Выбрать главу

‘Nirriti de eerste stad geven die hij aanvalt om zijn aanvals-methode te bestuderen en zijn kracht te taxeren — als hij Brahma ertoe kan overhalen zich rustig te houden. Dan zal hij Nirriti aanvallen. Mahartha moet vallen en wij moeten in de buurt blijven. Het kan interessant zijn, zelfs voor een toeschouwer.’

‘Maar denk je dat we meer moeten doen dan alleen toekij ken?’ vroeg Tak.

‘Inderdaad. Sam vindt dat we in de buurt moeten zijn om van de stukken nog kleinere stukjes te maken en er dan een paar in handen te krijgen. Maar we zullen even snel moeten zijn als iemand anders, Tak, en dat betekent zeer snel!’

‘Eindelijk,’ zei Tak, ‘ik heb altijd al aan de kant van de Bedwinger willen vechten.’

‘Ik ben er zeker van dat er in de komende weken evenveel wensen in vervulling zullen gaan als er vernietigd worden.’

‘Nog wat soma? Nog wat fruit?’

‘Dank je, Ratri.’

‘En jij, Tak?’

‘Geef mij maar een banaan.’

In de schaduw van het woud zat Brahma boven op een hoge heuvel. Hij zat er als een godenbeeld op een waterspuwer en keek neer op Mahartha. ‘Ze ontwijden de Tempel.’

‘Ja,’ antwoordde Ganesja.

‘De gevoelens van de Zwarte hebben in de afgelopen jaren geen verandering ondergaan.’

‘In zekere zin is het jammer. Maar het is ook angstaanjagend. Zijn troepen hadden de bajonet op het geweer.’

‘Ja. Ze zijn zeer sterk. Laten we teruggaan naar de gondel.’

‘Een ogenblik.’

‘Ik vrees, Heer … dat ze te sterk zijn — op dit front.’

‘Wat stel je dan voor?’

‘Ze kunnen de rivier niet opvaren. Als ze Lananda willen aanvallen moeten ze over land.’

‘Inderdaad. Tenzij hij voldoende luchtschepen heeft.’

‘En als ze Khaipur willen aanvallen moeten ze nog verder.’

‘Ja. En als ze Kilbar willen aanvallen moeten ze maar verder. Kom ter zake! Wat heb je op je hart?’

‘Hoe verder ze trekken, des te langer wordt hun aanvoerweg en des te kwetsbaarder worden ze voor guerrilla-acties …’

‘Probeer je me te vertellen dat ik ze alleen maar moet afmatten? Dat ik ze door het land moet laten trekken en de ene stad na de andere moet laten innemen? Dan graven ze zich in tot er versterkingen komen om hun positie te consolideren en pas dan trekken ze verder. Alleen een dwaas zou anders handelen. Als we wachten …’

‘Kijk eens daar beneden!’

‘Wat is er?’

‘Ze maken zich klaar om verder te trekken.’

‘Onmogelijk!’

‘Brahma, je vergeet dat Nirriti een fanaticus is, een krankzinnige. Hij wil Mahartha niet, of Lananda, of ook maar Khaipur. Hij wil onze Tempels vernietigen en onszelf. Het enige dat hem nog in die steden interesseert zijn zielen, geen lichamen. Hij zal het land doortrekken en elk symbool van onze godsdienst dat hij tegenkomt vernietigen, tenzij wij besluiten tegen hem ten strijde te trekken. Als we niets doen, stuurt hij waarschijnlijk afgezanten.’

‘We moeten iets doen.’

‘Dan moeten we hem op zijn tocht verzwakken. En als hij genoeg verzwakt is, aanvallen! Geef hem Lananda. Eventueel ook Khaipur. Zelfs Kilbar en Hamsa. En als hij genoeg verzwakt is, verpletter hem dan. We kunnen de steden rustig prijsgeven. Hoeveel hebben we er niet zelf vernietigd? Dat weet je niet eens meer!’

‘Zesendertig,’ zei Brahma. ‘Laten we naar de Hemel terugkeren, dan kan ik er onderweg over nadenken. Als ik jouw advies opvolg en hij trekt zich terug voor hij te zeer verzwakt is, dan is dat een groot verliespunt voor ons!’

‘Ik wil er wat onder verwedden dat hij dat niet doet.’

‘Het is niet aan jou, Ganesja, de dobbelstenen te werpen, maar aan mij. Kijk, hij heeft die vervloekte Rakasha’s bij hem! Laten we snel verdwijnen voor die ons ontdekken.’ Zij keerden hun hippomanders weer in de richting van het woud.

Krisjna legde zijn fluit weg toen de boodschapper bij hem werd aangediend.

‘Ja?’ vroeg hij. ‘Mahartha is gevallen …’

Krisjna stond op. ‘En Nirriti maakt zich gereed om naar Lananda op te trekken.’

‘En wat hebben de goden ter verdediging gedaan?’

‘Niets. Helemaal niets.’

‘Kom mee. De Lokapala’s staan op het punt in beraad te gaan.’

Krisjna liet zijn fluit op tafel liggen.

Die nacht stond Sam op het hoogste balkon van Ratri’s paleis. De regendroppels voelden in de wind aan als koude spijkers. Aan zijn linkerhand gloeide een ijzeren ring met een smaragdgroene glans. Bliksemstralen flitsten ononderbroken. Hij hief zijn hand en de donder barstte los, als door doodskreten van al de draken die ooit ergens geleefd mochten hebben…

De nacht week toen de vuurgeesten voor het Paleis van Kama stonden.

Sam hief beide handen en zij klommen de lucht in als éen geest en zweefden hoog in de nacht. Hij maakte een gebaar en zij zweefden boven Khaipur, van het ene eind van de stad naar het andere. Toen cirkelden zij rond. Toen scheidden zij zich en dansten in de storm. Hij liet zijn handen zakken. Zij keerden terug en zweefden weer voor hem. Hij bewoog zich niet. Hij wachtte.

Na ongeveer honderd hartslagen klonk door de nacht een stem: ‘Wie zijt gij, die de slaven van de Rakasha’s gebiedt?’

‘Breng mij Taraka,’ zei Sam. ‘Ik neem van geen sterveling bevelen aan.’

‘Kijk dan naar de vlammen van mijn ware wezen voor ik je bindt aan die metalen vlaggemast zolang hij daar staat.’

‘Dwinger! Gij leeft!’

‘Breng mij Taraka,’ herhaalde hij. ‘Ja, Siddhartha. Uw wil geschiede.’

Sam klapte in zijn handen en de vuurgeesten sprongen de lucht in en de nacht was weer donker om hem heen.

De Heer van de Hellebron nam een menselijke vorm aan en ging de kamer binnen waar Sam zich geheel alleen ophield.

‘De laatste keer dat ik je zag, was op de dag van de Grote Slag,’ zei hij. ‘Later hoorde ik dat ze een manier gevonden hadden om je te vernietigen.’

‘Zoals je ziet is dat niet gebeurd.’

‘Hoe ben je weer op de wereld gekomen?’

‘Heer Yama bracht me terug — de Man in het Rood.’

‘Zijn kracht is inderdaad geweldig.’

‘Het bleek voldoende. Hoe gaat het tegenwoordig met de Rakasha’s?’

‘Goed, wij zetten jouw strijd voort.’

‘Werkelijk? Hoe?’

‘We helpen je oude bondgenoot de Zwarte, llwr Niiiili in zijn strijd tegen de goden.’

‘Dat had ik verwacht. En daarom heb ik contact met je gezocht.’

‘Wil je weer met hem optrekken?’

‘Ik heb daar ernstig over nagedacht en ondanks de bezwaren van mijn kameraad wens ik inderdaad met hem op te trekken, vooropgezet dat hij een overeenkomst met ons maakt. Ik wil dat jij hem mijn boodschap overbrengt.’

‘Wat is die boodschap, Siddhartha?’

‘De boodschap is dat de Lokapala’s — en dat zijn Yama, Krisjna, Koebera en ikzelf — met hem tegen de goden zullen optrekken, met al onze aanhangers, krachten en machinerieën, op voorwaarde dat hij erin toestemt, wanneer wij overwinnen geen oorlog meer te voeren tegen de aanhangers van het Boeddhisme of het Hindoeisme die in de wereld bestaan met het doel hen tot zijn geloof te bekeren en verder dat hij niet zal proberen het Progressivisme te onderdrukken zoals de goden dat gedaan hebben. Let op zijn vlammen als hij antwoordt en zeg me of hij de waarheid spreekt.’

‘Denk je dat hij daarop ingaat, Sam?’

‘Ja. Hij weet dat hij aanhangers zal krijgen als de goden er niet meer zijn om de hand te houden aan het Hindoeïsme. Dat kan hij opmaken uit wat ik gedaan heb met het Boeddhisme, ondanks hun verzet. Hij is ervan overtuigd dat zijn manier de enig juiste is en dat die voorbestemd is om in elke mededinging te zegevieren. Ik geloof dat hij daarom akkoord zal gaan met éerlijke mededinging. Breng hem die boodschap over en breng mij zijn antwoord. Gesnapt?’