zee, bergen, regen, zon of de sterren, de vlucht van een pijl, het eind van een dag, de omhelzing der liefde. Men regeert door zijn heersende hartstochten. Zij die dan naar de goden kijken zeggen dan, zonder zelfs hun namen te kennen: “Hij is Vuur. Zij is Dans. Hij is Vernietiging. Zij is Liefde.” Om dus te antwoorden op wat je gezegd hebt: zij noemen zich geen goden. Ieder ander, iedereen die hen aanschouwt, doet dat echter wel.’