Rondom het grote huis stonden verscheidene stenen bijgebouwen, alsof er vroeger ook landbouw bedreven werd. Op de alpenweiden daarachter graasden bruine koeien, voorzien van bronzen bellen.
Zeven donkere limousines stonden geparkeerd bij de garage, en daarachter was een veld waar twee Aerospatiale Gazelle-helikopters geland waren. De piloten dronken koffie uit hun thermosflessen in de cockpit van de ene zakenhelikopter.
De topontmoeting van de Europese ministers van Financiën in Zürich trok weinig aandacht van de media, omdat er geen belangrijke resultaten werden verwacht. Maar het was wel een excuus voor de heren die vergaderden in het kasteel om op hetzelfde moment in dezelfde stad te zijn. Ze ontmoetten elkaar in de grote hal, een hoge ruimte met eiken lambriseringen en aan de wanden veel geweien, opgezette koppen van wilde zwijnen en grote Zwitserse alpenhoorns die kruislings waren opgehangen boven de manshoge open haard.
Omdat Zwitserland een belangrijk centrum voor financiële instellingen is, wekte het geen verbazing dat de vijftien heren allemaal, uitgezonderd één, de grootste bankconcerns van Europa en Amerika vertegenwoordigden.
Aan het hoofd van de vergadertafel zat Bernhard Volkmann. Opgevoed in een streng rooms-katholiek gezin door zijn vader die bankier was, had Volkmann de religie al jong verwisseld voor een ander geloof: het geloof in rijkdom. De wisselkoers werd zijn god, en contant geld werd zijn eucharistie. Hij was een hogepriester in de financiële wereld, gerespecteerd om zijn toewijding en een beetje gevreesd vanwege zijn sterke drijfveren. Elke dag en elke handeling was gericht op meer geld bijeenbrengen, voor zijn bank, en voor hemzelf. Volkmann had een echtgenote, omdat het van hem verwacht werd, en hij had drie kinderen omdat hij zich af en toe veroorloofde bij haar te slapen. Hij beschouwde het als een noodzakelijke afleiding van zijn zakelijke bestaan, maar hij kon zich geen verjaardag van zijn kinderen herinneren. En hij wist ook niet wanneer hij zijn jongste zoon, een eenentwintigjarige student — hij meende aan de Sorbonne — voor het laatst had gezien.
Volkmann arriveerde elke ochtend om zes uur bij zijn kantoor in de Bahnhofstrasse in Zürich, en hij vertrok weer om acht uur in de avond. Met tegenzin onderbrak hij deze regelmaat op zondag en tijdens de vakanties. Dan werkte hij thuis, minstens twaalf uur per dag. Volkmann dronk geen alcohol, hij rookte niet, en een moslim zou nog eerder varkenshoeder worden dan dat Volkmann een casino binnenstapte. Hij was zestig jaar, tamelijk gezet en zijn haar was grijs. Zijn huid had dezelfde fletse kleur als zijn haar en achter zijn bril hadden zijn ogen een troebele kleur als van afwaswater. Hij droeg bij voorkeur ook grauwe kostuums, en al waren zijn overhemden hagelwit, ze leken toch grijzer te kleuren door zijn uitstraling.
Volkmanns ondergeschikten hadden hem nog nooit zien glimlachen, en al helemaal nooit horen lachen. Alleen een opmerkelijke verandering in de financiële wereld deed zijn mondhoeken nog iets naar beneden trekken.
De andere heren aan tafel waren even ernstig en hun toewijding aan geld was even intens. Ze waren bankpresidenten, en hun beslissingen hadden gevolgen voor miljarden dollars en miljoenen mensen. En deze dag waren ze bijeengekomen omdat het fundament van de wereldeconomie dreigde te verkruimelen.
Op de tafel voor Bern Volkmann bedekte een eenvoudige zwarte doek een klein rechthoekig voorwerp. Toen de heren allemaal waren aangeschoven, de glazen met water ingeschonken waren en de bedienden zich hadden teruggetrokken, strekte Volkmann zijn hand uit en trok de doek weg.
De bankiers aan tafel en hun gast behoorden tot de selecte groep mensen op aarde die amper reageerden op het voorwerp dat nu onthuld op tafel lag. Toch zag Volkmann dat zelfs deze geharde deskundigen niet elk spoor van emotie konden onderdrukken. Enkelen haalden wat dieper adem, een ander streek peinzend over zijn kin. Een volgende sperde zijn ogen even wat meer open, en keek snel om zich heen, alsof hij een seintje had gekregen tijdens het pokerspel. De overige zes miljard aardbewoners zouden hun mond van verbazing openen en naar voren komen om het voorwerp aan te raken, terwijl hun gedachten zich vulden met alles wat ermee mogelijk was.
Het rechthoekige broodje, met de trapeziumvorm, wordt een London Good Delivery genoemd. De vlakken straalden een botergele gloed uit, en het had een bijna olieachtige glans in de sfeervolle verlichting van de grote hal. Met een zuiverheid van 99,9 procent was deze staaf goud ongeveer 160.000 dollar waard.
'Heren, we hebben een crisis,' begon Volkmann in accentloos Engels. Hij sprak afgemeten en vormde elk woord zorgvuldig, zodat er geen misverstanden konden ontstaan. 'Zoals u allemaal weet zal de goudvoorraad spoedig uitgeput raken. In feite is de vraag veel groter dan het aanbod, en wel om een simpele reden. Sommigen van u zijn hebzuchtig geworden. Meer dan tien jaar geleden hebben velen van u de centrale bank in uw land benaderd met een voorstel dat toen voor iedereen gunstig leek. U, als bankiers, zou de goudvoorraad in deposito nemen, met de belofte de waarde terug te betalen tegen een rente van een kwart procent. Het goud, opgeborgen in de kluizen van New York, Parijs, Londen en elders, had geen waarde zo lang het uit de circulatie werd gehouden. Door een kwart procent rente te vergoeden zou het goud winst opleveren voor de centrale banken, zoals dat nooit eerder in de geschiedenis was gebeurd. Als het daarmee afgelopen was, dan zouden we nu geen crisis hebben. Maar het was niet afgelopen. U verkocht het goud op de markt, of gebruikte het als hefboom bij andere financiële transacties. In feite verkwanselde u een goudvoorraad die u alleen te leen had gekregen. De centrale banken stemden weliswaar in met deze gang van zaken, maar ze behielden het recht het goud op elk moment terug te eisen. Als dit in een enkel land of op kleine schaal was gebeurd, dan zou er voldoende goud op de markt zijn om teruggave mogelijk te maken.
Maar uw hebzucht kreeg de overhand. De stand van zaken is dat in de boeken van de centrale banken twaalfduizend ton goud, met een waarde van een biljoen euro vermeld staat, maar eigenlijk hangt en zit dat goud om de hals en vingers van dames overal ter wereld. Met andere woorden: het is verdwenen, heren.' Volkmann zweeg even.
'Enkele centrale banken zijn zich bewust van deze situatie, en ze strijken nog steeds een kwart procent rente op, maar andere banken vragen hun goud al terug. Twee jaar geleden kondigde de Franse nationale bank aan dat men een deel van de reserve wilde verkopen. We zijn bij elkaar gekomen om het geld bij elkaar te brengen voor de aanschaf van goud. Maar u herinnert zich dat de goudprijs in enkele weken met vijftig euro steeg, toen de handelaren beseften wat er moest gebeuren. De Fransen verkochten hun goud en de prijs stabiliseerde weer. Onze inspanning om die aanschaf mogelijk te maken kostte bijna een miljard euro. We hebben onze aandeelhouders verteld dat het een eenmalige afschrijving was, maar in werkelijkheid zullen we een dergelijke afschrijving elke keer moeten doen, als een centrale bank zijn goud terugeist.'
'Bern, we hebben geen behoefte aan een geschiedenisles,' zei een New Yorkse bankier geërgerd. 'Als je om je heen kijkt zie je dat enkele vertrouwde gezichten ontbreken, omdat ze op een zijspoor zijn gezet door hun directie.'
'Dat is nu wel het minste van onze problemen, meneer Hershel.' Volkmann keek de Amerikaan strak aan, en smoorde daarmee elke tegenwerping.
'Bankieren is een zaak van vertrouwen,' vervolgde hij. 'Iemand die werkt incasseert zijn salaris, geeft geld voor levensonderhoud uit en vertrouwt de rest toe aan een bank. Wat er daarna gebeurt begrijpt hij niet, en het interesseert hem evenmin. Hij heeft zijn taak vervuld door werkkracht in kapitaal om te zetten en hij vertrouwt erop dat wij daar zoveel mogelijk rendement uit halen. Wij lenen het geld uit aan ondernemers die nieuwe bedrijven opzetten, zodat nog meer mensen arbeid kunnen omzetten in kapitaal. En dat systeem werkt al eeuwenlang uitstekend.