Toen Þóra en haar compagnon Bragi, die ouder en meer ervaren was, hun krachten gebundeld hadden en een kantoor hadden geopend, waren ze zo van dit pand gecharmeerd geraakt dat ze hadden ingestemd met de clausule in het huurcontract dat de dochter van de verhuurder als secretaresse ingehuurd diende te worden. Toen hadden ze nog niet kunnen vermoeden in welke situatie ze zouden belanden. Het meisje had prachtige referenties van de makelaars die vroeger in het pand gezeten hadden. Þóra was er nu van overtuigd dat ze van deze prachtige plek aan de Skólavörðustígur gevlucht waren puur en alleen om van dit kreng van een secretaresse af te komen. Ze rolden vast nog om van het lachen over de referenties die Þóra en Bragi geslikt hadden. Þóra wist ook zeker dat ze, mochten ze ooit met deze zaak naar het gerecht gaan, de clausule zouden kunnen aanvechten op grond van het feit dat de referenties nogal twijfelachtig waren geweest. Maar daarmee zou ook het beetje reputatie dat ze nu opgebouwd hadden in rook opgaan: wie wil er nu advies van een advocatenkantoor dat zich in het bijzonder met contractrecht bezighoudt, terwijl het van zijn eigen contracten een puinhoop maakt? Maar toch: hoewel ze van haar af zouden kunnen komen, leek het er niet op dat goede administratieve krachten in rijen stonden te wachten.
‘Er heeft iemand voor je gebeld,’ mompelde Bella, die aan het beeldscherm gekleefd zat.
Þóra keek verwonderd op terwijl ze haar jack ophing. ‘O?’ antwoordde ze en ze voegde er met een sprankje hoop aan toe: ‘Heb je enig idee wie het was?’
‘Nee. Sprak Duits, geloof ik. Ik begreep hem in elk geval helemaal niet.’
‘Heeft hij gezegd of hij terug zou bellen?’
‘Weet ik niet. Ik heb de telefoon erop gegooid. Per ongeluk.’
‘In het onwaarschijnlijke geval dat deze man terugbelt ondanks het feit dat je de hoorn erop gegooid hebt, kun je hem dan tenminste naar mij doorverbinden? Ik heb in Duitsland gestudeerd en spreek wat Duits.’
‘Hrmf,’ gromde Bella. Ze haalde haar schouders op. ‘Misschien was het geen Duits. Het had best Russisch kunnen zijn. Het was in ieder geval een vrouw. Of een man.’
‘Bella, wie er ook belt – een vrouw uit Rusland of een man uit Duitsland of voor mijn part een hond uit Griekenland die in vreemde tongen spreekt – verbindt de persoon naar me door, oké?’ Þóra wachtte het antwoord niet af – ze verwachtte er geen – en ging in plaats daarvan linea recta haar sober ingerichte werkkamer in.
Ze ging zitten en zette de computer aan. Haar bureau was vandaag een minder erge puinhoop dan gewoonlijk. De dag ervoor had ze een uur besteed aan het ordenen van de stapel papieren die zich in de afgelopen maand opgestapeld had. Ze had ongewenste post en grappige berichten van vrienden en bekenden weggegooid. Er bleven drie telegrammen van cliënten over, eentje van haar vriendin Laufey, die zich in het weekend doorgaans nogal misdroeg, en tot slot eentje van de bank. Verdomme. Zeker alweer zo’n brief waarin stond dat ze te ver in het rood stond. Ze besloot de post maar niet open te maken.
De telefoon ging.
‘Advocatenkantoor Miðbær, met Þóra.’
‘Guten Tag. Frau Guðmundsdóttir?’
‘Guten Tag.’ Þóra zocht naar pen en papier. Hoogduits. Ze herinnerde zichzelf er meteen aan deze vrouw steeds met ‘Sie’ aan te spreken.
Þóra deed haar ogen weer dicht en hoopte dat het Duits dat ze goed onder de knie had gekregen toen ze aan de universiteit in Berlijn haar rechtenstudie afsloot, zou volstaan. Ze lette zo goed als ze kon op haar uitspraak. ‘Hoe kan ik u van dienst zijn?’
‘Mijn naam is Amelia Guntlieb. Ik heb uw naam gekregen van professor Anderheiß.’
‘Dat kan kloppen: hij was degene die mij in Berlijn college gaf.’ Þóra hoopte dat ze de juiste woorden gevonden had. Ze merkte hoe haar uitspraak achteruitgegaan was. Er deden zich op IJsland maar weinig gelegenheden voor om Duits te spreken.
‘Ja.’ Na een ongemakkelijke stilte ging de vrouw verder: ‘Mijn zoon is vermoord. Mijn man en ik hebben hulp nodig.’
Þóra probeerde snel na te denken. Guntlieb? Heette die Duitse student die vermoord was niet Guntlieb?
‘Hallo?’ De vrouw scheen niet zeker te weten of Þóra nog aan de lijn was.
Þóra haastte zich te antwoorden: ‘Pardon… uw zoon. Was dat hier op IJsland?’
‘Ja.’
‘Ik denk dat ik weet over welke moord u het hebt, maar ik moet toegeven dat ik daarover alleen via de media gehoord heb. Weet u zeker dat u de juiste persoon te pakken hebt?’
‘Ik hoop het. Wij zijn niet tevreden over het politieonderzoek.’
‘Nee?’ vroeg Þóra verbaasd. De politie had de zaak voortreffelijk opgelost, vond zij. De moordenaar was binnen drie dagen na die afschuwelijke moord gearresteerd. ‘U weet hopelijk dat ze een man in hechtenis hebben genomen?’
‘Dat is ons inderdaad bekend. We zijn er echter niet van overtuigd dat hij de schuldige is.’
‘Waarom niet?’ vroeg Þóra vol ongeloof.
‘We zijn er gewoon niet van overtuigd; meer valt daar niet over te zeggen.’ De vrouw kuchte beleefd. ‘We willen graag dat een ander de zaak bekijkt, iemand die neutraal is. Iemand die Duits spreekt.’ Stilte. ‘U zult wel begrijpen dat dit moeilijk voor ons is. Weer was het even stil. ‘Harald was onze zoon.’
Þóra trachtte haar medeleven te tonen door de toon van haar stem te verlagen en zachter te spreken. ‘Natuurlijk, natuurlijk, ik begrijp het heel goed. Ik heb zelf een zoon. Ik kan me natuurlijk geenszins in het verdriet van u en uw man verplaatsen, maar ik betuig u mijn innigste deelneming. Desalniettemin weet ik niet zeker of ík u kan helpen.’
‘Hartelijk dank voor uw warme woorden.’ De stem was ijskoud. ‘Professor Anderheiß beweert dat u over de eigenschappen beschikt die wij zoeken. Hij zei dat u vasthoudend en vastberaden was en niet snel tevreden met een antwoord.’ Stilte. Þóra kon zich niet aan de gedachte onttrekken dat Anderheiß zeker geen botte uitspraken had willen doen. De vrouw ging verder. ‘En hij noemde u ook sympathiek. Hij is een goede vriend van onze familie en we vertrouwen hem zeer. Bent u bereid de zaak op u te nemen? We zullen u rijkelijk betalen.’ De vrouw noemde een bedrag.
Het honorarium was ongelofelijk hoog en het maakte Þóra niet uit of daar nog btw af zou gaan. Een uurloon was meer dan de helft hoger dan wat Þóra gewend was. Daarnaast bood de vrouw een bonus aan, wanneer het onderzoek zou leiden tot de arrestatie van een ander dan degene die nu vastzat. De bonus was alleen al hoger dan Þóra’s hele jaarinkomen. ‘Wat verwacht u voor dit bedrag? Ik ben geen privédetective.’
‘We zijn op zoek naar iemand die de zaak opnieuw kan bekijken, het bewijsmateriaal onder de loep kan nemen en de conclusie van de politie kan evalueren.’ Wederom onderbrak de vrouw haar verhaal, voordat ze verder ging. ‘De politie weigert met ons te praten. Dat stoort ons.’