‘Een hoop nieuwe informatie,’ zei Matthias en hij draaide de huurauto een net vrijgekomen parkeerplaats in.
Ze liepen in de richting van het huis dat voor het hoofdgebouw stond. Het had ’s nachts gesneeuwd en Matthias baande zich een weg over het pad dat zich daar gevormd had. Het weer was ruw en een bijtend koude noordenwind rukte aan Þóra’s haar. ’s Ochtends had ze besloten haar haar los te doen, maar ze kwam op dat besluit terug nu de wind haar haar in alle richtingen blies. Ik kom wel heel elegant op onze bestemming aan, dacht Þóra. Ze bleef even staan, draaide haar rug naar de wind toe en trachtte haar haar te beschermen door een sjaal om haar hoofd te wikkelen. Nadat ze dat gedaan had, liep ze met rasse schreden achter Matthias aan.
Toen ze uiteindelijk bij het huis aankwamen, keek hij voor de eerste keer op sinds ze bij de auto weggegaan waren. Hij keek lang heel geïnteresseerd naar de sjaal om haar hoofd. Ze kon zich goed voorstellen hoe aantrekkelijk ze eruitzag en kreeg dat bevestigd toen hij zijn wenkbrauwen optrok en zei: ‘Er is hierbinnen vast een toilet dat je kunt gebruiken.’
Þóra hield zichzelf in, hoewel ze hem graag een flinke sneer had gegeven. In plaats daarvan glimlachte ze alleen stijfjes naar hem en trok de deur open. Ze liep naar een vrouw die een leeg karretje voor zich uit duwde, en vroeg haar waar de arts te vinden was met wie ze een afspraak hadden. De vrouw vroeg hun eerst of hij hen verwachtte, maar toen wees ze hen in de richting van een werkkamer aan het einde van een gang. Ze zei hun ook even buiten te wachten, daar ze wist dat de arts nog niet terug was van een ochtendvergadering.
Þóra en Matthias gingen op twee versleten stoelen zitten die langs de muur van de gang stonden.
‘Ik wilde je niet beledigen. Sorry,’ zei Matthias zonder echter naar Þóra te kijken.
Þóra had geen zin om over haar uiterlijk te praten en reageerde niet. Ze haalde de sjaal zo waardig mogelijk van haar hoofd en legde hem op haar schoot. Ze reikte naar de stapel verscheurde tijdschriften die op een tafeltje tussen de stoelen lag.
‘Wat voor mensen lezen dit eigenlijk?’ mompelde ze terwijl ze door de stapel heen bladerde.
‘Ik denk dat degenen die hier terechtkomen, niet op zoek zijn naar leesmateriaal,’ antwoordde Matthias. Hij zat rechtop en keek recht voor zich uit.
Þóra legde de stapel geërgerd weg. ‘Nee, misschien niet.’ Ze keek op de klok en zei ongeduldig: ‘Waar blijft die man?’
‘Hij komt wel,’ was het antwoord kortaf. ‘Ik begin trouwens mijn bedenkingen over jou en deze bijeenkomst te krijgen.’
‘Hoe bedoel je?’ vroeg ze geïrriteerd.
‘Ik denk dat dit erg onplezierig voor je zal zijn,’ antwoordde hij en hij draaide zich naar haar toe. ‘Je hebt geen enkele ervaring met de realiteit van dit soort zaken en ik weet niet zeker of dit wel handig is. Het zou het beste zijn als ik je gewoon zou vertellen wat ter sprake komt.’
Þóra keek hem scherp aan. ‘Ik heb twee kinderen gebaard met bijbehorende pijn, bloed, nageboorten, slijmvliezen en god mag weten wat. Ik overleef het heus wel.’ Ze vouwde haar armen over elkaar heen en draaide zich om. ‘En wat heb jij dan wel gedaan?’
Matthias scheen niet erg vrolijk te worden van deze indrukwekkende ervaringen van Þóra. ‘Van alles en nog wat. Ik wil je die dingen besparen; in tegenstelling tot jou heb ik er geen behoefte aan me daarvoor op de borst te kloppen.’
Þóra sloeg haar ogen ten hemel. Hij was nou niet bepaald een lolbroek, deze Duitser. Ze besloot liever de Wachttoren te bestuderen dan te proberen gesprekken met hem gaande te houden. Ze was halverwege een artikel over de verderfelijke invloed van de televisie op jongeren over de hele wereld toen een man in een witte jas door de gang in hun richting gestormd kwam. Hij was rond de zestig, begon aan zijn slapen grijs te worden maar was verder erg gebruind. Zijn ogen waren omgeven door kleine, witte lachrimpeltjes waaruit Þóra afleidde dat hij in de zon veel plezier gehad moest hebben. Hij bleef voor hen staan en Þóra en Matthias stonden beiden op.
‘Aangenaam,’ zei de man en hij reikte hun de hand. ‘Þráinn Hafsteinsson.’
Þóra en Matthias groetten hem en stelden zich voor.
‘Treedt binnen,’ zei de arts in het Engels zodat Matthias het kon begrijpen, en deed de deur naar zijn werkkamer open. ‘Mijn excuses dat ik zo laat was,’ voegde hij er in het IJslands aan toe en hij richtte zijn woorden tot Þóra.
‘Dat geeft niet,’ antwoordde ze. ‘Er liggen in de wachtkamer zoveel interessante tijdschriften; ik had het liefst nog wat langer willen wachten.’ Ze glimlachte naar hem.
De arts keek haar verwonderd aan. ‘Ja, precies.’ Ze gingen zijn werkkamer binnen waar weinig oppervlakte onbezet was. De wanden waren voor het grootste deel met boekenplanken vol vakliteratuur en tijdschriften in alle soorten en maten bedekt en er stond één enkele archiefkast tussen. De arts liep naar een groot bureau waarop alles keurig geordend was, en ging zitten terwijl hij hun vroeg plaats te nemen in twee stoelen die voor het bureau stonden. ‘Welnu.’ Hij legde beide handen op het bureaublad terwijl hij dat zei, als om er nadruk op te leggen dat nu hun eigenlijke afspraak zou beginnen. ‘Ik neem aan dat we dit gesprek in het Engels moeten voortzetten.’
Þóra en Matthias knikten.
Hij ging verder: ‘Dat zal geen probleem zijn, aangezien ik mijn vervolgopleiding in de Verenigde Staten gedaan heb. Duits heb ik echter niet gesproken sinds ik indertijd bij een mondeling tentamen Duits weggelopen ben, dus dat zal ik jullie besparen.’
‘Zoals ik u aan de telefoon vertelde is Engels prima,’ zei Matthias en Þóra trachtte niet te lachen om zijn zware Duitse accent.
‘Goed,’ zei de arts en hij pakte een gele archiefmap die boven op een stapel bladen voor hem op zijn bureau lag. Hij legde die voor zich neer en maakte aanstalten haar te openen. ‘Ik zou nu moeten beginnen met mezelf te verontschuldigen voor het feit dat het lang geduurd heeft om toestemming te krijgen om het autopsierapport in zijn geheel te laten zien.’ Hij glimlachte verontschuldigend naar hen. ‘De bureaucratie waarmee zulke zaken gepaard gaan is altijd groot en het is niet altijd duidelijk hoe daarmee omgegaan moet worden wanneer de omstandigheden zo ongebruikelijk zijn als in dit geval.’
‘Ongebruikelijk?’ zei Þóra verbaasd.
‘Ja,’ antwoordde de arts. ‘Ongebruikelijk in die zin dat de naaste verwanten er zowel voor kozen een vertegenwoordiger te benoemen om de uitkomsten van de autopsie te bestuderen als vanwege het feit dat het een buitenlands staatsburger betreft.’ Hij glimlachte weer naar hen.
Þóra lachte beleefd terug, maar zag vanuit haar ooghoeken dat Matthias’ gezicht als versteend was.
De arts keek weg en ging verder. ‘Welnu, het rode lint dat daarbij hoorde was niet het enige dat deze zaak bijzonder maakte en ik vind het correct dat jullie dat begrijpen voordat we beginnen.’ De arts keek hen aan en lachte weer. ‘Dit was namelijk de meest wonderlijke en ongewone autopsie die ik ooit meegemaakt heb en ik heb toch het een en ander gezien, toen ik nog studeerde.’
Þóra en Matthias zeiden niets en wachtten totdat hij verderging; Þóra duidelijk meer gespannen dan Matthias, die zo onbewogen bleef als een standbeeld.
De arts schraapte zijn keel en opende de archiefmap. ‘We zullen niettemin beginnen met datgene waarmee een dergelijke rapportage normaliter begonnen wordt.’
‘Zeker, ga uw gang,’ mompelde Matthias, maar Þóra probeerde haar teleurstelling te verbergen. Zij wilde juist de bijzonderheden horen.
‘Nu dan, de doodsoorzaak was verstikking door wurging,’ zei de arts en hij klopte zacht op de gele archiefmap. ‘Als we klaar zijn, zal ik u een kopie van het autopsierapport geven waarmee u onze bevindingen meer gedetailleerd kunt nagaan, als u daar behoefte aan hebt. Het belangrijkste punt wat betreft de doodsoorzaak richt zich op hoe de overledene gewurgd is: we geloven dat daartoe een riem van stof gebruikt is, niet van leer. Degene die dat gedaan heeft, heeft veel kracht gebruikt toen hij of zij die aansnoerde: de verwondingen aan de hals zijn ernstig. Het is echter niet onwaarschijnlijk dat de druk langer aangehouden is dan nodig was om hem te doden, om een of andere reden; waarschijnlijk door gewelddadige haat of agressie.’