Выбрать главу

‘Nee, mijn naam is Sam,’ antwoordde hij, én ik sta op het punt de wereld te verlaten en niet erheen te gaan. Wie zijt gij?’

‘Ik ben een vogel die eens een dichter was. Sinds de kreet van de Garoeda de dag aankondigde, heb ik de hele morgen rondgevlogen. Ik vloog door de Hemel op zoek naar Heer Roedra, want ik hoopte hem met mijn mest te kunnen bevuilen, maar toen voelde ik de kracht van een betovering over het land gaan. Ik ben ver gevlogen en heb vele dingen gezien, Heer van het Licht.’

‘Wat heb je gezien, vogel die eens dichter was?’

‘Ik heb aan het einde van de wereld een nog niet aangestoken brandstapel gezien, met daaromheen mistbanken. Ik heb de goden gezien die zich over de sneeuw naderbij haasten en door de bovenste luchtlagen aan komen zweven en zelfs buiten de koepel cirkelen. Ik heb hen gezien als spelers op de ranga en de nepathya, die het toneelstuk van Bloed repeteren voor het huwelijk van Dood en Vernietiging. Ik heb Heer Vayoe zijn hand zien opheffen en de winden zien stopzetten die door de Hemel waaien. Ik heb de veelkleurige Mara gezien op de Piek van de hoogste toren en ik heb de nacht gevoeld van de betovering die hij brengt — want ik heb gezien hoe de fantoomkatten in het woud eerst in verwarring waren, maar zich nu in deze richting haasten. Ik heb de tranen van een man en van een vrouw gezien. Ik heb de lach van een godin gehoord. Ik heb een schitterende speer gezien, opgeheven in het ochtendlicht en ik heb een vloek horen uitspreken. Tenslotte heb ik de Heer van het Licht gezien van wie ik lang geleden schreef:

Altijd stervend, nimmer dood; Altijd eindigend, nimmer geëindigd; Afkerig van duisternis, Gekleed in licht, Hij komt, om een wereld te beëindigen, Zoals de morgen een einde maakt aan denacht. Deze regels werden geschreven door Morgen, een vrij man, Die op de dag dat hij sterft, Zijn profetie vervuld zal zien.’ De vogel schudde zijn veren en zweeg.

‘Het doet mij genoegen, vogel, dat je de gelegenheid gehad hebt zoveel dingen te zien,’ zei Sam, ‘én dat je in de verdichting van je beeldspraak een zekere voldoening hebt bereikt. Helaast verschilt de dichterlijke waarheid aanzienlijk van de realiteit van het leven.’

‘Heil, Heer van het Licht,’ zei de vogel en vloog omhoog. Tijdens zijn vlucht werd hij getroffen door een pijlschot van iemand die kauwen haatte. Sam haastte zich voort.

Men zegt dat de fantoomkat die zijn leven en even later dat van Helba nam, in werkelijkheid een god of godin was, wat heel goed mogelijk is. Men zegt eveneens dat de fantoomkat die hen doodde niet de eerste, noch de tweede was die daar toe een poging waagde.

Verscheidene tijgers stierven door de Schitterende Speer, die hen doorstak, zichzelf weer los trok, zich schoon trilde van het geronnen bloed en weer terugkeerde in de hand van de speerwerper. Tak van de Schitterende Speer viel echter zelf, toen hij door Heer Ganesja, die zachtjes achter zijn rug de kamer was binnengekonjen, met een stoel op het hoofd werd geslagen. Sommigen beweren dat de Schitterende Speer later vernietigd werd door Heer Agni, maar anderen zeggen dat hij door Vrouwe Maya over de rand van Wereldeinde werd gesmeten. Visjnoe was later onaangenaam getroffen door de bewering dat hij gezegd zou hebben dat de Stad niet met bloed verontreinigd had mogen worden en dat waar chaos verdwijnt, hij ook weer terugkeert. Maar door de jongere goden werd hij uitgelachen, want hij werd als de minste van Trimoerti beschouwd en het was bekend dat zijn ideeën al enigszins verouderd waren toen hij tot de Eersten behoorde. Om die reden ontkende hij ook iets met de zaak te maken te hebben gehad en trok hij zich een poos terug in zijn toren. Heer Varoena de Rechtvaardige wendde zijn gelaat af van de handeling en bezocht het Paviljoen van de Stilte aan Wereldeinde, waar hij een poos in de kamer genaamd Vrees door bracht.

Het Toneelstuk van Bloed was heel mooi. Het was dan ook geschreven door de dichter Adasay, die bekend stond om zijn elegant taalgebruik. Het werd begeleid door krachtige visioenen, door de Dromer speciaal voor deze gelegenheid in het leven geroepen. Men zegt dat ook Sam die dag een visioen had; en dat hij, voor alles voorbij was, als deel van de betovering, gedeeltelijk in duisternis gewandeld had, te midden.van afschuwelijke geuren, door gejammer en geween en dat elke daad van geweld die hij in zijn leven gekend had hem weer voor ogen gevoerd werd, hetzij eervol of snood, stil of luid, vers uit zijn herinnering en overlopend van de emoties bij hun ontstaan in zijn leven. Wat overbleef, werd in processie naar de brandstapel bij Wereldeinde gebracht, daar bovenop gelegd en onder gezang verbrand. Heer Agni had zijn bril geheven, een ogenblik gestaard en toen waren de vlammen opgelaaid. Heer Vayoe had zijn hand opgeheven en er was een wind gekomen om het vuur aan te wakkeren. Toen het voorbij was, had Heer Sjiva de as met een zwaai van zijn drietand over de wereld verspreid.

Dat alles in aanmerking genomen, was de begrafenis volmaakt en tegelijk indrukwekkend.

Spontaan werd toen in de Hemel met alle pracht en traditie het huwelijk gevierd. Mijlenhoge Piek glinsterde verblin dend als een stalagmiet van ijs. De betovering was verbroken en de fantoomkatten liepen weer zonder te zien door de straten van de Stad, hun vacht werd geaaid door de wind en wanneer zij een brede trap beklommen, was het een rotsachtige helling; de gebouwen waren klippen en de beelden waren bomen. De winden die door de Hemel waaiden namen het gezang mee en verspreidden dat door het land. Er werd een heilig vuur ontstoken op het Plein in het centrum van de Stad. Maagden, voor die gelegenheid ingevoerd, voedden dit vuur met schone, droge, aromatische houtsoorten, die knetterend zonder rook verbrandden, behalve af en toe een wolkje puur witte damp. Soerya, de zon, scheen met dergelijke schittering dat de dag vibreerde van helderheid. De bruidegom, vergezeld door een grote stoet vrienden en volgelingen, allen in het rood gekleed, werd door de Stad naar het Paviljoen van Kali gevoerd, waar allen door haar bedienden werden binnengelaten en naar de grote eetzaal geleid. Daar trad Heer Koebera als gastheer op. Hij liet het rode gezelschap, driehonderd in getal, afwisselend op zwarte en rode stoelen rond de lange zwarte houten tafels, die met been waren ingelegd, plaats nemen. Maar in die hal kregen allen madhoeparka te drinken, een drank van honing en wrongel en psychedelische poeders; en dat werd gedronken in gezelschap van het in het blauw geklede gevolg van de bruid, die elk met twee bekers de hal waren binnengekomen; want ook het gevolg van de bruid bestond uit driehonderd volgelingen. Toen iedereen gezeten was en de madhoeparka gedronken had, was Koebera enige tijd aan het woord. Hij spreidde grove scherts ten toon, doorspekte zijn toespraak met woorden van praktische wijsheid en zinspeelde af en toe op de oude geschriften. Toen vertrok het gevolg van de bruidegom naar het paviljoen op het Plein en naderde dat van de bruid uit een andere richting. Yama en Kali betraden afzonderlijk dit paviljoen en gingen aan weerszijden van een gordijn zitten. Er werden veel oude liederen gezongen en het gordijn werd weggenomen door Koebera, waardoor het tweetal elkaar die dag voor het eerst kon zien. Toen sprak Koebera weer. Hij vertrouwde Yama de zorg voor Kali toe, in ruil voor de beloften van goedheid, rijkdom en genot. Toen greep Heer Yama haar hand en Kali wierp een graanoffer in het vuur, waar Yama haar om heen leidde en hun kleding werd door een van haar volgelingen samengeknoopt. Toen besteeg Kali een molensteen en deed het tweetal zeven stappen tezamen waarbij Kali bij iedere stap op een hoopje rijst trapte. Toen werd er een lichte regen voor de duur van enkele hartekloppen uit de hemel opgeroepen, om de plechtigheid met de zegening van water te heiligen. Volgelingen en gasten verenigden zich toen tot éen grote processie en trokken door de stad naar het zwarte paviljoen van Yama, waar een grote braspartij werd aangericht en het Toneelstuk van Bloed opgevoerd. Toen Sam tegenover zijn laatste tijger stond, had deze langzaam met zijn kop geknikt, want hij wist waarop hij jaagde. Vluchten was niet meer mogelijk, dus bleef hij staan. Ook de kat nam de tijd. Een horde demonen had op dat ogenblik geprobeerd op de Stad neer te dalen, maar de kracht van de betovering had hen op een afstand gehouden. Men zag de godin Ratri huilen en haar naam werd op de lijst gezet. Tak van de Archieven werd tijdelijk gevangen gezet in de kelders onder de Hemel. Men hoorde Heer Yama zeggen: