Выбрать главу

‘Ik heb niemand gedood.’

‘Waar zijn ze dan?’

‘Eentje ligt met een gebroken enkel in een diepe grafkuil. En de andere drie, die zijn ergens heel ver weg.’

‘Heb je ze niet gedood?’

‘Natuurlijk niet,’ antwoordde Nim. ‘Ik woon hier. Dan wil ik ze toch niet de hele tijd om me heen hebben?’ Na een korte stilte zei hij: ‘Maar maak je geen zorgen. Ik heb ze uitgeschakeld.’

Scarlett deinsde voor hem terug. ‘Dit is niet normaal. Mensen doen zulke dingen niet. Je bent even slecht als de man Jack. Je bent een monster.’

Nim trok lijkbleek weg. Na alles wat hij die avond had meegemaakt, na alles wat hij had doorstaan, was dit wel de grootste klap. ‘Nee,’ zei hij. ‘Dat ben ik niet.’

Scarlett deinsde achteruit. Ze zette een stap, twee stappen, en stond op het punt zich om te draaien en keihard weg te rennen in een wanhopige vlucht over het maanverlichte kerkhof, toen een lange, in het zwart geklede man zijn hand op haar arm legde en zei: ‘Ik vind dat je Nim onrecht aandoet, maar je zult je een stuk prettiger voelen als je hier geen herinneringen meer aan hebt. Loop maar met me mee. Dan bespreken we wat er de afgelopen dagen precies is gebeurd, wat je mag onthouden en wat je beter kunt vergeten.’

‘Dat kun je niet maken, Silas,’ zei Nim. ‘Ik wil niet dat ze me vergeet.’

‘Het moet,’ zei Silas onomwonden. ‘Het is veiliger voor haar en voor ons allemaal.’

‘Heb ik daar zelf niets over te zeggen?’ vroeg Scarlett.

Silas zweeg. Nim deed een stap in Scarletts richting. ‘Het is gelukt. Het was moeilijk. Dat weet ik. Maar wij, jij en ik, hebben het toch maar voor elkaar gekregen. We hebben ze verslagen.’

Scarletts schudde zacht haar hoofd, alsof ze alles ontkende wat ze zag en meemaakte. Ze keek Silas aan en vroeg: ‘Mag ik alsjeblieft naar huis?’

Silas knikte. Hij liep met haar mee over het pad naar de uitgang om haar naar huis te brengen. Nim keek Scarlett na, in de hoop dat ze zou omkijken en glimlachen, of niet zou glimlachen, maar naar hem zou kijken zonder die angstige blik in haar ogen. Maar Scarlett draaide zich niet om. Ze liep gewoon weg.

Nim ging maar naar het mausoleum. Hij moest iets omhanden hebben, dus begon hij de omgevallen kisten op hun plaats te zetten, de rommel op te ruimen en de warboel van botten op de grond in de kisten terug te leggen. Tot zijn teleurstelling wist geen van de Frobishers en Frobyshers en Pettyfers die erbij stond te kijken, welke botten precies in welke lijkkist hoorden.

* * *

Scarlett werd door een man thuisgebracht. Haar moeder kon zich naderhand niet goed herinneren wat de man had verteld, behalve het spijtige nieuws dat die aardige Jay Frost plotseling de stad had moeten verlaten.

In de keuken bespraken moeder en dochter hun leven en dromen met hem en tegen het einde van dat gesprek had Scarletts moeder besloten weer naar Glasgow te verhuizen. Scarlett zou gelukkiger zijn als ze in de buurt van haar vader kon wonen en haar vroegere vriendinnen terugzag.

Silas ging weg, terwijl het meisje en haar moeder in de keuken over de voorbereidingen voor de verhuizing naar Schotland praatten. Noona beloofde dat Scarlett een telefoon zou krijgen. Ze waren Silas al bijna vergeten en dat was ook de bedoeling.

Silas ging weer naar de begraafplaats, waar hij Nim met een strak gezicht in het amfitheater bij de gedenknaald aantrof.

‘Hoe is ’t met haar?’

‘Ik heb haar herinneringen gewist,’ zei Silas. ‘Ze gaan naar?Glasgow terug. Daar heeft ze vriendinnen.’

‘Hoe kon je dat doen? Nu is ze mij ook vergeten.’

‘Mensen vergeten graag wat buiten hun voorstellingsvermogen valt. Dat maakt hun wereld overzichtelijker.’

‘Ik mocht haar heel graag,’ zei Nim.

‘Het spijt me.’

Nim wilde glimlachen, maar had geen glimlach paraat.

‘Die mannen… ze hadden het over problemen in Krakau en?Melbourne en Vancouver. Dat was jij zeker?’

‘Ik niet alleen.’

‘Juffrouw Lupescu?’ Nim zag een bepaalde blik. ‘Het gaat?toch wel goed met haar?’

Silas schudde zijn hoofd en Nim kon de uitdrukking op zijn gezicht niet aanzien. ‘Ze heeft dapper gevochten. En dat deed ze voor jou.’

‘De Slier heeft de man Jack meegenomen. Die anderen zijn in de gruwelpoort verdwenen. Een is er gewond, maar hij leeft nog en ligt in het graf van Carstairs.’

‘Hij is de laatste Jack,’ zei Silas. ‘Voordat de zon opkomt, moet ik hem spreken.’

Er stond een gure wind, maar de man en de jongen leken het niet te merken.

‘Ze was bang voor me,’ zei Nim.

‘Ja.’

‘Maar waarom? Ik heb haar leven gered. Ik ben niet slecht of gemeen. En ik ben net zo levend als zij.’ Na een tijdje vroeg hij: ‘Hoe is juffrouw Lupescu aan haar eind gekomen?’

‘Ze is gesneuveld als een heldin en heeft haar leven voor anderen gegeven.’

Nims ogen stonden triest. ‘Waarom heb je haar niet meegenomen om hier te begraven? Dan had ik afscheid van haar kunnen nemen.’

‘Dat ging niet,’ zei Silas.

Nims ogen prikten. ‘Ze noemde me Nimini. Nu zal niemand dat meer tegen me zeggen.’

‘Zullen we wat te eten halen?’ vroeg Silas.

‘We? Mag ik mee? Mag ik van de begraafplaats af?’

‘Er loopt niemand meer rond die je wil vermoorden. Niet meer. Er zijn trouwens een heleboel dingen die ze niet meer kunnen doen. Dus het antwoord is ja. Wat wil je eten?’

Nim wilde eerst tegenwerpen dat hij geen trek had, maar dat was niet waar. Hij voelde zich misselijk, licht in zijn hoofd en uitgehongerd. ‘Een pizza,’ stelde hij voor.

Ze liepen over de begraafplaats naar de uitgang. Nim zag overal bewoners staan, maar ze keken alleen en lieten de jongen en zijn voogd zwijgend passeren.

Nim probeerde ze te bedanken voor hun hulp. Hij had zijn dankbaarheid het liefst over de hele begraafplaats uitgeschreeuwd. Maar de doden zwegen.

De verlichting in de pizzeria was fel, feller dan Nim eigenlijk prettig vond. Silas en hij zaten achterin en Silas leerde hem een menukaart te hanteren en eten te bestellen. (Voor zichzelf bestelde hij een glas water en een kleine salade, waarin hij met zijn vork prikte zonder een hap te nemen.)

Nim at zijn pizza met enthousiasme en met zijn handen. Hij stelde geen vragen. Silas zou zelf bepalen wanneer hij hem dingen wilde vertellen, of niet.

Maar zijn voogd begon: ‘We waren al heel lang van het bestaan van de Jacks op de hoogte, maar dat moesten we uit hun daden afleiden. Hoewel we vermoedden dat er een organisatie achter zat, wisten ze zich goed te verbergen. Pas toen ze de jacht op jou openden en je familie vermoordden, kon ik ze langzaam maar zeker opsporen.’

‘En die “we” zijn zeker juffrouw Lupescu en jij?’

‘Ja, en de rest van ons.’

‘De Eregarde.’

‘Waar heb je dat gehoord?’ vroeg Silas. ‘Laat maar. Kleine potjes hebben grote oren. Inderdaad, de Eregarde.’ Hij bracht het glas water naar zijn mond, bevochtigde zijn lippen en zette het weer op het tafelblad, dat glom als een spiegel. Alleen een oplettende toeschouwer zou opmerken dat het beeld van de lange man niet door het glimmende oppervlak werd weerkaatst.

‘Je hebt gedaan eh… wat je moest doen,’ zei Nim. ‘Nu ga je zeker weg?’

‘Ik heb beloofd dat ik hier blijf tot je volwassen zou zijn.’

‘Maar ik ben volwassen,’ zei Nim.

‘Nog niet. Bijna.’ Silas legde een biljet van tien pond op tafel.

‘Waarom was Scarlett zo bang voor me?’

Silas zweeg. De vraag bleef in de lucht hangen, terwijl de man en de jongen vanuit de fel verlichte pizzeria naar buiten stapten, het donker in, en door de avond werden opgeslokt.