‘Gylfi!’ riep Þóra en ze bukte zich om de schoenen in het schoenenrek te zetten en de jas netjes op te hangen. ‘Hoe vaak moet ik je nog zeggen je jas en schoenen uit te trekken wanneer je thuiskomt?’
‘Ik versta je niet!’ hoorde ze vanuit het huis roepen.
Þóra sloeg haar ogen ten hemel. Er was geen hoop dat hij haar hoorde: de herrie van een of ander computerspel overstemde alles volkomen. ‘Zet dat zachter!’ riep ze terug. ‘Je beschadigt je gehoor!’
‘Kom hierheen! Ik versta je niet!’ was het antwoord dat teruggeschreeuwd werd.
‘O god,’ mompelde Þóra en ze trok haar jas uit. Haar dochter had vlug jas en schoenen uitgetrokken en Þóra verwonderde zich er voor de honderdste keer over hoe weinig broer en zus op elkaar leken. Haar dochter was heel netjes en had bijvoorbeeld als baby nauwelijks gekwijld. Haar zoon daarentegen wilde het liefst in een berg kleren wonen, zodat hij zich ’s avonds ongetwijfeld volkomen gelukkig in slaap kon laten vallen. Eén ding hadden ze echter gemeen en dat was een ongelooflijk geweten als het op school en huiswerk aankwam. Dat paste op een of andere manier heel goed bij het karakter van Sóley. Þóra vond het echter altijd nogal grappig wanneer Gylfi, met zijn lange, ongekamde haar en zijn kleren-met-doodshoofd, haast hysterisch werd omdat hij een opdracht op school had laten liggen of iets dergelijks. Þóra liep haar zoons kamer binnen. Gylfi zat als gelijmd aan het beeldscherm van zijn computer en hamerde op de muis. ‘Zet dat in godsnaam zachter, Gylfi,’ zei Þóra en ze moest haar stem wat verheffen, hoewel ze vlak naast haar zoon stond. ‘Ik hoor mijn eigen gedachten niet eens door al dat gekrijs.’
Zonder van het scherm op te kijken of met het gehamer op de muis op te houden zodat het verschil merkbaar was, reikte haar zoon met zijn linkerhand naar de knop van de luidspreker en zette hem zachter. ‘Beter?’ vroeg hij, nog steeds zonder op te kijken.
‘Ja, beter,’ antwoordde Þóra. ‘Zet hem nu uit en kom eten. Ik heb pasta gekocht en die is zo klaar.’
‘Ik wil alleen dit scherm afmaken,’ was het antwoord. ‘Nog twee minuten maar.’
‘Twee minuten dan,’ zei ze en ze draaide zich om. ‘Ik meen me te herinneren dat dat zo gaat: een, daarna twee. Dus niet een, drie, vier, vijf, zes en dan pas twee.’
‘Oké, oké,’ antwoordde haar zoon lichtgeraakt en ging verder met zijn spelletje.
Toen het eten een kwartier later op tafel stond, kwam Gylfi tevoorschijn en liet zich op zijn gewone plek neerploffen. Sóley was al gaan zitten en zat gapend voor haar bord. Þóra had geen zin om de maaltijd met problemen te beginnen door Gylfi eraan te herinneren dat hij er langer dan twee minuten over gedaan had om zijn ‘scherm’ af te maken. Ze was van plan hem aan het belang van familiemomenten te herinneren, toen haar gsm ging. Ze stond op om het telefoontje te beantwoorden. ‘Gaan jullie gewoon verder met eten en geen geruzie. Het is veel leuker als jullie vrienden zijn.’ Ze pakte haar telefoon van het keukenkastje, bekeek het nummer op het scherm maar dat was afgeschermd. Ze liep de keuken uit terwijl ze op de knop drukte om te antwoorden. ‘Met Þóra.’
‘Guten Abend, Frau Guðmundsdóttir,’ hoorde ze de droge stem van Matthias zeggen. Daarna vroeg hij of het slecht uitkwam.
‘Nee, geen probleem,’ loog Þóra. Ze dacht dat Matthias zich schuldig zou voelen als ze de waarheid zou zeggen: dat ze net wilde gaan eten. Hij was zo vreselijk beleefd, die man.
‘Heb je tijd gehad om naar de gegevens te kijken die ik je meegegeven had?’ vroeg hij toen.
‘Inderdaad ja, maar niet in detail,’ antwoordde Þóra. ‘Ik merkte meteen dat de onderzoeksrapportage van de politie niet volledig was. Ik stel voor dat er een formele aanvraag ingediend wordt om die in bezit te krijgen. Het is erg onhandig om er slechts delen van te hebben.’
‘Zeker.’ Een ongemakkelijke stilte volgde. Toen Þóra er iets aan wilde toevoegen, begon Matthias weer te praten.
‘Je hebt dus een besluit genomen?’
‘Over deze zaak, bedoel je?’ vroeg Þóra.
‘Ja,’ antwoordde hij kortaf. ‘Wil je hem op je nemen?’
Þóra aarzelde even voordat ze dat bevestigend beantwoordde. Ze meende dat ze Matthias, toen het hoge woord eruit was, van opluchting hoorde zuchten. ‘Sehr gut,’ zei hij ongewoon onbevangen.
‘Ik moet de overeenkomst inderdaad nog doornemen. Ik heb hem mee naar huis genomen om er vanavond naar te kijken. Als het klopt dat het een redelijk standaardcontract is, dan zie ik geen reden om hem morgen niet meteen te ondertekenen.’
‘Mooi.’
‘O ja, er was iets wat mij nieuwsgierig maakte: waarom zat het hoofdstuk over de autopsie niet in de map?’ Þóra wist dat dit best tot morgen had kunnen wachten, maar ze wilde het antwoord nu weten.
‘Er moest een bijzondere aanvraag ingediend worden om die gegevens in handen te krijgen en ik kreeg niet alles bij elkaar; alleen een losse compilatie van de belangrijkste details. Ik vond het echter een magere oogst en heb een aanvraag ingediend om de rapportage in zijn geheel te krijgen,’ antwoordde Matthias. ‘Het compliceerde de zaak zeker enigszins dat ik geen naaste verwant ben maar slechts een vertegenwoordiger van de verwanten, maar het is nu gelukkig voor elkaar. Daarom belde ik nu ook in plaats van erop te wachten om morgen van je te horen, zoals we besproken hadden.’
‘Hè?’ zei Þóra die de samenhang helemaal niet begreep.
‘Ik heb morgenochtend om negen uur een afspraak met de lijkschouwer die de autopsie op Harald verricht heeft. Hij zal de gegevens overhandigen en enige bijzonderheden met me nalopen. Ik wil graag dat je er samen met mij heen gaat.’
‘Aha,’ zei Þóra verbaasd. ‘Jaja, prima. Ik zal er zijn.’
‘Goed, ik haal je dan om half negen van je kantoor op.’
Þóra beet zich op de tong en had bijna gezegd dat ze over het algemeen nooit zo vroeg afspraken maakte. ‘Half negen. Tot dan.’
‘Frau Guðmundsdóttir,’ zei Matthias.
‘Noem mij Þóra: dat is veel eenvoudiger,’ viel Þóra hem in de rede. Ze voelde zich als een negentigjarige weduwe wanneer ze zo formeel aangesproken werd.
‘Þóra, dan,’ zei Matthias. ‘Nog één ding tot slot.’
‘Wat?’ vroeg Þóra nieuwsgierig.
‘Niet zwaar ontbijten morgen. Het zal nogal onsmakelijk worden.’
7 december 2005
6
Er waren ongetwijfeld veel eenvoudigere dingen in deze wereld dan een plek op de parkeerplaats van het Nationaal Ziekenhuis te vinden. Matthias vond er uiteindelijk eentje op aanzienlijke afstand van het gebouw dat onderdak bood aan het onderzoeksinstituut voor pathologie. Þóra was kort op kantoor geweest en had een brief aan de politie afgerond waarin ze een aanvraag indiende om als vertegenwoordiger van de familie de stukken over de zaak in bezit te krijgen. De brief zat in de envelop en in het bakje van Bella die er hopelijk vandaag mee naar de post zou gaan. Þóra besloot echter toch de kansen daarop te vergroten door een briefje op de envelop te plakken waarop stond: ‘Mag in geen geval voor het weekend op de post!’ Þóra had daarnaast de Luchtvaartschool opgebeld om navraag te doen naar de uitgave op Haralds creditcard in september. Ze had daar te horen gekregen dat Harald een klein vliegtuigje met piloot gehuurd had om op één dag naar Hólmavík en terug te vliegen. Þóra zocht Hólmavík op het internet op en het kostte niet veel tijd om te begrijpen wat Harald daar aangetrokken had: daar was een museum over hekserij in de Strandar-regio. Ze had vervolgens Hotel Rangá opgebeld om Haralds reizen daarheen na te trekken en ze had steeds te horen gekregen dat hij twee kamers voor twee nachten had gereserveerd en betaald; de namen op de reservering waren Harald Guntlieb en Harry Potter. Erg origineel. Ze vertelde Matthias hierover, evenals over Haralds reis naar Hólmavík, terwijl ze rondjes over het parkeerterrein reden.