Выбрать главу

Voordat ze begon te praten, keek ze peinzend naar Gunnar, alsof ze zelf zorgvuldig haar woorden aan het kiezen was. De vingers van haar rechterhand tokkelden snel op het bureaublad en ze zuchtte diep. ‘Jezus,’ zei ze uiteindelijk.

Ze had zo te zien haar tijd niet aan een zorgvuldige woordkeuze besteed, dacht Gunnar, terwijl hij probeerde niet te laten blijken hoe ongepast hij het vond dat de directeur van het Árni Magnússon-instituut dergelijke woorden in de mond durfde te nemen. De tijden waren volkomen veranderd sinds Gunnar een jongeman was, zo’n veertig jaar geleden: toen werd het wenselijk geacht op je woorden te letten, nu vond men dat stom en overdreven. Liever gezegd: een vrouw als María, hoger opgeleid en op het hoogtepunt van haar carrière, nam grofheden in de mond. Gunnar kuchte. ‘Wat was er nou zo dringend, María?’

‘Jezus,’ herhaalde ze en ze haalde beide handen door haar kortgeknipte haar. Het was pas begonnen grijs te worden en dat was te merken aan een paar zilveren haren bij haar slapen, zichtbaar toen ze het op deze manier door de war maakte. Ze schudde haar hoofd en kwam eindelijk ter zake: ‘Er ontbreekt een brief.’ Na een korte stilte: ‘Er is een brief gestolen.’

Gunnar schudde weer met zijn hoofd en hij kon zijn verbazing en ontstemdheid niet verbergen. ‘Wat bedoel je eigenlijk? Gestolen? Uit het museum?’

María zuchtte. ‘Nee. Niet uit het museum: hier, binnen het instituut.’

Gunnar zat met zijn mond open. ‘Binnen het instituut? Hoe is dat nu mogelijk?’

‘Dat is een goede vraag: dit is voor zover ik weet de eerste keer dat hier zoiets gebeurd is.’ Met scherpere stem liet ze erop volgen: ‘Wie weet, misschien is er iets meer dan deze ene brief verdwenen. Zoals je heel goed weet, worden hier ongeveer zeshonderd handschriften en delen van handschriften uit de verzameling van Árni Magnússon bewaard, afgezien van alle brieven uit die verzameling en zo’n honderdvijftig handschriften uit de koninklijke boekencollectie. Ja, en dan nog zeventig andere handschriften en brieven uit diverse plaatsen.’ Ze onderbrak haar verhaal even en keek Gunnar recht in de ogen. ‘Het is volkomen duidelijk dat elk afzonderlijk document hier nu nagetrokken wordt om te zien of er meer documenten verdwenen zijn. Ik wilde dit echter onder vier ogen met je bespreken, voordat ik het openbaar zou maken. Zodra ik de opdracht tot het natellen geef, wordt het iedereen duidelijk wat er aan de hand is.’

‘Waarom wil je mijn mening hierover weten?’ vroeg Gunnar verbaasd en enigszins geërgerd. Hij hoefde als vakgroepshoofd weinig contact met het instituut te hebben en had daar ook geen bijzondere functie. ‘Je beschuldigt me er toch niet van dat ik die brief meegenomen heb?’

‘In hemelsnaam, Gunnar. Het is het beste dat ik je dit meteen uitleg, voordat je vraagt of ik de rector verdenk.’ Ze gaf hem een brief die op haar bureau lag. ‘Herinner je je de documenten die we van het Deens staatsarchief te leen kregen?’

Gunnar schudde zijn hoofd. Het instituut kreeg vaak buitenlandse collecties te leen, die op een of andere wijze met onderzoeksprojecten te maken hadden waaraan binnen het instituut gewerkt werd. Gunnar schreef er vaak genoeg over, maar zoiets bleef hem niet in het bijzonder bij, behalve als het documenten betrof die met zijn aandachtsgebieden binnen de wetenschap te maken hadden. Deze Deense brievenverzameling had daar duidelijk niet bij gehoord. Hij las de brief door die door ene Karsten Josephsen, afdelingshoofd van het Deens staatsarchief, geschreven was. De brief was in het Deens geschreven en diende ter herinnering dat de documenten binnenkort teruggezonden dienden te worden naar Denemarken. Hij gaf María de brief terug. ‘Ik was hier niet van op de hoogte.’

Ze nam de brief aan en legde hem weer op dezelfde plek voor zich op het bureau. ‘Dat kan goed zijn. Het betreft een verzameling brieven die aan de priester van de kathedraal in Hróarskelda geschreven werden. Ze stammen allemaal uit de periode 1500-1550. Ik begrijp dat er niet heel veel bij zat dat de interesse van onze geleerden gewekt heeft, hoewel de brieven die in 1536 gedateerd zijn, dus rond de tijd van de reformatie in dat deel van het land, interessant waren. De brief die verdwenen is, hoorde daar echter niet bij.’

‘Waar ging die brief over?’ vroeg Gunnar, die nog steeds niet wist in welk opzicht dit allemaal voor hem relevant kon zijn.

‘Ik weet natuurlijk niet precies wat er in de brief stond, omdat die verdwenen is; ik weet wel dat hij uit 1510 was en door Stefán Jónsson, de toenmalige bisschop op Skálholt, geschreven was aan de priester van de kathedraal in Hróarskelda. Deze informatie heb ik uit een index die bij de verzameling zat, toen die naar IJsland gestuurd werd. Zo ontdekte ik ook dat deze brief verdwenen was: ik heb gebruik gemaakt van die index bij het inpakken en klaarmaken van de collectie voor het retourneren naar Denemarken.’

‘Kan het zijn dat de brief nooit hierheen gekomen is: dat hij gewoon vanaf het begin al ontbrak?’ vroeg Gunnar hoopvol.

‘Uitgesloten,’ was het antwoord. ‘Ik was erbij toen de collectie vorig jaar in ontvangst genomen werd en er is natuurlijk op gelet dat de collectie vergeleken werd met de index die erbij zat. Het was allemaal pico bello in orde en alles zat op zijn plek.’

‘Is deze brief niet gewoon ergens uitgeleend?’ vroeg Gunnar. ‘Zou men hem niet per ongeluk met andere documenten uitgeleend kunnen hebben?’

‘Weet je,’ antwoordde María, ‘als dit niet vaker zou gebeuren, zou dat zeker een mogelijkheid kunnen zijn.’ Ze zweeg even om nadruk te leggen op wat ging volgen. ‘Toen ik de verdwijning ontdekte, ben ik meteen in ons computersysteem naar de brief gaan kijken; je weet waarschijnlijk dat we elk afzonderlijk document inscannen dat door ons bewaard wordt, of het nu in ons bezit is of slechts in bruikleen?’ Gunnar knikte en María ging verder. ‘En wat denk je? Het bestand was net gewist: uitgerekend deze ene brief.’

Gunnar dacht er nog eens over na. ‘Ho nou eens even. Is er niet gewoon een aanwijzing dat de brief helemaal niet bij die zending gezeten heeft? Werden de brieven niet wat haastig ingescand nadat ze in ontvangst genomen waren?’

‘Ja, daar werd een dag later mee begonnen. Maar die brief was erbij en hij werd ingescand. Ik kan dat zien aan het nummeringssysteem dat we gebruiken om bestanden in het geheugen mee te markeren. De verzameling krijgt een vast kengetal en de afzonderlijke documenten krijgen daarin oplopende volgnummers, met de bestanden gerangschikt naar leeftijd van de documenten: het oudste het eerst in de rangorde.’ Ze streek weer met haar vingers door haar haar. ‘Er ontbreekt een nummer op de plaats in de rangorde waar deze brief terechtgekomen was.’

‘Maar hoe zit het met de back-ups van het computersysteem? Er is steeds op gehamerd hoe goed we tegen crashen van de computer beveiligd zijn. Kun je geen back-up van dit ene bestand vinden?’

María glimlachte met moeite. ‘Ik heb dat al nagetrokken. Volgens onze netwerkbeheerder is dit bestand noch in de dagelijkse back-ups, noch in de meest recente maandelijkse back-up te vinden. Hij zegt dat de dagelijkse spoelen elke week vervangen worden: naar het schijnt zijn er afzonderlijke spoelen voor maandag, afzonderlijke spoelen voor dinsdag, enzovoorts. Daarom zijn er geen oudere back-ups dan van een week oud op die spoelen. Hetzelfde geldt voor de maandelijkse back-ups: die worden ook steeds vervangen, zodat de oudste back-up die we hebben, een maand oud is. Dit bestand is meer dan een maand geleden gewist. Trouwens, er is een back-up die zes maanden oud is, die ligt opgeslagen in de kluis van het instituut. Ik heb die niet laten ophalen, aangezien ik me er eerder niet ten volle van bewust was hoe ernstig de zaak in feite is.’