Clive Cusser
met Jack Du Brul
Het goud van Kamtsjatka
Hoofdstuk 1
De oude zakenjet van het type Dassault Falcondaalde traag uit de hemel neer en landde op de baan van Sunan International Airfield, achttien kilometer noordelijk van Pyongyang. De MiG-straaljager, die de Falcon op korte afstand geëscorteerd had nadat het toestel het luchtruim van Noord-Korea was binnengevlogen, zwenkte weg twee vuurkegels achter de motoren sneden door de nacht. Een truck met in de laadbak een schutter achter een machinegeweer, waarvan de loop steeds op de raampjes van de cockpit gericht bleef, loodste de Falcon naar het platform. Het vliegtuig taxiede naar een betonnen opstelplaats aan de rand van het vliegveld, en nog voordat er blokken voor de wielen waren gelegd had een peloton zwaarbewapende militairen al een kring om het toestel gevormd, met hun AK-47's in de aanslag, en klaar om meteen te reageren op de geringste provocatie. En toch waren de passagiers aan boord welkom als hoogwaardigheidsbekleders en belangrijke zakenrelaties in het van de buitenwereld afgesloten communistische land.
Enkele minuten nadat het janken van de straalmotoren verstomd was ging de deur op een kier open. De twee militairen die het dichtst bij de deur stonden bewogen even instinctief, in gespannen afwachting. Toen werd de deur naar beneden gekanteld, zodat de treden aan de binnenkant zichtbaar werden. Een man in een olijfkleurig uniform en met een baret op zijn hoofd verscheen in de deuropening. Zijn gelaatstrekken waren hard en onverbiddelijk. Zijn ogen bijna zwart en hij had een haakneus, Zijn huid had de kleur van slappe thee. Hij streek met zijn vinger langs zijn grote zwarte snor en hij leek niet onder de indruk van de kring gewapende soldaten. Met kwieke passen daalde hij de vliegtuigtrap af. Hij werd gevolgd door twee andere mannen: de ene was gekleed in het traditionele gewaad van het Midden-Oosten met een hoofddoek, de ander droeg een duur kostuum.
Een drietal Noord-Koreaanse officieren marcheerde door het kordon naar het toestel. De officier met de hoogste rang salueerde stram en wachtte tot een ander, die tolk was, zijn begroeting in het Arabisch had vertaald.
'Generaal Kim Don II heet u welkom in de Democratische Volksrepubliek Korea, kolonel Hourani, en hoopt dat u een plezierige vliegreis uit Damascus had.'
Kolonel Hazni Hourani, de chef van de strategische rakettenmacht in Syrië, reageerde met een hoofdknik en richtte zich naar de tolk. 'Bedank de generaal dat hij ons persoonlijk op dit late uur komt begroeten. En zeg hem dat onze reis inderdaad aangenaam was, vooral omdat we over Afghanistan vlogen en daar de inhoud van de wc-tanks konden dumpen boven de Amerikaanse bezetters.'
De Koreanen lachten toen ze de vertaling hoorden. Hourani sprak verder tegen de tolk. 'Ik bewonder uw kennis van onze taal, maar het lijkt me handig als we verder Engels spreken.' Hourani schakelde over op Engels. 'Generaal Kim, ik heb begrepen dat wij allebei de taal van onze gemeenschappelijke vijand spreken?'
De generaal knipoogde. 'Ja, ik vind het een voordeel dat ik de manieren van de imperialisten beter ken dan omgekeerd,' antwoordde hij. 'Ik spreek ook een beetje Japans,' voegde hij eraan toe, in een poging indruk te maken.
'En ik een beetje Hebreeuws,' antwoordde Hourani snel.
'Kennelijk zijn we allebei toegewijd aan ons vaderland en de goede zaak.'
'De vernietiging van Amerika.'
'De vernietiging van Amerika,' echode generaal Kim, en in de felle blik van de Arabier herkende hij zijn eigen innerlijk vuur.
'Al veel te lang hebben de Amerikanen hun invloed opgedrongen in alle uithoeken van de wereld. Ze verstikken onze planeet door eerst soldaten te sturen, en daarna het volk te vergiftigen met hun decadentie.'
'Ze hebben legers bij de grenzen van uw land en het mijne. Maar ze durven mijn vaderland niet aan te vallen, want ze beseffen dat we snel en afdoende wraak kunnen nemen.'
'En het duurt niet lang meer,' vulde Hourani met een olieachtige grijns aan, 'voordat ze onze vergelding ook zullen vrezen. Met uw hulp, uiteraard.'
Kim glimlachte even glad als de Syriër. Deze twee mannen, uit heel verschillende werelddelen, haatten alles wat westers is. Ze waren gevormd door die haat, na jaren van indoctrinatie. Het maakte niet uit dat de een een verwrongen versie van een nobele religie beleed, terwijl de ander een even verwrongen geloof had in de onfeilbaarheid van de staat: het resultaat was gelijk. Ze zagen schoonheid in barbarij en ze vonden inspiratie in chaos.
'We hebben vervoer geregeld voor uw delegatie naar de marinebasis Munch'on, bij Wosan aan de oostkust,' zei generaal Kim tegen Hourani. 'Kunnen wij de piloten onderdak aanbieden in Pyongyang?'
'Dat is heel vriendelijk, generaal.' Hourani streek weer over zijn snor. 'Maar ons vliegtuig moet zo snel mogelijk terug naar Damascus. Een van de piloten sliep tijdens het grootste deel van de heenreis, dus hij kan het toestel terugvliegen naar Syrië. Als u kunt regelen dat de brandstoftanks gevuld worden, dan wil ik graag dat ze zo snel mogelijk weer vertrekken.'
'Geen probleem,' zei de generaal. Hij sprak tegen een ondergeschikte die de opdracht doorgaf aan het hoofd van de beveiliging. Terwijl de twee assistenten van Hourani de bagage van boord haalden, kwam een tankauto aanrijden en twee mecaniciens rolden de slangen uit. De auto was een limousine van Chinese makelij, met minstens driehonderdtwintigduizend kilometer op de teller. De stoelen waren zo doorgezakt dat de tengere Noord-Koreaanse generaal er bijna in verdween. Het interieur rook naar sigaretten en ingemaakte kool. De Kumgang Mountain-snelweg tussen Pyongyang en Wosan was een van de beste in het land, maar het onderstel van de limousine werd tot het uiterste op de proef gesteld, als de auto haarspeldbochten nam langs de duizelingwekkende afgronden. Er waren maar weinig vangrails langs de weg en de koplampen van de auto straalden nauwelijks feller dan zwakke zaklantaarns. Zonder het koele schijnsel van de maan zou deze rit onmogelijk zijn.
'Enkele jaren geleden,' zei Kim terwijl ze steeds hoger reden naar de bergkam die als een ruggengraat door het land loopt, 'gaven we een bedrijf in het zuiden toestemming om toeristische trips naar deze bergen te organiseren. Dit gebergte beschouwen sommigen als heilig. We eisten dat het bedrijf zelf de wegen en paden aanlegde, en hotels en restaurants bouwde. Ze moesten ook eigen havenfaciliteiten maken voor het afmeren van hun cruiseschepen. Een tijd lang was er veel belangstelling voor die excursies, maar het bedrijf moest wel vijfhonderd dollar per persoon vragen om uit de kosten te komen. Het aantal nostalgietoeristen bleek tegen te vallen en de zaken gingen slechter — vooral toen we controleposten langs de weg bouwden en de toeristen het zo lastig mogelijk maakten. Nu komen er geen toeristen meer, maar het zuiden betaalt nog steeds de garantiesom van een miljard dollar, zoals contractueel vastgelegd met onze regering.'
De laatste woorden wekten een glimlach op het gezicht van kolonel Hourani, de enige Syriër die Engels verstond.
'En het mooiste,' vervolgde Kim, 'is dat hun hotel nu een militaire kazerne is, en hun haven is de marinebasis voor een korvet van de Najin-klasse.'
Nu lachte Hourani hardop.
Twee uur na het vertrek van het vliegveld daalde de limousine eindelijk de hellingen van de Kumgang-bergen af, kruiste daarna de kustvlakte aan de noordkant van Wosan, en bereikte de afrastering rond de marinebasis Munch'on.
Wachtposten salueerden terwijl de limousine de poort passeerde en de auto reed stapvoets langs enkele indrukwekkende gebouwen en over de honderden meters lange kade. Er lagen vier grijze patrouilleboten afgemeerd en een torpedojager lag voor anker in het havenbekken. Witte rook kringelde boven de schoorsteen naar de nachtelijke hemel. De chauffeur manoeuvreerde de limousine om een rijdende hijskraan en parkeerde naast een 120 meter lang vrachtschip aan het einde van de kade.
'Dat is de Asia Star' kondigde generaal Kim aan.