Выбрать главу

Taraka sidderde. Zijn gezicht en zijn linkerarm werden rook. ‘Sam.. ’

‘Ja.’

‘Wat is de goede manier?’

‘Hè? Moet je mij dat vragen? Hoe moet ik dat weten?’

‘De stervelingen noemen je Boeddha.’

‘Dat komt alleen doordat ze gekweld worden door spraak en onwetendheid.’

‘Nee. Ik heb naar je vlammen gekeken en noem je de Heer van het Licht. Je bedwingt hen zoals je ons bedwongen hebt, je bevrijdt hen zoals je ons bevrijd hebt. Jij had de macht hun geloof bij te brengen. Je bent wat je beweert te zijn.’

‘Ik heb gelogen. Ik heb er zelf nooit in geloofd en dat doe ik nog niet. Ik had evengoed een andere manier kunnen kiezen — laten we zeggen Nirriti’s godsdienst — alleen doet een kruisiging pijn. Ik had er een kunnen kiezen die Islam genoemd wordt, alleen weet ik maar al te goed hoe die vermengd is met Hindoeïsme. Mijn keuze werd gebaseerd op berekening, niet op inspiratie en ik ben niets.’

‘Jij bent de Heer van het Licht.’

‘Ga mijn boodschap overbrengen. We zullen het een andere keer wel eens over godsdiensten hebben.’

‘Je beweert dat de Lokapala’s Yama, Krisjna, Koebera en jijzelf zijn?’

‘Ja.’

‘Dan leeft hij dus. Zeg me, Sam, voor ik ga .. . kan jij Heer Yama verslaan?’

‘Ik weet het niet. Maar ik geloof van niet. Ik geloof dat niemand dat kan.’

‘Maar kan hij jou overwinnen?’

‘Misschien, in een eerlijk gevecht. Toen we elkaar in het verleden als vijanden ontmoetten, had ik steeds geluk, of slaagde ik erin hem te misleiden. Onlangs heb ik met hem geschermd en hij heeft daarin geen gelijke. Hij is te veelzijdig op het gebied van vernietiging.’

‘O,’ zei Taraka, zijn rechterarm en de helft van zijn borst zweefden weg. ‘Goedenacht dan, Siddharta. Ik zal je boodschap overbrengen!’

‘Bedankt en goedenacht.’

Taraka ging helemaal op in rook en dreef weg in de storm.

Hoog boven de wereld cirkelde Taraka. Om hem heen woedde de storm, maar hij schonk er nauwelijks aandacht aan.

De donder rolde en de regen stroomde neer en de Brug der Goden was onzichtbaar. Maar geen van die dingen hinderde hem. Want hij was Taraka van de Rakasha’s, Heer van de Hellebron … En hij was het machtigste wezen ter wereld geweest, met uitzondering van de Dwinger. En nu had de Dwinger hem verteld dat er iemand was die nog groter was dan hij … en ze zouden samen strijden, als tevoren. De onbeschaamdheid waarmee hij daar gestaan had in zijn rode kleding en zijn Macht! Die dag. Meer dan een halve eeuw geleden. Bij de Vedra.

Yama-Dharma vernietigen, Dood overwinnen, dat zou betekenen dat Taraka de machtigste was … Het bewijs leveren dat Taraka oppermachtig is, was belangrijker dan de goden verslaan; die moesten toch de een of andere dag verdwijnen, hoe dan ook, want zij waren geen Rakasha’s.

Daarom zou de boodschap van de Dwinger aan Nirriti — waarmee deze volgens zijn zeggen akkoord zou gaan — slechts tot de storm gesproken worden en zou Taraka naar zijn vlammen kijken, wetende dat hij de waarheid sprak. Want de storm liegt nooit… en zegt altijd Nee!

De donkere wachtmeester bracht hem het kamp binnen. Hij had er luisterrijk uitgezien in zijn wapenrusting met al zijn onderscheidingen en hij was niet gevangen genomen; hij was op hem toegelopen en had gezegd dat hij een boodschap voor Nirriti had. En om die reden had de wachtmeester hem niet onmiddellijk neergeslagen. Hij nam hem zijn wapens af, leidde hem naar het kamp — in het woud in de buurt van Lananda — en liet hem onder bewaking achter om zelf overleg te plegen met zijn leider.

Nirriti en Olvegg zaten in een zwarte tent. Voor hen lag een kaart van Lananda.

Toen zij hem de gevangene binnen hadden laten brengen, keek Nirriti deze aan en stuurde de wachtmeester weg. ‘Wie ben je?’ vroeg hij.

‘Ganesja van de Stad. Dezelfde die jou geholpen heeft uit de Hemel te ontvluchten.’

Dit scheen Nirriti aan te spreken. ‘Ik herinner mij mijn enige vriend uit de dagen van weleer,’ zei hij. ‘Waarom ben je naar me toe gekomen?’

‘Omdat de tijd er rijp voor is. Je bent eindelijk aan de grote kruistocht begonnen.’

‘Ja.’

‘Daarover zou ik onder vier ogen met je willen spreken.’

‘Ga je gang!’

‘En die kerel?’

‘Wat voor mijn oren bestemd is, is geen geheim voor Jan Olvegg. Zeg wat je op je hart hebt.’

‘Olvegg?’

‘Ja.’

‘Goed. Ik ben gekomen om je te zeggen dat de Goden van de Stad zwak zijn. Te zwak, geloof ik, om je te kunnen overwinnen.’

‘Dat had ik al gedacht.’

‘Maar ze zijn niet zó zwak, dat ze niet in staat zouden zijn je een zware schade te berokkenen als je tegen hen optrekt. Wanneer zij op het geschikte moment al hun krachten verzamelen, is de uitkomst nog lang niet zeker.’

‘Ook daaraan heb ik gedacht toen ik ten strijde trok.’

‘Je overwinning kan beter ten koste van minder gaan. Je weet dat ik een sympathisant met het Christendom ben.’

‘Wat heb je op je lever?’

‘Ik heb vrijwillig aan een paar guerrillagevechten deelgenomen, alleen om je te komen vertellen dat Lananda voor jou is. Ze zullen het niet verdedigen. Als je op deze manier door blijft gaan — dus je overwinningen niet consolideert — en naar Khaipur optrekt, zal Brahma die stad ook niet verdedigen. Maar als je Kilbar hebt bereikt en je strijdkrachten verzwakt zijn door de strijd om de eerste drie steden en door onze aanvallen tijdens de veldtocht, dan zal Brahma met alle hem ten dienste staande middelen van de Hemel toeslaan, zodat je voor de muren van Kilbar je ondergang zou kunnen vinden. Alle krachten van de Hemelse Stad zijn in gereedheid gebracht. Ze wachten op jouw besluit om de poorten van de vierde stad van de rivier aan te vallen.’

‘Zo. Het is goed dat ik dat weet. Dan vrezen ze dus hetgeen ik meedraag.’

‘Natuurlijk. Zal je het tot Kilbar kunnen meedragen?’

‘Ja. En ik neem Kilbar ook in. Ik zal mijn machtigste wapens laten aanrukken voor we die stad aanvallen. De krachten die ik achter heb gehouden om ze tegen de Hemelse Stad zelf in te zetten zal ik op mijn vijanden loslaten wanneer zij het ten ondergang gedoemde Kilbar komen verdedigen.’

‘Ook zij zullen met hun machtigste wapens komen.’

‘Als we elkaar ontmoeten, zal de afloop dus noch in hun, noch in mijn handen liggen.’

‘Maar er is nog een middel om de balans wat verder te doen doorslaan, Renfrew.’

‘Ja? Wat dan?’

‘Vele halfgoden zijn ontevreden over de toestand in de Stad. Ze hadden een voortzetting van de campagne tegen het Progressivisme en tegen de volgelingen van Tathagatha gewild. Ze waren teleurgesteld dat die niet gevolgd is na Keenset. En bovendien is Heer Indra teruggeroepen van het oostelijk continent, waar hij tegen de heksen oprukte. Indra zou tot het standpunt van de halfgoden kunnen worden overgehaald en zijn volgelingen zijn nog vol krijgslust na dat andere slagveld.’

Ganesja knoopte zijn mantel dicht. ‘Ga door,’ zei Nirriti.

‘Als zij naar Kilbar worden gehaald,’ zei Ganesja, ‘dan bestaat de mogelijkheid dat zij de stad niet willen verdedigen.’

‘Duidelijk. En wat win jij daarbij, Ganesja?’

‘Voldoening.’

‘Niets meer?’

‘Ik zou graag willen dat jij je op zekere dag herinnert dat ik hier dit bezoek heb afgelegd.’

‘Het zij zo. Ik zal het niet vergeten en je krijgt je beloning — later … wacht!’

De tentflap werd geopend en de soldaat die Ganesja gebracht had, betrad de tent weer.

‘Leid deze man waarheen hij wenst te gaan en laat hem vrij,’ beval Nirriti.

‘Vertrouw je die vent?’ vroeg Olvegg, nadat hij verdwenen was.

‘Ja,’ zei Nirriti, ‘maar zijn geld krijgt hij pas later.’

De Lokapala’s hielden krijgsraad in Sams kamer in het Paleis van Kama in Khaipur. Tak en Ratri waren eveneens aanwezig.