Выбрать главу

Toen Denison in 1952 af zwaaide en hij niets om handen had, kwam hij in contact met een vertegenwoordiger van de Patrouille en trad hij er in dienst. Hij had het verschijnsel tijdreizen sneller geaccepteerd dan de meesten. Hij bezat een lenig verstand en tenslotte was hij archeoloog. Toen zijn opleiding eenmaal voltooid was, zag hij kans zijn eigen voorkeur en de belangen van de Patrouille op plezierige wijze te combineren: hij werd specialist in de Oosterse Indo-europese protohistorie, en was in bijna ieder opzicht een belangrijker medewerker dan Everard.

Het mocht dan waar zijn, dat de agent in bijzondere dienst door de geschiedenis kon reizen, reddend wie in nood waren, de wettelozen arresterend en de bestemming van de mensheid veilig stellend, maar hoe kon hij zonder gegevens weten wat hij aan het doen was?

Eeuwen voor de uitvinding van het hiëroglyfenschrift waren er oorlogen en volksverhuizingen geweest, hadden er ontdekkingsreizen plaatsgevonden en waren roemrijke daden gepleegd, die gevolgen hadden voor alle tijden. De Patrouille moest ermee op de hoogte zijn. De feiten vast te leggen, was het werk van de specialisten. ‘Bovendien was Keith m’n vriend,’ dacht Everard. Hij nam zijn pijp uit de mond. ‘Goed, Cynthia,’ zei hij. ‘Vertel me wat er gebeurd is.’

2

Haar zachte stemmetje klonk nu bijna zakelijk, zo goed had ze zichzelf in bedwang. ‘Hij ging de migraties van de verschillende Arische stammen na. Daar is weinig van bekend, weet je. Je moet beginnen op een punt, waarop je enige zekerheid bezit omtrent de historische ontwikkelingen, en dan terug werken. Daarom ging Keith de laatste maal naar Iran in het jaar 558 v.C. Dat was tegen het einde van het tijdvak der Meden, zei hij. Hij moest inlichtingen inwinnen onder de bevolking, kennis nemen van hun legenden, en daarna zijn bevindingen controleren in een nog vroegere periode, enzovoort… Maar dat weet je allemaal waarschijnlijk zelf wel, Manse. Je hebt hem wel eens geholpen, voor wij elkaar ontmoetten. Hij vertelde er vaak over.’

‘Ach, ik ging alleen maar mee voor het geval er zich moeilijkheden zouden voordoen,’ zei Everard, schouderophalend. ‘Hij bestudeerde de reisroute van de een of andere prehistorische stam, van de Don over de Hindoe-koesj. Wij vertelden hun opperhoofd dat we rondtrekkende jagers waren, verzochten om gastvrijheid en vergezelden de karavaan een paar weken. Het was leuk.’

Hij herinnerde zich de steppen en de wijde hemel, een stormachtige dag, waarop hij achter een antilope aan galoppeerde en een feest bij het kampvuur, en een bepaald meisje wier haar geurde naar de bitterzoete rook van het kampvuur. Even wenste hij dat hij geleefd en gestorven kon zijn als een van de stamleden.

‘Deze keer ging Keith alleen terug,’ vervolgde Cynthia. ‘Er is altijd zo’n tekort aan mensen in deze tak van dienst, in de hele Patrouille trouwens, denk ik. Zoveel duizenden jaren moeten bestudeerd worden en zo weinig mensenlevens om dat te doen. Hij was al vaker alleen gegaan. Ik was altijd bang hem te laten gaan, maar hij zei dat hij verkleed als zwervend schaapherder, met niets bij zich dat de moeite van het stelen waard was, in de hooglanden van Iran veiliger zou zijn, dan wanneer hij Broadway zou oversteken. Alleen deze maal was dat niet zo!’

‘Als ik het dus goed begrijp,’ zei Everard vlug, ‘vertrok hij een week geleden, zei je? — met de bedoeling de nodige inlichtingen te verzamelen, verslag uit te brengen bij het bureau van zijn tak van dienst, en dan terug te keren naar de dag waarop hij je verliet.’

‘Want alleen een ezel zou een langere periode van jouw leven laten voorbijgaan, zonder er zelf bij te zijn,’ dacht hij. ‘Maar hij kwam niet terug.’

‘Ja.’ Ze stak met het peukje van haar sigaret een nieuwe aan. ‘Ik was meteen bezorgd. Ik vroeg de baas om inlichtingen. Hij was zo goed, een week in de toekomst informaties te vragen, en kreeg ten antwoord dat Keith niet was teruggekeerd — dat was vandaag. Zijn eigen bureau zei, dat hij bij hen nooit verslag zou uitbrengen. Dus namen we contact op met het archief van het hoofdkwartier in dat tijdvak. Zij antwoordden dat… dat… Keith nooit terugkeerde en dat men nooit een spoor van hem had ontdekt.’ Everard knikte nadenkend. ‘Dan is er dus opdracht gegeven tot het instellen van een onderzoek, waarvan het hoofdkwartier natuurlijk van tevoren de uitslag al wist.’ Die veranderlijkheid van de geschiedenis was verantwoordelijk voor een enorme hoeveelheid paradoxen, bedacht hij voor de duizendste maal.

Als er iemand vermist werd, was je niet verplicht hem te gaan zoeken, ook al stond er ergens opgetekend dat je dat had gedaan. Maar hoe wilde je anders een kans hebben hem terug te vinden? Het was mogelijk dat je terugging en dan de gebeurtenissen zo wijzigde dat je hem tenslotte toch nog terugvond — in welk geval het verslag dat je inleverde ‘altijd’ al verslag had gedaan van je welslagen, en jij de enige zou zijn die op de hoogte was van de ‘vorige’ waarheid. Het kon nogal verwarrend zijn. Geen wonder dat de Patrouille zoveel drukte maakte, wanneer er veranderingen werden aangebracht, zelfs als die veranderingen niet van invloed waren op de hoofdlijnen van de geschiedenis. ‘Ons kantoor stelde de jongens in het oud-Iraanse tijdvak op de hoogte, en zij stuurden er een Patrouille op uit die ter plaatse een onderzoek moest instellen,’ raadde Everard. ‘Zij wisten slechts bij benadering de plaats waar Keith zijn onderzoekingen wilde doen, nietwaar? Ik bedoeclass="underline" omdat hij niet nauwkeurig kon weten, waar hij zijn voertuig zou kunnen verbergen, vulde hij de niet precieze coördinaten in.’ Cynthia knikte. ‘Maar wat ik niet begrijp, is dit: hoe komt het dat ze de machine later niet terugvonden? Wat er ook met Keith gebeurd is, zijn voertuig moet toch ergens in de omgeving achtergebleven zijn, verborgen in een of andere grot, of waar dan ook. Ze moeten toch minstens kans gezien hebben, zijn voertuig op te sporen, en vandaar uit ook Keith.’ Ze trok zo hevig aan haar sigaret, dat er kuiltjes in haar wangen zichtbaar werden. ‘Dat probeerden ze ook,’ zei ze. ‘Maar ze vertelden me dat het landschap daar woest en onherbergzaam is, en moeilijk te doorzoeken. Er kwam niets te voorschijn. Ze konden geen enkel spoor ontdekken. Misschien dat ze succes gehad hadden als ze zeer, zeer nauwkeurig te werk waren gegaan, als ze kilometer voor kilometer en uur bij uur hadden afgezocht. Maar dat durfden ze niet. Zie je, juist dat tijdvak is nogal labiel. Mr. Gordon liet me de analyse zien. Ik begreep maar weinig van al die symbolen, maar hij zei dat het gevaarlijk was, al te veel in die eeuw bezig te zijn.’

Everard hield een van zijn grote handen om de kop van zijn pijp. De warmte ervan was enigszins geruststellend. Labiele tijdvakken maakten hem nerveus.

‘Ik begrijp het,’ zei hij. ‘Zij konden niet zo goed zoeken, daar dat te veel plaatselijke boerenkinkels onrustig zou maken, waardoor die dan weer anders zouden kunnen handelen wanneer de grote crisis uitbreekt. Juist, maar hebben ze niet getracht in vermomming inlichtingen onder de bevolking in te winnen?’

‘Verschillende experts van de Patrouille hebben dat gedaan. Ze hebben het weken achtereen, naar Perzische tijdrekening, volgehouden. Ze kregen niet de geringste aanwijzing uit de inboorlingen los. Deze stammen zijn zo onbeschaafd en achterdochtig… misschien vreesden ze dat onze agenten spionnen van de koning der Meden waren; ik heb begrepen dat ze niet veel met hem op hadden… Nee, de patrouille kon geen spoor van hem vinden. En desondanks is er geen reden, aan te nemen dat het normale ontwikkelingspatroon verstoord is. Zij denken dat Keith vermoord werd en zijn voertuig op de een of andere manier verdween. En wat kan het hun schelen…’ Cynthia sprong op. Plotseling schreeuwde ze… ‘En wat kan het ze schelen, als er nog een graf met een skelet bijkomt?’