Выбрать главу

‘Ik zie niemand anders hier in de buurt, nederige godenschepper. Ken jij soms iemand die over informaties beschikt?’

‘Nee, Heer, ik niet. Iedereen mijdt de onreine als de ware dood. Dat is hij ook, over het algemeen. Gij weet dat de drie halfgoden die ik naar het zuiden gezonden heb, niet teruggekeerd zijn.’

‘Hoe ze ook genoemd worden, zij waren toch ook sterk, nietwaar? Hoe lang is dat geleden?’

‘De laatste een jaar geleden, toen zonden we de nieuwe Agni.’

‘Ja, hij was niet al te best — hij gebruikte nog steeds brandbommen … maar wel sterk.’

‘Moreel, waarschijnlijk. Wanneer er geen goden meer zijn, moet men wel met halfgoden genoegen nemen.’

‘In de dagen van weleer zou ik de donderwagen hebben genomen …’

‘In de dagen van weleer was er geen donderwagen. Heer Yama.. ’

‘Hou je mond! We hebben nu een donderwagen. Ik geloof dat de lange man van rook, met de grote hoed zich over Nirriti’s paleis zal buigen.’

‘Brahma, ik geloof dat Nirriti de donderwagen tot staan kan brengen.’

‘Hoezo?’

‘Uit enkele betrouwbare berichten die ik heb ontvangen, moet ik opmaken dat hij geleide projectielen heeft gebruikt tegen oorlogsschepen die zijn rovers najoegen …’

‘Waarom heb je me dat niet eerder verteld?’

‘Het zijn zeer recente berichten. Dit is de eerste gelegenheid om het onderwerp ter sprake te brengen.’

‘Vind je dan dat we niet moeten aanvallen?’

‘Nee. Wachten. Laat hij de eerste stap doen, dan kunnen we zijn kracht beoordelen.’

‘Dat wil zeggen dat we Mahartha moeten opofferen, niet waar?’

‘Ja? Hebt gij nog nooit een stad zien vallen …? Hoe kan Mahartha zelf hem voor een tijdlang van nut zijn? Als wij de stad niet kunnen heroveren, laat dan de man van rook zijn grote witte hoed maar over Mahartha buigen.’

‘Je hebt gelijk. Het is alles waard zijn krachten juist te taxeren en gedeeltelijk te binden. Intussen moeten we ons voorbereiden.’

‘Ja. Wat zijn uw bevelen?’

‘Mobiliseer alle krachten in de Stad. Roep Heer Indra terug uit het oostelijk continent, onmiddellijk!’

‘Uw wil geschiede.’

‘En mobiliseer de andere vijf steden van de rivier, Lananda, Khaipur, Kilbar …’

‘Onmiddellijk.’

‘Ga dan!’

‘Ik ben al weg.’

De tijd was als een oceaan, de ruimte als zijn wateren en Sam stond te midden ervan en nam een besluit. ‘Dodengod,’ riep hij. ‘Hoe sterk zijn we?’ Yama rekte zich uit, geeuwde en stond toen op van de rode bank waarop hij haast onmerkbaar had liggen dommelen. Hij liep de kamer door en keek Sam in de ogen. ‘Zonder mijn Aspect te heffen, zie hier mijn Attribuut.’ Sam keek hem in de ogen en sloeg de zijne niet neer. ‘Is dat een antwoord op mijn vraag?’

‘Gedeeltelijk,’ antwoordde Yama. ‘Maar hoofdzakelijk om jouw eigen kracht te beproeven.

Het ziet ernaar uit dat die terugkeert. Je hebt mijn doodsblik langer uitgehouden dan enig levend wezen.’

‘Ik weet dat mijn kracht terugkeert. Ik voel het. Er keert nu veel terug. In de weken die we hier in Ratri’s paleis door brengen, heb ik veel gemediteerd over mijn vorige levens. Het waren niet allemaal mislukkingen, dodengod. Dat heb ik vandaag ontdekt. Hoewel de Hemel mij steeds weer verslagen heeft, iedere overwinning heeft hun veel verliezen gekost.’

‘Ja, het ziet ernaar uit dat je een man van het noodlot bent. Ze zijn nu absoluut zwakker dan op de dag dat je hun kracht in Mahartha uitdaagde. Ze zijn ook relatief zwakker. En dat komt doordat de mensheid sterker geworden is. De goden vernietigden Keenset, maar zij vernietigden niet het Progressivisme. Toen probeerden ze het Boeddhisme met hun eigen leer te overstemmen, maar ook dat lukte niet. Ik weet echt niet of jouw godsdienst van invloed is geweest op de intrige van de geschiedenis die je nu schrijft door het Progressivisme aan te moedigen, maar dat kunnen de andere goden ook niet zeggen. Het was in elk geval een goede camouflage, waardoor ze vergaten te denken aan het kwaad dat ze hadden kunnen doen en daar het als lering scheen in te slaan, wekte hun tegenactie alleen antideïcratische gevoelens op. Je zou het geïnspireerd noemen als je niet zo geraffineerd was!’

‘Bedankt. Wil je mijn zegen?’

‘Nee, heb jij behoefte aan de mijne?’

„’Misschien later, Dood. Maar je hebt me geen antwoord gegeven op mijn vraag. Zeg me alsjeblieft wie aan onze zijde staan.’

‘Uitstekend. Heer Koebera komt binnenkort…’

‘Hij heeft zich al die jaren verborgen gehouden en de wereld in het geheim voorzien van wetenschappelijke kennis.’

‘Zolang? Dan moet zijn lichaam al stokoud zijn! Hoe heeft hij dat klaargespeeld?

‘Herinner je je Narada nog?’

‘Mijn oude lijfarts uit Kapil?’

‘Die. Toen jij je lansiers verspreidde na je gevecht in Ma- hartha, trok hij zich met een groep volgelingen in het achterland terug. Hij nam alle machines mee die jij uit de Hal van Karma had gehaald. Jaren geleden ontdekte ik waar hij zich ophield en na mijn ontsnapping uit de Hemel met het Zwarte Wiel, haalde ik Koebera uit zijn kelder onder de gevallen stad. Later sloot hij zich aan bij Narada, die nu ergens in de heuvels illegaal in lichamen handelt. Ze werken samen. We hebben hier en daar ook anderen in het zadel geholpen.’

‘En Koebera komt? Mooi!’

‘En Siddhartha is nog steeds Prins van Kapil. Aan een oproep om troepen uit dat vorstendom zal nog steeds gehoor worden gegeven. Dat hebben we nagegaan.’

‘Misschien een handjevol. Maar toch prettig om dat te weten — ja.’

‘En Heer Krisjna.’

‘Krisjna? Wat doet die aan onze kant? Waar is hij?’

‘Hij was hier. Ik vond hem op de dag dat we hier aankwamen. Hij had net zijn intrek genomen bij een van de meis jes. Heel aandoenlijk.’

‘Hoezo?’

‘Oud. Meelijwekkend oud en zwak, maar nog steeds een dronken wellusteling. Zijn Aspect werkte echter nog steeds en af en toe komt daardoor iets van de oude bezieling en de bijbehorende geweldige vitaliteit boven. Na Keenset is hij uit de Hemel verbannen, alleen omdat hij niet tegen Koebera en mij wilde vechten, zoals Agni. Hij heeft een halve eeuw door de wereld gezworven, drinkend, minnekozend, op zijn fluit spelend en ouder wordend.

Koebera en ik heb ben verscheidene malen geprobeerd hem te vinden, maar hij was voortdurend onderweg. Hier ligt werkelijk een taak voor afvallige vruchtbaarheidsgoden.’

‘Wat kan hij voor ons doen?’

‘Op de dag dat ik hem gevonden heb, heb ik hem naar Narada gestuurd om een nieuw lichaam te halen. Hij komt met Koebera mee. Zijn krachten komen altijd snel terug na de reïncarnatie.’

‘Maar wat hebben we aan hem?’

‘Vergeet niet dat hij het was die de zwarte demon Bana versloeg, terwijl zelfs Indra bang was om de strijd met hem aan te binden. Als hij nuchter is, is hij een van de meest fanatieke strijders die nog in leven zijn. Yama, Koebera, Krisjna en als je wilt — Kalkin! Wij zullen de nieuwe Lokapala’s zijn en we zullen een eenheid vormen.’

‘Ik wil wel.’

‘Goed dan. Laat ze maar een groep van hun adspirant-goden tegen ons uitsturen! Ik heb nieuwe wapens ontworpen. Het is een schande dat er zoveel verschillende en exotische wapens moeten zijn. Het vergt een massa energie om van elk stuk iets goeds te maken, veel meer dan om éen soort aanvalswapens in massaproduktie te nemen. Maar de meerderheid van de paranormalen schrijft dat voor. Er is altijd wel een Attribuut dat tegen een wapen bestand is. Laat ze nu maar het Hellegeweer het hoofd bieden: ze worden in flarden geschoten, of het zwaard kruisen met het Elektrozwaard of voor het Fonteinschild komen te staan met zijn cyaankali- en dimethylsulfoxydesproeier; dan zullen ze weten dat ze tegenover de Lokapala’s staan!’

‘Nu begrijp ik, Dood, hoe het komt dat iedere god — zelfs Brahma — kan sterven en door een ander opgevolgd worden — behalve jij.’