Выбрать главу

‘Harald kon die verzameling dus zo maar van hot naar her slepen naar het hem goeddunkte?’ vroeg Þóra.

Matthias lachte. ‘Ik zou het helemaal niet vreemd vinden als hij het voor elkaar gekregen had alles met zich mee te nemen, ook al had hij de verzameling niet geërfd. Ik denk dat Haralds ouders gewoon opgelucht waren dat ze ervanaf waren, hoewel slechts een gedeelte hiervan uit hun huis kwam.’

Þóra knikte. ‘Komt deze stoel uit de collectie?’ Ze wees naar de oude houten stoel, die in een hoek van de kamer stond.

‘Ja,’ antwoordde Matthias. ‘Dit is een duikstoel, die werd gebruikt om mensen in water onder te dompelen. Dit is trouwens een voorbeeld van een straf door marteling, wat iets heel anders is dan martelingen omwille van onderzoek. Hij komt uit Engeland.’

Þóra liep naar de stoel en liet haar vingers over het houtsnijwerk op de rug gaan. Ze kon het opschrift niet lezen: dat was erg vervaagd, bovendien kende ze de lettertekens niet. Er zat een groot gat midden in de zitting van de stoel en op de armleuningen zaten sporen van aangetrokken en gekrompen leren riemen, die duidelijk bedoeld waren om de handen van degene die in de stoel zat, mee vast te snoeren.

‘Het gat was bedoeld om het water doorheen te laten lopen zodat de stoel zeker zou zinken en het mogelijk zou zijn om mensen onder te dompelen. Het was als vernedering bedacht, maar eindigde er soms mee dat de persoon die op de stoel zat, verdronk vanwege de slordige werkwijzen van degenen die met het onderdompelen belast waren.’

‘Wat ben ik blij dat ik niet in die tijd leefde,’ zei Þóra en ze liet de stoel los. Ze zou vast en zeker de klos zijn geweest, aangezien ze er maar al te vaak moeite mee had haar mond te houden, wanneer ze iets op haar hart had.

‘Dit is een van de iets aardiger instrumenten die tot de verzameling behoren,’ zei Matthias. ‘Degenen die sommige van deze apparaten uitgevonden hebben, waren erg origineel; uit wreedheid schijnt men zijn inbeeldingsvermogen volledig de vrije loop te laten.’

‘Ik wil eigenlijk wel weg uit deze gezellige kamer; moeten we niet verdergaan?’

Matthias stemde in. ‘Kom, ik zal je de andere kamers laten zien. Die zijn niet zo erg. En met de keuken is ook weinig mis; laten we daar beginnen.’

Ze liepen naar de keuken, die op de hal uitkwam. Hij was niet overdreven groot maar toch erg mooi en volgebouwd met nieuwe of bijna nieuwe apparatuur. Wijnflessen lagen her en der in rekken op planken van de inbouwkeuken. Þóra begon eraan te twijfelen of Matthias veel van ‘gewone mensen’ afwist: de keuken bij haar thuis was zo ongeveer het tegenovergestelde van dit. In de keuken van Harald stond een groot gasfornuis met een grote stalen afzuigkap, een afwasmachine, een spoelbak die niet zou misstaan in een kantine, wijnkoelers en een dubbele koelkast van het grootste model. Þóra liep ernaartoe. ‘Ik heb altijd zo’n ijsblokjesmachine willen hebben.’

‘Waarom neem je dan niet zo’n koelkast?’ vroeg Matthias.

Þóra draaide zich van de koelkast naar Matthias. ‘Om dezelfde reden waarom ik geen andere dure dingen die ik wilde hebben gekocht heb. Omdat ik er geen geld voor heb. Hoewel het voor jou misschien moeilijk is om je dat voor te stellen, komt het in sommige huishoudens voor dat er geldtekort is.’

Matthias haalde zijn schouders op. ‘Een ijskast is nu niet bepaald een luxeartikel.’

Þóra gaf geen antwoord. Ze liep naar de kastjes en keek erin. In een van de onderste kastjes stond een set stalen pannen met glazen deksels die zo glansden dat ze eraan twijfelde of ze veel gebruikt waren. ‘Het lijkt me dat Harald weinig interesse had voor de kookkunst, ondanks deze prachtige keuken,’ zei ze en ze sloot het kastje.

‘Nee, als ik hem goed ken, kocht hij liever kant-en-klaarmaaltijden of ging hij gewoon uit eten.’

‘Dat blijkt ook wel uit de afschriften van zijn creditcard.’ Ze keek om zich heen en zag niets wat hun waarschijnlijk nieuwe aanwijzingen zou verschaffen. Beter gezegd, de deur van de koelkast was leeg: geen koelkastmagneten en dus ook geen briefjes. Haar eigen koelkastdeur werd als een soort informatiecentrum voor het hele huis gebruikt. Ze kon zich nauwelijks herinneren welke kleur hij had: hij was bedekt met roosters, uitnodigingen voor verjaardagen en andere zaken die ze niet moest vergeten. ‘Moeten we de rest niet bekijken?’ vroeg Þóra, die de keuken al voldoende bekeken had. ‘Ik betwijfel of we hier iets zullen vinden wat ons verder zou kunnen brengen.’

‘Behalve dan dat iemand hem om die koelkast vermoord kan hebben,’ zei Matthias; hij voegde er vlug op plagende toon aan toe: ‘Waar was jij in de nacht dat de moord gepleegd werd?’

Þóra hield het maar bij een sarcastische glimlach. ‘Op de afschriften van zijn creditcard stonden een paar kleinere uitgaven in een dierenwinkel; had Harald huisdieren?’

Matthias schudde verbaasd zijn hoofd. ‘Nee, hier waren geen dieren en ook niet iets wat erop wees dat dat het geval geweest was.’

‘Het kwam me zo voor dat hij iets voor zijn huisdier gekocht had.’ Þóra keek in de keukenkastjes op zoek naar kattenvoer of ander dierenvoer. Niets.

‘Bel even naar die winkel,’ zei Matthias. ‘Misschien herinneren ze zich hem nog; wie weet?’

Þóra gaf gehoor aan zijn verzoek. Ze vond het nummer van de winkel, draaide het, sprak met de winkelbediende en hing weer op. ‘Vreemd,’ zei ze tegen Matthias: ‘Hij herinnerde zich hem inderdaad en zei dat Harald een paar keer een hamster gekocht had. Weet je zeker dat hier geen hamsterkooi gestaan heeft?’

‘Heel zeker,’ antwoordde Matthias.

‘Gek,’ zei Þóra. ‘De jongen met wie ik sprak zei ook nog dat Harald geprobeerd zou hebben een raaf van hem te kopen.’

‘Een raaf?’ zei Matthias geschokt. ‘Waarom?’

‘Dat wist hij niet. Ze hebben geen raven te koop, dus er werd verder niet over doorgepraat. Hij vond het gewoon vreemd en herinnerde zich hem daarom.’

‘Het zou me niet verbazen als hij zo’n vogel als een of ander statussymbool voor zichzelf zag, met al die toverwaanzin van hem,’ zei Matthias.

‘Misschien,’ antwoordde Þóra. ‘Maar die hamsters toch niet?’

Ze gingen de keuken uit en de gang op naar de andere kamers in de woning. Matthias opende de badkamer, waar Þóra recht inkeek: hij leek geen geheimen te herbergen. Evenals de keuken was hij modern en strak, maar aan de andere kant niet bijzonder interessant. Ze gingen Haralds slaapkamer binnen, en die zag er heel wat boeiender uit.

‘Heeft iemand hier opgeruimd of was het altijd zo netjes bij hem?’ vroeg Þóra en ze wees naar het keurig opgemaakte bed. Het bed was ongewoon laag, net als de bank in de woonkamer.

Matthias ging op het bed zitten. Zijn knieën reikten tot zijn kin. Hij veranderde de positie van zijn benen en strekte ze recht voor zich uit. ‘Hij had een schoonmaakster die in het weekend waarin hij vermoord werd, alles op orde gebracht heeft, tot ongenoegen van de politie. Zij wist op dat moment, evenmin als alle anderen, natuurlijk niets af van de moord: ze kwam gewoon op haar vaste tijd en ruimde alles op. Ik heb met haar gesproken en ze had niets dan lof over Harald. Ze zei trouwens dat weinig vrouwen bij het bedrijf waarvoor ze werkt, deze woning wilden aannemen.’

‘Hoe zou je dít nu over het hoofd kunnen zien?’ zei Þóra sarcastisch en ze wees naar de platen die aan de wanden hingen. Ze hadden hetzelfde thema als die in de woonkamer, maar op deze was men hoofdzakelijk bezig vrouwen te martelen, te straffen of hen van het leven te beroven. Over het algemeen waren ze naakt tot aan hun middel; sommige waren helemaal naakt. ‘Dit is toch de slaapkamer van elke doorsnee man.’