‘Ik sla hier mijn hoofdkwartier op.’
‘Bevrijd dan eerst de priester en laat hem binnenkomen. Hij krijgt enkele goddelijke bevelen en weldra een goddelijk bezoek.’
‘Ja, Brahma.’
‘Sam, wacht even! Als we na de strijd nog in leven zijn, wil ik een gesprek met je hebben over wederzijdse aanbidding.’
‘Wil je soms Boeddhist worden?’
‘Nee, ik wil weer een vrouw zijn …’
‘Er is een plaats en een tijd voor alles, maar op het ogenblik niet.’
‘Als de tijd daar is, zal ik er zijn.’
‘Ik ga je priester nu voor je halen. Blijf aan het toestel.’
Na de val van Lananda hield Nirriti een dienst tussen de ruïnes van de stad en bad om de overwinning op de andere steden. Zijn donkere wachtmeesters trommelden langzaam en de zombies vielen op hun knieën. Nirriti bad tot het zweet als een masker van glas en licht zijn gezicht bedekte en omlaagstroomde langs zijn kunstige wapenrusting, die hem de kracht van velen gaf. Toen hief hij zijn gelaat op naar de hemel, keek naar de Brug der Goden en zei:
‘Amen.’
Hij draaide zich om naar Khaipur, en achter hem kwam zijn leger overeind. Toen Nirriti Khaipur naderde, stonden de goden te wachten. En de troepen van Kilbar stonden te wachten en ook die van Khaipur. En de halfgoden en de helden en de edelen stonden te wachten. En de hoge Brahmanen en vele volgelingen van Mahasamatman stonden te wachten. De laatsten waren gekomen in de naam van de Goddelijke esthetica.
Nirriti overzag het mijnenveld dat zich tot de muren van de stad uitstrekte, en hij zag de vier ruiters, de Lokapala’s. bij de poort, met naast hen de banieren van de Hemel, wapperend in de wind.
Hij sloeg zijn vizier neer en wendde zich tot Olvegg. ‘Je had gelijk. Ik vraag me af of Ganesja binnen wacht.’
‘Dat zullen we gauw genoeg merken.’ Nirriti vervolgde zijn weg.
Op die dag beheerste de Heer van het Licht het slagveld. De volgelingen van Nirriti kwamen Khaipur niet binnen. Ganesja viel onder het zwaard van Olvegg, toen hij probeerde Brahma een dolk in de rug te steken die met Nirriti op een heuvel in een tweegevecht was gewikkeld.
Daarna kwam Olvegg ten val, greep naar zijn maag en trachtte achter een rots dekking te vinden. Brahma en de Zwarte stonden tegenover elkaar en Ganesja’s hoofd rolde in een ravijn.
‘Die heeft me van Kilbar verteld,’ zei Nirriti. ‘Hij wenste Kilbar,’ zei Brahma, ‘dus moest het Kilbar zijn. Ik weet nu waarom.’
Zij vielen elkaar aan en Nirriti’s wapenrusting vocht voor hem met de kracht van vele soldaten.
Yama gaf zijn paard de sporen en reed naar de heuvel in een stof- en zandwolk gehuld. Hij hield zijn mantel voor zijn ogen en om hem heen klonk gelach.
‘Waar is je doodsblik nu, Yama-Dharma?’
‘Rakasha!’ gromde hij. ‘Ja, ik ben het, Taraka!’
En plotseling werd Yama overspoeld door een stortvloed van water; en zijn paard steigerde en kwam ten val. Hij stond rechtop met zijn zwaard in zijn hand, toen de vlammende wervelwind een menselijke vorm aannam. ‘Ik heb je schoongewassen van datgene wat afstoot, dodengod. Nu word je door mijn hand vernietigd!’
Yama deed een uitval met zijn zwaard. Hij doorsneed zijn grijze tegenstander van schouder tot dijbeen,’ maar er vloeide geen bloed en zijn zwaard liet geen spoor achter.
‘Je kunt mij niet neersteken zoals je een mens kunt neersteken, Dood! Maar let eens op wat ik met jou kan doen!’ Taraka besprong hem, zodat de ander zijn armen niet meer kon bewegen en smeet hem op de grond. Een fontein van vonken spoot omhoog.
Op de heuvel had Brahma zijn knie op Nirriti’s rug gezet en trok diens hoofd achterover, tegen de kracht van de zwarte wapenrusting in. Op dat moment sprong Heer Indra van de rug van zijn hippomander en hief zijn zwaard Bliksem tegen Brahma op. Hij hoorde hoe Nirriti’s nek brak.
‘Het is je mantel die je beschermt!’ riep Taraka tijdens de worsteling; en toen keek hij in de ogen van de Dood … Yama voelde hoe Taraka’s kracht dermate afnam, dat hij hem weg kon duwen.
Hij sprong op en rende naar Brahma zonder zich de tijd te gunnen om zijn zwaard op te rapen. Op de heuvel pareerde Brahma Bliksem steeds weer, er spoot bloed uit de stomp van zijn afgeslagen linkerarm en er stroomde bloed uit de wonden aan hoofd en borst. Nirriti hield zijn enkel in een ijzeren greep.
Yama slaakte een kreet, trok zijn dolk en viel aan.
Indra trok zich terug, buiten het bereik van Brahma’s zwaard en keek naar de aanvaller.
‘Met een dolk tegen Bliksem, Rode?’ vroeg hij.
‘Ja,’ zei Yama. Hij sloeg toe met zijn rechterhand en nam de dolk over in zijn linkerhand voor de echte aanval.
De punt raakte Indra’s bovenarm.
Indra liet Bliksem vallen en gaf Yama een stomp tegen zijn kaak. Yama viel, maar trapte Indra’s benen onder hem vandaan, zodat hij tegen de grond sloeg.
Toen nam hij volledig bezit van zijn Aspect. Hij keek Indra aan en deze schrompelde ineen onder zijn blik. Taraka sprong hem op de rug op het moment dat Indra stierf. Yama probeerde zich te bevrijden, maar had het gevoel dat er een berg op zijn schouders rustte.
Brahma, die naast Nirriti lag, trok zijn harnas uit dat in het demonenverdrijvend middel gedoopt was. Met zijn rechter hand wierp hij het Yama toe.
Taraka deinsde terug en Yama draaide zich om en staarde hem aan. Het zwaard Bliksem sprong toen op van waar het was neergevallen en richtte zich op Yama’s borst. Yama greep het zwaard met beide handen. De punt was slechts enkele centimeters van zijn hart verwijderd. Het drukte door en bloed droop van zijn handpalmen en viel op de grond.
Brahma wierp een doodsblik op de Heer van de Hellebron, een blik afkomstig uit zijn eigen levenskracht. De punt raakte Yama. Yama draaide zich op zijn zij. Het zwaard schramde hem van borstbeen tot schouder. Toen werden zijn ogen twee speren en de Rakasha verloor zijn menselijke gedaante en ging op in rook. Brahma’s hoofd viel op zijn borst. Taraka gaf een gil toen Siddhartha op een wit paard op hem toereed. De lucht knetterde en rook naar ozon.
‘Nee, Dwinger! Niet door jou! Mijn dood behoort aan Yama…’
‘Dwaze demon!’ zei Sam. ‘Het was niet nodig geweest…’ Maar Taraka was niet meer.
Yama viel op zijn knieën naast Brahma neer en bond de stomp van zijn linkerarm af.
‘Kali!’ zei hij. ‘Je mag niet sterven! Zeg iets tegen me, Kali!’ Brahma hijgde. Zijn oogleden trilden even, maar sloten zich weer.
‘Te laat,’ mompelde Nirriti. Hij wendde zijn hoofd om en keek Yama aan. ‘Of beter gezegd, net op tijd. Je bent Azrael toch? De Engel des Doods …’
Yama sloeg hem en het bloed dat aan zijn hand kleefde, besmeurde Nirriti’s gezicht.
‘ “Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen,” ’ zei Nirriti. ‘ “Zalig die treuren, want zij zullen vertroost worden. Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven.” ’ Yama sloeg hem opnieuw.
‘ “Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.
Zalig de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden. Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien …” ’
‘ “En zalig de vredestichters,” ’ zei Yama, ‘ “want zij zullen kinderen Gods genoemd worden.” Hoe pas jij in het geheel, Zwarte? Wiens kind ben jij?’
Nirriti glimlachte en zei: ‘ “Zalig de vervolgden om der gerechtigheid wil, want hunner is het Koninkrijk der hemelen.” ’
‘Je bent gek,’ zei Yama, ‘en daarom zal ik je niet van je leven beroven. Geef het zelf maar weg als je zover bent en dat zal niet lang meer duren.’
Toen nam hij Brahma in zijn armen en liep terug naar de stad.
‘ “Zalig zijt gij, wanneer men u smaadt,” ’ zei Nirriti, ‘ “en vervolgt en liegende allerlei kwaad van u spreekt om Mijnentwil …” ’